ENSCHEDE
Een overoude stad is Enschede. Waarschijnlijk werden zijne grondslagen reeds in den Saksischen tijd, alzoo omstreeks het midden der 6e eeuw, gelegd. Als de meeste plaatsen in Twenthe, ontstond ook Enschedé in eene marke of buurschap, waarvan de stad het centrum of middelpunt werd en wel in de thans nog in de gemeente Lonneker gelegen buurschap Eschmarke, waar eene kleine oppervlakte gronds werd afgeperkt, die, ter versterking, met een gracht, later Stadsgraven genoemd, omringd werd. De Groote Kerk, staande aan de Markt, dagteekent met haar Romaanschen bouw uit het midden der 11e eeuw, dus ongeveer uit het jaar 1050. Door brand, verbouwing, enz. heeft zij in den loop der eeuwen menige verandering ondergaan. Het was de eerste steenen kerk, die hier te Enschedé gebouwd werd. Vóór dien tijd - laten we zeggen van 800-1050 - zullen hier wel zeer eenvoudige houten bedehuizen gestaan hebben.
Tot 1325 gold hier nog het Markenbestuur, dat is een Hunno of hoofdman stond aan het hoofd van een Markenbond, een vereeniging van alle in de omgeving van Enschedé gelegen marken of buurschappen. In genoemd jaar evenwel werd Enschedé tot stad verklaard en wel door den bisschop van Utrecht, Jan van Diest, die haar toen stadsrechten verleende. In 't geheele bezit der stad kwam de bisschop eenige jaren later en wel door aankoop van onderscheidene bezittingen, binnen en buiten de stad, die vroeger het eigendom van den Heer van Ottensteen waren geweest.
Enschedé was nu eene bisschoppelijke stad geworden, wat het geweest is van 1325-1528. Toen kwam het wereldlijk bezit van het Bisdom Utrecht en dus ook Enschedé, aan Karel V en later, na diens aftreden, aan zijn zoon Philips II. Gevoegd werd zij bij de Republiek der Vereenigde Nederlanden, nadat zij in 1597 door Prins Maurits op de Spanjaarden was veroverd.
Reeds omstreeks 1580 was de Reformatie uit Duitschland tot Enschedé doorgedrongen; Wolter Bruns was er de laatste R.K. pastoor. In 1633 ging de Groote Kerk van Roomsch in Protestantsch bezit over. Den Katholieken werd reeds in 1665 vergund eene kerkschuur te mogen bouwen, die kwam te staan Achter het Hofje, waar nu de electrische centrale is.
Al sedert lang bestond te Enschedé, zoowel als elders in Twenthe, eenige nijverheid, het spinnen en weven van linnen garens, dat toen deels huis-, deels fabrieksarbeid was. Tegen het begin der l8e eeuw hebben twee Enschedeërs, de gebroeders Jan en Herman van Lochem, de textielnijverheid hier ter stede eene groote schrede vooruit gebracht, door de invoering n.l. van het weven van z.g. halflinnen, waarvoor linnen schering en katoenen inslag werden gebruikt.
In Mei 1750 brak hier een geweldige brand uit, waardoor ruim 70 huizen in de asch werden gelegd.
Het aantal fabrieken en werkplaatsen was hier in 't begin der 19e eeuw reeds vrij aanzienlijk. Het was evenwel alles nog handarbeid, terwijl in de omliggende dorpen en buurschappen nog al veel voor Enschedé gesponnen en geweven werd. Eene groote verbetering bracht de oprichting der weefschool te Goor, die daar in 1833 door den bekenden Thomas Ainsworth gesticht werd en waardoor een ander model weefgetouwen en de z.g. snelspoel in gebruik kwamen. De kroon op het werk werd evenwel gezet toen hier in 1835 de stoom als drijfkracht voor 't eerst werd aangewend en wel in de Enschedesche Katoenspinnerij, die toen aan den Hengeloschen weg werd opgericht.
Eindelijk, op den 7 Mei 1862, ging geheel toenmalig Enschedé binnen enkele uren in vlammen op. Maar als een fenix is de stad toen weer uit hare asch verrezen. Die 7e Mei is voor Enschedé geworden de grens tusschen den ouden en den modernen tijd, tusschen het Enschedé van voor zestig jaren en het tegenwoordige, dat door de toenmalige bewoners misschien thans niet meer zou herkend worden.
Toen de stad in 1862 afbrandde, was het aantal inwoners nog beneden de 4000, thans. . . . . 44000, zoodat zij dan ook de volkrijkste gemeente van Overijsel is. Een groot stuk van Lonneker kwam in 1884 bij Enschedé en voor die zoo snel toegenomen bevolking heeft men in de verloopen jaren honderden woningen voor middenstanders en arbeiders moeten bouwen en hoewel men nog steeds daarmee voortgaat, is de woningnood nog op lange na niet verdwenen. Voor den rijken fabrikant legde men in de Stadsmaten een villapark aan en voor den fabrieksarbeider bouwde men op Pathmos en elders tal van nette arbeiderswoningen.
Spoorwegen loopen uit Enschedé naar alle windstreken, even als verharde wegen naar naburige en meer verwijderde plaatsen. Sedert 1904 loopt een Electrische Tram van Glanerbrug naar hier, die een groot deel der stad doorsnijdt. Als elders, zijn ook hier de autobusdiensten in den laatsten tijd als paddestoelen uit den grond gerezen. Thans is men nog bezig met den aanleg van een breeden, gerioleerden Rondweg in wijden kring om de stad. Terreinen nabij dien weg is men bezig met huizen te bebouwen. Als daar alles volgebouwd en bewoond is, zal Enschedé in zielental eene stad zijn als nu b.v. Utrecht. Maar dat kan nog wel 'n tijdje duren.
De Industrie heeft Enschedé gemaakt tot wat het nu is. Circa 10000 menschen, waarvan 1/3 vrouwen en meisjes, vinden in de fabrieken een bestaan. Hoofdzaak is de Textielnijverheid: meer dan de helft der fabrieken zijn weverijen. Bedrijven voor de vervaardiging van z.g. confectiegoed, komen hier ook nog al voor, zoomede tal van machinefabrieken van kleineren en grooteren omvang.
Van de bevolking van Enschedé is 1/4 Katholiek, terwijl de rest tot verschillende Belijdenissen behoort. De Groote Kerk aan de Markt is in gebruik bij de Herv. Gemeente; de Doopsgezinden hebben hunne kerk aan de Stadsgravenstraat en de Israëlieten daar dicht bij hunne Synagoge. De Gereformeerde Gemeente bezit twee kerken: een in de Wilhelmina- en een in de Haaksbergerstraat en de Chr. Gereformeerde een aan de Ledeboerstraat. De Katholieken eindelijk hebben drie kerken in gebruik: een aan de Langestraat, een aan de Oldenzaalsche straat en een op Pathmos.
Voor het Onderwijs in al zijne geledingen wordt uitstekend gezorgd. Er zijn goed ingerichte Openbare en Bijzondere scholen voor G.L.O. en U.L.0., terwijl in de behoefte aan Middelbaar Onderwijs voorzien wordt door eene Hoogere Burgerschool, met daarbij aangesloten Hoogere Handelsschool en Lyceum. Voor de Nijverheid is gezorgd door de stichting der Hoogere Textielschool, die voornamelijk moet dienen ter opleiding van aan¬staande Industrieelen en voor Ambachten en beroepen door den bouw eener Ambachtsschool voor Enschedé, Lonneker en Omstreken. Beide inrichtingen vinden, zoowel door bouw als door inrichting, in Nederland schaars haars gelijken.
woensdag 29 september 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten