Naar Molencate en den Triesenberg bij Hattem
Het stedeke welks naam hierboven wordt genoemd en dat gelegen is aan den linkeroever van de rivier den IJssel, kan onder de oudste plaatsen onzes lands worden meegerekend. Onder den naam van Hatheim komt het reeds voor op de kaart van Nederland in de 10de eeuw door W.J. Hofdijk. Sinds de plaats aan twee spoorlijnen is komen te liggen, n.l. de Centraalspoor van Utrecht naar Kampen en den locaalspoorweg Hattem-Dieren, is een bezoek aldaar gemakkelijk te volbrengen. En wie dit doet, zal 't zich niet beklagen.
De ligging is niet onaardig: om de kerk heen groepeeren zich schilderachtig de huizen, en op den achtergrond verheft zich eene dichtbewassen heuvelenreeks, die flink tegen den horizont uitkomt. Op het Raadhuis vindt men nog eenige oudheden, o.a. den ring, waaraan de kooi heeft gehangen, waarin hertog Karel van Gelder gewoon was de misdadigers op te sluiten. (De kooi zelf berust te Arnhem.) De bekende Gouv. Generaal H.W. Daendels aanschouwde hier in 1762 het levenslicht. In de nabijheid ligt nog een oude historische plek, de Gaasberg geheeten, die door de onderzoekingen van den heer F.A. Hoefer, oud-officier der artillerie te Hattem, gebleken is de grondslagen te bevatten van eene overoude kerk, misschien de eerste in ons vaderland. Die er meer van weten wil, zie het boekje te bekomen: "de Gaasberg bij Hattem", door genoemden heer daarover in 't licht gegeven. In September 1786 werd Hattem wegens wederspannigheid tegen de Staten van Gelderland, door een kleine troepenmacht onder Generaal van Spengler belegerd. Uit Zwolle, Kampen en Wijhe kwamen een 500 vrij-corpisten de bedreigde stad te hulp met geschut en ammunitie, doch dezen konden niet beletten dat de troepen de stad binnentrokken en Hattem zich aan de Staten moest onderwerpen, gelukkig zonder dat het van hare inwoners door 't vernielend lood had moeten verliezen. Hare middelen van bestaan vindt de bevolking, die ruim 2800 zielen telt, hoofdzakelijk in veehouderij, waartoe eene groote gemeenteweide, de Hoenwaard geheeten, geschikte gelegenheid biedt; voorts in steenbakkerijen en boomkweekerij. Het station van de Centraalspoor ligt op een 20 minuten afstands van de stad; dat van de locaalspoor echter in de onmid¬dellijke nabijheid.
Wenscht men van het Katerveer af de reis per pedes apostolorum te maken, dan laat men zich overzetten en vangt de wandeling aan over den Gelderschen Dijk, (zie wandelkaart) die u op een warmen zomerdag, onbeschut als hij is, wel het zweet uit de poriën kan drijven. Een goed half uur gaat er mee heen eer ge de stad dan door de Dijkpoort binnen treedt. Als ge dan eerst u een weinig wilt herstellen, vraag dan maar naar de herberg van Schenk, en een kind helpt u terecht. Maar we willen hier niet te lang toeven; we vragen den weg naar Molen¬cate, die trouwens vrij gemakkelijk is te vinden en komen weldra aan het straks genoemde station van de locaal¬spoor. Van dit laatste voert een aan weêrszijden met boomen beplante weg naar de op een kwartier uur af¬stands gelegen havezathe Molencate, bewoond door de Baronesse van Heeckeren van Molencate, met een uitge¬strekt bosch en grooten vijver. Het heuvelachtig terrein, waarop beide liggen, draagt den naam van Trijsen- of Triesenberg en vormt een geliefkoosd uitspanningsoord voor de inwoners van Zwolle en Kampen die hunne wandelingen wat verder willen uitstrekken dan tot de naaste omgeving hunner woonplaats. Behalve een afge¬paald terrein om het heerenhuis heen, staat de toegang zoowel 's zomers als 's winters voor het publiek open.
Een weldadig gevoel van rust en kalmte, van frisch- en vrijheid maakt zich meester van het gemoed wanneer men tusschen het hoog opgaand geboomte is aangekomen. Zandpaden slingeren zich tusschen en over de dichtbewassen heuvels, liefelijke beekjes stroomen zachtruischend door het groen en op een paar verborgen plekjes vindt men de "sprengen" of bronnen, die de beekjes en den vijver waarin zij uitstroomen, voeden, en die niet ongelijk zijn aan die welke men, op grooter schaal, op het landgoed "den Oorsprong" te Oosterbeek vindt. Onbeschrijfelijk liefelijk is de indruk dien men in de nabijheid van den vijver verkrijgt: een eigenaardige aandrang tot peinzen bevangt ons en noode verzet men den voet om zijne schreden verder te richten. Men zal moeten toestemmen dat vijver en bosch met de fraaiste punten van dien aard in ons land kunnen wedijveren.
Wanneer men eindelijk, moe geloopen en door de buitenlucht opgewekt, den inwendigen mensch ook zijne rechten wil verschaffen dan bestaat daartoe aan den op¬gang van de hoogte een geschikte gelegenheid in de een¬voudige, doch nette landelijke herberg van den heer P. Versteeg Jr. Een ruim grasveld, des zomers van stoelen en tafeltjes ruim voorzien, met koele koepels aan de zijden, biedt zelfs het meest talrijk gezelschap de gelegenheid aan tot rustig genieten van wat de voorkomende kastelein u op uw verlangen bezorgt en waarvan de kwaliteit niets te wenschen overlaat. De herberg is dan ook zeer gezocht tot het geven van buitenpartijtjes, doch ook voor den eenvoudigen burger, die zijn consumptie gedeeltelijk met zich voert als hij met vrouw en kroost naar buiten gaat, is er schier geen betere gelegenheid om zich van de dagelijksche beslommeringen des levens te ontspannen dan de Triesenberg bij Hattem en de Zwolsche en Kamper jongelingen en jongedochters komen op tweeden Paasch- en Pinksterdag des namiddags en op Hemelvaartdag reeds in het vroege morgenuur zich hier met troepjes vermaken. Onder gulle vroolijkheid en dartel spel wordt de tijd gesleten, en met vernieuwde levenskracht aanvaardt men eindelijk de huisreis , dankbaar voor het gesmaakte genot. Ook wij willen dit thans doen, hetzij per spoor of te voet: dit laatste kunnen wij ook doen over het Kleine Veer, waartoe wij ons eerst terugbegeven naar Schenk's herberg en van daar door de Hoenwaard onzen weg nemen. De kaart geeft ons voldoende aanwijzing van de route als wij met de roeiboot over de rivier zijn gezet en binnen het uur kunnen we Zwolle weêr bereiken.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten