Van Borne naar Delden
Wanneer wij van Borne naar Delden willen wandelen, kunnen wij drie wegen kiezen, den eenen meer oostelijk over Buren, den anderen meer westelijk over Azeloo en een derden daartusschen in. Wij kiezen den laatsten en verlaten Borne, bij de villa van den heer Meijling, den spoorweg overstekend. Wilden wij naar Azeloo, wij zouden tegenover de villa van de heeren Spanjaard, aan den Almelooschen straatweg, langs diens koetshuis hebben kunnen inslaan en zouden dan ten westen van 't Station een overweg hebben gevonden, Die weg leidt langs het Israëlitische kerkhof en is een zonnige weg door de heide. Wij willen dan maar liever een kleinen omweg maken en kiezen den reeds genoemden overweg, beoosten het Station.
Boven: Fragment van bijbehorende wandelkaart (1897). Klik er op voor vergroting.
Onder: Chromotopografische kaart des Rijks, verkend in 1881-'82, herzien in 1903.
Dadelijk over den spoorweg treffen wij de machinefabriek der firma Ledeboer rechts, en vervolgens de weverij, vroeger van de HH. Kleijn en Ledeboer, nu toebehoorende aan eene vennootschap en den naam dragende van Bornesche stoomweverij en ververij. Nu volgen aan de rechterzijde twee heerenhuizen, waanvan het eene, bewoond door den heer Kleijn, een aaadig trapgeveltje heeft. Aan de linkerzijde zien wij een fabrieksschoorsteen op enen kleinen afstand van den weg, dat is het tichelwerk, de steenbakkerij van den heer Morselt, waar men een ringoven heeft, zoodat men voortdurend kan bakken. Een weinig verder staat, rechts aan den weg, aan een plas, door de Bornesche jeugd 's winters als ijsbaan, 's zomers als zwemkom gebruikt, een klein onoogelijk gebouwtje met een schoorsteen. In elk ander deel des lands zouden we meenen een klein stoomgemaal te hebben, maar dat verwachten we hier in de heide allerminst. Toch is 't er een. Maar even als een Hollander onder eenen watermolen verstaat een molen, die 't water wegmalen moet en men in Twente daarentegen er eenen molen onder verstaat, die door water gedreven wordt, zoo is ook dit stoomgemaal niet bestemd, om den plas leeg te malen, maar dient alleen, om in tijden van droogte, als de fabrieken der HH. Spanjaard gebrek aan water hebben, deze van uit dien plas er van te voorzien. De weg was vroeger een min of meer verharde zandweg en wordt nu in goeden staat gebracht. Zoo ver hij op Bornsch gebied ligt, is hij van een daar langs loopend voetpad afgescheiden door paaltjes, waar deze ophouden, begint de weg eigendom te worden van Twickel. Wij volgen dezen weg, rechts en links met dennen afgewisseld. Al spoedig krijgen wij een vijfsprong, rechts gaat een weg naar Azeloo, links naar Buren en bet Schild, tusschen den weg, dien wij afkwamen en dien naar Azeloo voert de weg door het Bornesche Veld in de richting naar Zenderen. Wij zien dan ook al spoedig in de verte een rood dak tegen 't bosch afsteken aan de linkerzijde, dat onder Buren behoort.
Daar begint de weg van Twickel en houdt Borne op. Wij krijgen eene eikenlaan, waar wij onder door, ter zijde de rossige heide zien en fraaie partijen en krijgen weder een afweg rechts naar Azeloo, dien wij zullen onthouden.
Den weg vervolgend, treffen wij daar ter zijde rechts in 't bosch groote hoopen steen en en puin. Daar laat de eigenaar van Twickel, als er geen ander werk voor de arbeiders is, steenen tot puin stukslaan, om er de wegen mede te verharden en daar de Twentsche steen over 't algemeen hoog rood gekleurd is, kan men de wegen die er mede zijn bewerkt gemakkelijk kennen. We zullen er verschillende ontmoeten. Daarop volgt een weide, die 's winters als ijsbaan wordt gebruikt door de Bornesche jongelingschap. We krijgen dan zeer kort van elkander twee bruggen, waar de beide beeken naar Azeloo stroomende, onderdoorloopen en bespeuren dat wij meer en meer het kasteel naderen. De boomen worden grooter, de dennen aan den weg worden ware woudreuzen, die kaarsrecht omhoog zich verheffen en links en rechts van ons breidt het bos er zich uit. Wij kunnen bijna de verzoeking niet weerstaan er in af te dwalen, maar volgen nu echter den weg en krijgen een brug over de Twickeler vaart. Steeds houden wij hooge denneboomen langs den weg van welke sommige scheef over de aangrenzende sloot hangen. Bij een open plek komen rechts fraaie boomgroepen in een weide in 't gezicht. De weg buigt zich nu S-vorming dicht langs de sloot, die met palen en een ijzeren stang is afgezet. Nog een huis ter rechter zijde en wij zien voor ons den handwijzer aan de groote laan, waar wij op uitkomen juist tegenover den moestuin.
Wij gaan nu links af, merken eerst nog den weg op die langs den moestuin loopt en naar den Watertoren en Hoogspel voert en gaan langs de fraaie tuinmanswoning de laan af naar Delden. Weldra is de weg niet meer door een muur - maar door een fraai ijzeren hek begrensd en wij hebben de wildbaan van het eigenlijke park ter zijde, waar wij groote troepen herten zien grazen, tot wij rechts van ons het kasteel zien verrijzen. Daar tegenover ligt de groote boerderij en een eind verder een paar vriendelijke huisjes Alpha en Omega geheeten, grootendeels onder klimop verscholen, en wij zijn aan 't eind der laan. In een uurtje is van Borne uit het stadje te bereiken.
Willen wij niet den kortsten weg gaan maar een fraaieren, dan zouden wij den weg kunnen kiezen over Azeloo. Even nadat de weg van Twickel begon kregen wij een kruisweg. Die voert links naar Buren, rechtsaf juist, waar een paaltje, ‘verboden toegang’ verbiedt het hout nevens den weg te betreden, voert een weg naar een boerderijtje (Bokdam), waar een hek den weg afsluit om 't vee in de daarachter gelegen weide tegen te houden, juist bij dat hek is een eikenboom, een tweede weide volgt met mooie boomgroepen, ter wille van 't vee afgerasterd en de weg leidt verder over een nieuwe brug over de Oelerbeek weder in een weide met eikenboomen omzoomd en ook hier en daar met afzonderlijke boomgroepen en voert door een hek op den Azelooschen weg.
Linksaf gaande zouden wij al spoedig den Azeloosche watermolen, den Noordermolen hebben bereikt en rechtsaf gaande zouden wij langs de vroegere havezaten Dubbelink en Graes achter om den Azelooschen esch zijn gekomen, die hoog gelegen ons een zeer schoon uitzicht op Borne geeft en waar een weg links ons naar de school voert. Maar dat zon ons nu te ver voeren. Wij gaan tegenover het hek, waar wij den weg bereikten een pad in dat ons dwars door een heideveld met dennen aan de ‘Schipvaart’ of Twickelervaart brengt. Daarlangs vervolgen wij den weg. Linksom gaande kwamen wij langs die vaart op den zelfden weg naar den Molen uit. Die weg langs de vaart is een rijweg en zeer schoon, de vaart zelve ligt tusschen hoog hout, meest dennen, en daar de weg hoog oploopt langs den zoom der vaart, die wij links in de diepte houden, terwijl rechts over het bouwland twee boerderijen, de een geheel in 't hout de andere meer open zich aan ons voordoen, de reeds genoemde havezaten. De weg loopt nu van de vaart af en brengt ons op een langen weg, rechts afgaande zouden we spoedig de school ter rechter zijde krijgen en kunnen dan daarlangs een weg inslaan, die ons in de eigenlijke buurtschap brengt.
Willen wij de wandeling in die richting verder uitstrekken, dan kunnen wij den weg vervolgen, die ons weer achter in den esch brengt, op sommige punten een mooie holle weg en zoo om die buurtschap heengaan of ook , voor de school langs een driehoek omloopen, die een fraai landschap te zien geeft.
Wij gaan nu linksom en bereiken al spoedig een brug, de Almeloosche brug, over de vaart. Daar komen 3 wegen samen, de eene, een roode weg, met puin verhard, naar Almeloo, de 2e, de weg van Azeloo, die wij afkwamen en daartusschen nog een 3e, die 't veld ingaat.
Den rooden weg vervolgend, tusschen dennen met mooie doorzichten en rechts en links veldwegen door de Berghuisbraak. Weldra houden de dennen op en begint zwaarder hout te komen, een zijweg links voert weder naar den Watermolen, de weg is hier omzoomd met lariksen, die echter weldra vervangen worden door zware eikenboomen en daar begint het bosch. Reuzenbeuken verheffen loodrecht hunne stammen hemelwaarts en welven hun bladerdak over den weg; wij maken eene kromming en hebben de lange laan voor ons.
Als we nog even omzien, zien wij, dat daar ook 2 of eigenlijk 3 wegen samenkomen, de weg van de Almeloosche brug rechts, een andere, die afvoert in de richting naar Bakkenhagen en daartusschen een naar eene boerderij, Kamphuis, die juist aan 't eind van den weg voor ons in 't hout zich opdoet. Die tweede weg loopt achter de Deldener esch om, terwijl 't begin der laan ook dezen ter zijde houdt.
Dadelijk aan 't begin der laan krijgen wij rechts een groep forsche eiken. Even verder ligt een heuvel met jong opgaand hout beplant, de berg, in den esch en dan krijgen wij links twee vierkante vijvers.
Tegenover den tweeden vijver, juist als de straatweg begonnen is en den rooden puinweg heeft vervangen, ligt eene groote keisteen ter zijde van den weg. Een krans van eikenboomen is om hem heen geplant en hij draagt tot opschrift: Getrokken door 12 paarden ben ik uit Azelo gekomen 23 February 1845. Niet onwaarschijnlijk is het de deksteen geweest van eene oude heidensche offertafel of van een steenen graf, zoo als men die in Drente bij Eext vindt. Wij kunnen nu de laan vervolgen, langs den moestuin van het kasteel, door een muur van den weg gescheiden en komen dan weer uit op het punt, waar de gewone weg van Borne op de laan komt. Achter dezen steen over den Berg gaande, krijgen wij rechts voor ons het erve Wannink, de modelboerderij van Twickel. Daarbij staat een groep van 3 zeer zware eikenboomen. Daaraan is nog een historische merkwaardigheid verbonden. Naar de overlevering wil, zouden daar in den tijd der Hervorming hagepreeken zijn gehouden, zij heeten: de heilige eiken.
Foto: Gezicht op de Watermolen in Azeloo
Wij hebben een paar malen den Watermolen of Noordermolen genoemd en die partij is te schoon, om er niet even heen te gaan. De molen zelf is een vierkant gebouw en werd, toen het scheprad nog in wezen was, waarvan nu de overblijfselen ons aan de vroegere bestemming herinneren, gebezigd als oliemolen. De boeren uit Azeloo en de nabijheid lieten er hun oliezaad slaan en in de stilte van het woud klonk de dreun van den stamper. Nu behoort ook dat tot het verledene en de molen dient als bergplaats, maar is gelukkig voor het landschap gespaard en even als die van Oele herhaaldelijk het voorwerp geweest van de belangstelling van schilders, die hem op doek of paneel hebben vereeuwigd. Wij hadden van de Almeloosche brug aanstonds er heen kunnen gaan, doch nu wij zoover de laan reeds zijn opgewandeld, zullen wij, even voorbij den grooten steen gekomen, links afslaan. 't Is een gemakkelijk te kennen roode puinweg. Na enkele minuten krijgen we ter linkerzijde een boerderij met eikenhout ter zijde en een weide er voor, waar wij onder de boomen een tafel met glazen er op en stoelen er om heen zien staan. In het huis is boven de voordeur een steen ingemetseld met den naam Möllinkswoner. Wij toeven er even en de boerin sehenkt ons een glas melk en als wij den weg vervolgen, hebben wij met enkele schreden den molen voor ons, die aan de eene zijde geheel met klimop begroeid is. Schilderachtig ligt het gebouwtje daar aan den waterkom tusschen de twee bruggen, over de Twickelervaart en de Oeler beek, in de schaduw van de hooge boomen, in alle richtingen een prachtig rustig landschap aan ons oog vertoonend. Op dit punt komen verschillende wegen bijeen. De eene weg gaat langs de vaart op, Noordwaarts en verdeelt zich dan rechts doorgaande naar Azeloo langs het punt, waar wij uit de weide op den weg kwamen, links zich ombuigend tot vlak voor de Almeloosche brug bij Lamaker. Een andere over de brug over de vaart zijn wij afgekomen en brengt ons bij den grooten steen en over de beek gaande, den weg vervolgend, zouden we op den weg van Borne naar Delden zijn uitgekomen. Ook als wij weder over de vaart gaan en den laatst ons nog overblijvenden weg kiezen, komen wij op dien weg uit juist voorbij de brug. We konden zelfs nog een eind afsnijden, wanneer wij over een vonder, rechts van ons, het pad volgden, dat zou ons al spoedig nabij de groote vaart op den zelfden weg hebben gebracht en eveneens bij den handwijzer op de laan hebben doen uitkomen.
Nog een weg van Borne naar Delden mag niet onvermeld blijven, die over Buren, een buurtschap tusschen beide plaatsen gelegen aan de zijde van Hengeloo. Wij konden ook van deze laatste plaats uit derwaarts wandelen als wij bij Welberg op den Bornschen straatweg insloegen of als wij bij Asveld den zandweg namen, die ons eveneens op dezen weg zou hebben gebracht. Wij zouden dan even voorbij een boerderij, met een heg om den tuin, waar een slagboom over den weg ligt de beek zijn overgegaan en vervolgens den spoorweg bij het daar staande wachthuisje, om dan dadelijk rechtsom te slaan, (rechtuitgaande zouden wij bij 't Hof van Holland op den Deldenschen straatweg komen). Wij konden ook even voor de spoorweg den breeden grasweg rechts verkiezen, die daar verder paralel met den spoorweg loopt en over een volgenden overweg ons over dezen brengt. Wij volgen den eerstgenoemden weg tot wij een brug overgaan. Rechts van ons hebben wij een wit huis, het Schild, en daar langs gaande zouden wij, bij Klaas aan de brug langsgaande, den Bornschen weg hebben bereikt. Even voorbij het Schild komt ook de weg van Borne op dezen weg uit, die juist buiten het dorp van den straatweg naar Hengeloo zich afbuigt en langs de Lemerij loopt. Er is nog een korter pad, dat ingaat naast de villa van den heer S. Spanjaard en over den Steenoven loopt en iets verder op den weg naar Buren uitkomt.
Als wij dan de brug bij 't Schild over zijn en linksom gaan, krijgen wij een dubbele laan voor ons uit. Aan den weg ligt links eene boerderij en de weg slingert zich door eschgronden en boerderijen tot een tweesprong, rechts, langs een dennenboseh, komt het pad van Borne op den grooten weg. Weldra zien wij voor ons een jachtpaal van Twickel op een 5sprong tegen den esch staan. Wij kunnen de beide wegen langs den paal gaan maar kiezen den linkschen, waar in de verte het hooge hout ons wenkt. Daar bij dien paal hebben wij nog een mooi uitzicht op Borne.
De weg gaat eerst tusschen laag hout, dat den esch aan ons oog onttrekt en als de weg open wordt, zien wij achter den esch een achtergrond van dennenhout, links krijgen wij eene boerderij, terwijl de opgolvende esch rechts een schoon uitzicht biedt en weldra krijgen wij voor ons eene groote boerderij. Dat is Buren, dat aan den geheele buurtschap zijnen naam gaf, een zeer oude boerderij, een der grootste ‘losse huizen’ die men vindt en welker bewoners u pachtbrieven en pachtboekjes van 4 eeuwen zouden kunnen toonen. Daar gaat de weg langs weiden met de prachtigste boomgroepen, die men zich denken kan, met doorzichten in alle richtingen, die verrukkelijk zijn. Vlak voor deze boerderij verdeelt zich de weg, links gaat op Carelshaven, rechtdoor komen wij uit op het punt, waar wij van Woolde uit de dennenlaan van Twickel insloegen; de 4e weg gaat in de richting van Borne. Wij houden dezen weg, maar kunnen niet laten, telkens te blijven staan, even om ons heen te zien. Zulk een wonderschoon landschap als dit hebben wij er nog geen gehad op alle onze wandelingen, prachtige boomen, eiken en dennen en wilgen, rechts - links hoogopgaande eschgronden en afdalende weiden, aan alle zijden omzoomd met dennenbosch, waar donkere eiken en zilveren wilgen op den voorgrond treden - ginds in de verte, rechts voor ons uit een eiken boomgroep en daar langs den zoom der weide gaan wij door langs het dennenbosch, dat daar straks den gezichtseinder afsloot.
Nog eenmaal willen wij omkijken om een laatsten blik te werpen op dit eenig schoone landschap, met zijn weiden met roodbont vee, grazend of zich strekkend in de schaduw der knoestige eiken, die in een waterplas zich spiegelen, aan alle zijden heerlijke doorlichten biedend; op die golvende eschen met dennen omzoomd, wier zwaargevulde halmen zich wiegelen in den avondwind, op al dat schoons, daar in een kort bestek bijeen dat onze pen niet naar waarde beschrijven kan; nog een laatsten blik en langs het dennenbosch komen wij voor een weg. Recht voor ons herinnert ons een verbodpaaltje, dat wij op Twickels gebied zijn, als hadden ons dat niet de prachtige eiken verteld. Wij konden rechts gaan om Burinkhoek heen, krijgen Borne rechts ter zijde; tusschen een dennenbosch links en een eikenboom rechts gaan wij door, laten een paar zijwegen ter linker, van welke de eerste ons bij het kasteel zou brengen, liggen en hebben den weg van Borne naar Delden voor ons, juist tegenover den weg naar Bokdam. Wij kunnen nu links naar Twickel en Delden of rechts naar Borne wandelen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten