woensdag 29 september 2010

Mooi Twenthe (1925): Lonneker

LONNEKER
Zooals de dooier in 't ei door het wit, zoo wordt geheel Enschedé door de uitgestrekte gemeente Lonneker omgeven. Zij bestaat uit een aantal buurschappen, die samen eene oppervlakte hebben van ongeveer 14000 H.A. en eene bevolking tellen van bij de 22000 inwoners. Hoewel in de nabijheid der ‘stad’ ook enkele fabrieken gevonden worden, is toch in de gemeente Lonneker landbouw het hoofdmiddel van bestaan.
Vroeger, 'n dertig, veertig jaar geleden, was hier nog veel heide, maar door intensieve cultuur van den bodem en het gebruik van kunstmest, is thans veel van die heide in vruchtbaar bouw- en weiland veranderd. Veel wordt hier dan ook voor den vooruitgang van landbouw en veeteelt gedaan. De welvaart, die de landbouw aan Lonneker bracht, heeft al lang haar stempel op de plattelandsgemeente gedrukt. Alles heeft in de laatste jaren een ander aanzien gekregen. De ‘losse hoezen’ van vroeger zijn zoo goed als geheel verdwenen en hebben plaats gemaakt voor modern gebouwde boerderijen, met grupstallen voor het vee, met gierkelders en andere verbeteringen, die de landbouw -in de laatste jaren gebracht heeft. Ook de kleeding, vooral van jongelieden, is meer ‘stadsch’ geworden, hoewel in afgelegen buurten de ouderwetsche kleederdracht hier en -daar nog voorkomt.
De dorpskom der gemeente ligt tusschen Enschedé en Oldenzaal, ongeveer 'n uur van beide plaatsen. Zij bestaat uit een aantal onregelmatig verspreid liggende woningen, waarvan de bewoners met wat landbouw en de uitoefening van 't een of ander bedrijf zich bezig houden. Een sieraad van het dorp is de in 1912 gebouwde Roomsche kerk, die toen het kerkgebouw, dat van 1820 dagteekende, heeft vervangen. Nog staat hier een Openbare en een R.K. school, welke laatste, in 1872 gesticht, onlangs door een geheel nieuwe is gevolgd.



Een tweede Lonnekerbuurt, waaraan wij een bezoek dienen te brengen, is Glanerbrug, gewoonlijk kortweg ‘de Brug’ geheeten. Van Enschedé bereikt men de plaats in een uur over 'n weg, die aan weerszijden met reeds vrij forsche eiken en beuken en aan 't begin met nette villa's en landhuizen, prijkt. Een halve eeuw geleden, bestond van de Brug nog niet veel meer dan een grenskantoor, met daarbij staande kommiezenwoningen en hier en daar wat verspreide boerderijtjes en arbeiderswoningen. Zoowat veertig jaar geleden, is men toen met den opbouw van Glanerbrug begonnen. Althans in 1886 bestond er reeds eene school met ruim 40 leerlingen en twee onderwijzers, die in 1921 was aangegroeid tot eene met ruim 400 discipelen, die door 13 onderwijzers werden onderwezen! De bevolking was toen tot 5000 inwoners gestegen, die hun bestaan vonden in de fabrieken te Gronau, in de even over de grens gebouwde fabriek Eilermark, en eene kleine minderheid te Enschedé. In die jaren waren aan de Brug verrezen: vier kerken, twee kloosters, vier scholen, een hulppostkantoor en tal van netgebouwde winkels. In de ongelukkige oorlogsperiode, sedert 1914 werd de vooruitgang der plaats met kracht geremd en wij vreezen, dat de Brug in afzienbaren tijd niet weer den bloei zal beleven, dien ze in 't begin van deze eeuw genoot.

Een andere belangrijke buurschap van Lonneker is Boekelo. Van Hengelo en Enschedé loopen hier de lijnen van 't Lokaalspoor in een V-vorm samen, om vervolgens van Haaksbergen over de Geldersche grens te gaan. Te Boekelo is ook eene industrie en wel een bleekerij en drukkerij, die in een sierlijk fabrieksgebouw worden uitgeoefend. Iets verder, naar 't zuiden, ligt aan de lijn de halte ‘Zoutindustrie’, in wier nabijheid men sedert enkele jaren zout uit den bodem wint. Tot 1817 stond in deze buurt een kasteel, de Hof te Boekelo, toen het eigendom van Mr. H.I.C. van Kempen, te Zwolle. Aan dezen Hof is een merkwaardige geschiedenis verbonden, die we hier in 't kort willen mededeelen. Een der vroegere Heeren van Boekelo had indertijd aan de kerk van Alstätte, liggende even over de grens, den een of anderen dienst bewezen. De kerk had zich toen verplicht den heer van B. telken jaren een houten bekertje aan te bieden, n.l. de duigjes van eikenhout, de hoepeltjes van hazelaar, gebonden in drie rijen, die van den bast ontdaan waren. De koster van Alstätte, die, als hij jaarlijks den tijnsbeker bracht, door den Heer en zijn gezin met eenige plechtigheid ontvangen werd, ontving dan den beker eerst vol scharrebier, in later tijd een spekpannekoek. In 1851 is dit gebruik afgeschaft. In de Oudheidkamer te Enschedé wordt thans nog een tijnsbeker van Boekelo bewaard.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten