FRIEZENVEEN.
Nooit zal ik vergeten, welken indruk Friezenveen op mij maakte, toen ik het voor de eerste maal zag in de lente van 't jaar 1884. 't Was op een mooien Zondagmorgen. We kwamen van 't Hooge Hexel onder Wierden. Aan 't Westeind stapten we de Kanaalbrug over en dan begon 't dorp, dat tot aan 't Oosteind een uur lang is. Naar de Herv. kerk, waarheen we gingen, was 't een half uur. Daar lagen de huizen, meest heel ouderwetsch, ieder op hun smal erf, door slooten afgescheiden, ter weerszij van de straat. Die straat snijdt de erven niet rechthoekig, maar schuin en zoo liggen de woningen ook schuin langs den weg en hebben naar twee kanten uitzicht.
Afbeelding: Gezicht in Friezenveen aan de straat
Afbeelding: Dorpsstraat in Friezenveen (vooraan de Herv. kerk)
Alle boomen werden groen en voorjaarsbloemen sierden de tuintjes voor de huizen. Welk een overvloed van geboomte: bloeiende vruchtboomen, laantjes van wilgen en elzen naast de woningen naar 't land, groepen van mooie eiken, esschen en popels. 't Leek een sprookjesland en die eindelooze dorpsstraat scheen wel een boschlaan; hier en daar vormde 't houtgewas een groene poort. En dan die antieke huizen met zwarte plankengevels, kleine ramen met halve blinden, kleine ruitjes, soms nog in lood; die waterputten van Bentheimersteen met wip en zwengel of wel beneden van turfmuurtjes (goede filters) en boven met planken; die verweerde bijgebouwtjes: schuurtjes, varkenshokken, tot een overdekt zandhok toe. De zwaluwen begonnen te nestelen onder de gevels en de wildzang zong van Mei en minne. Ons werd verteld, dat hier zooveel rijke menschen waren en dat de bewoners van heel nederige huizen er vaak warm inzitten. Dat doet de handel. Half Overijsel zei men - heeft geld van Friezenveen.
Afbeelding: Herv. Kerk te Friezenveen (houten klokketoren).
De Herv. kerk, in 't midden, waar de kunstweg van Almelo uitkomt, is geheel vernieuwd in 1801 en vergroot in 1871, toen ze ook een orgel kreeg. De zuidmuur echter is nog van 1666. De zwarte houten klokkentoren staat niet op, maar naast de kerk. Rondom ligt nog het oude kerkhof met grauwe zerken tusschen 't gras.
We hebben Friezenveen telkens weer bezocht. Op een mooien najaarsdag kwamen we van Wierden uit over een mullen weg door de heide, waar twee kudden schapen weidden. Links zag je het geboomte van 't Hooge Hexel op zijn zandrug en rechts heel ver weg de flauwe omtrekken der heuvels van Oldenzaal en Ootmarsum. Over 't kanaal witte en grauwe zeilen, zacht voortzwevend; een schipper trok aan de lijn en zijn jongen in 't scheepje, bestuurde 't roer. De schaduw der wieken van een ouden molen aan 't kanaal ijlden regelmatig over den zandwal. Bij 't Westeind zie je, ver weg, Vroomshoop liggen aan de Punt van 't kanaal, een jonge kolonie in de onafzienbare venen. Aan 't Westeind is de groote fabriek van Jansen en Tilanus voor Jägerondergoed (nu 250 getouwen) en daaraan verbonden een groote breierij van wollen- en katoenen stoffen. Ook is er een briquettenfabriek.
Bij den grooten brand van 16 Mei 1905 zijn in de westerhelft wel 200 huizen verbrand. Vliegende stukken spek staken telkens weer andere woningen aan. Daar is het nu nieuw en nuchter geworden. Maar 't Oosteind, dat ook meer boersch is, bleef even schilderachtig. Daar heb je nog doorbalkte muren en rietendaken; daar bewonder je die mooie doorkijkjes tusschen poorten van hooge eiken of populieren met rustieke landhekken aan den ingang; noordwaarts zijn het bouwland en heel ver weg het veen, zuidwaarts zijn de weiden, alles op smalle heel lange akkers of perceelen. Soms vindt men twee of drie woningen bij elkaar op één strook van broers en zusters die het ouderlijk erf deelden.
Afbeelding: 'De Zwarte Plas'. Veenplas tusschen Friezenveen en Geesteren.
Afbeelding: Aan 't Schipsloot op 't Oosteind van Friezenveen.
Buiten 't Oosteind aan de Schipsloot is het mooi: dat stille water met een bruggetje, een paar schuiten, een sluis en een ophaalbrug, daarover zware eiken, die eens een hofstede beschaduwden en dan die wijde vergezichten. Daar verder komt men bij de Pollen, een buurtje van huizen en hutjes op hoogten of pollen, zoo aardig in het hout. 't Is daar indrukwekkend: over heiden en venen ziet men heel, heel ver weg naar de eenzame buurten Bruine Haar en Kloosterhaar, aan 't eindje van de wereld, waar geen land meer achter is. Hier en daar liggen in grootsche eenzaamheid moerassige veenplassen, die de wolken des hemels weerspiegelen (o.a. de "Zwarte Plas"). De aarde ligt er nog als op den
eersten scheppingsdag. Twee zandruggen loopen van uit het Duitsche deel van het hoogterras in de venen zuidwaarts en werden allengs door arme boertjes bevolkt, die turf groeven en boekweit teelden op het afgebrande veen, dat zijn de "Bruine Haar" en de Kloosterhaar (over de grens Balderhaar). Op de laatste lag voor meer dan 3 eeuwen het klooster Sibculo. Omstreeks 1405 werd het gesticht in een schier ondoordringbare wildernis, die door paters en leekebroeders allengs in een herbergzaam land met vruchtbare hoeven werd herschapen. Te Striepe, even over de grens, hielden ze een kudde van meer dan 1000 schapen. Er was een voortreffelijke boekverzameling (vooral van 1420-'67). Als de prior van Albergen Sibculo bezocht, vergezelde de abt hem op den terugweg halverwege tot "de Haspel" (een stuk bouwland bij Geesteren) en aan 't Oosteind van F. wijst nog den "paterswal", een paadje naar 't klooster. Nu is alles verdwenen. In de 17e eeuw zijn de gebouwen voor huizenbouw gesloopt. Er zijn nog keldergewelven en men mompelt van onderaardsche gangen.
Afbeelding: Smidse in Friezenveen
Toen het klooster gesticht werd, was Friezenveen er al. De eerste bewoners kwamen, naar men meent, uit West-Friesland, door watervloeden verdreven, herwaarts (begin 14e eeuw). Na 1350 waren 't meer Friezen uit het eigenlijke Friesland, of door overstroomingen of door oorlogen (Schieringers en Vetkoopers) verjaagd. Een overlevering gewaagd van Friesche heksen, die uit hun land verdreven, van den graaf van Almelo verlof kregen op het veen te wonen, waarom men de plaats wel eens "Haksenvenne" en de bewoners "Vennehaksen" noemde. In een brief van 1364 staat vermeld, dat elke volle hoeve jaarlijks een emmer boter moest voldoen met Sint-Martini op den huize Almelo. Op Gregoriusdag 1420 werd Fr. tot een dorp verheven bij open brief van Egbert, jonker van Almelo en zijn gemalin.
Driemaal is de plaats N. waarts verlegd, opgeschoven met de ontginning van het veen, den laatsten keer na den grooten brand van 1666. Op een 20 min. naar 't Z. ziet men, te midden der weiden en lage venen nog de oude huis plaatsen van vóór 1666, door houtgewas langs de scheidslootjes omgeven. Nog verder komt men eerst aan de A. en dan aan den Hollandergraven (een half uurtje van Almelo), een naam die wellicht op de Hollandsche herkomst der oudste "Venneluu" wijst. Van hier ziet men Friezenveen als een uitgestrekt bosch, evenals van den noordkant.
Afbeelding: Huizen aan de straat te Friezenveen.
Zwervend waren de eerste bewoners herwaarts gekomen en zwerven bleef hun aard. 's Winters togen ze met de mars door het land om kramerijen, linnen, olie, enz. te venten en in 't vroege voorjaar met tuinzaden, zelfs naar 't Bentheimsche en Munsterland. En nog zijn er, die met den groenen zak heinde en ver hun zaderijen aan den man brengen.
Vooral de linnenhandel werd belangrijk. Ondernemende handelaars reisden zelfs naar Spanje, Portugal en Italië. J. N. van Hesteren vertelt daarvan in zijn "Pleegzoon van Friezenveen", een aardig romantisch verhaal, dat speelt in den tijd der Munstersche oorlogen (1665 en 1672). Sinds het midden der 18e eeuw begon de handel met Oost-Pruisen en Rusland. "Bijna geen oude Friezenveensche familie, of haar voorvaderen hebben de boorden der Newa aanschouwd." Vroeger ging de reis per zeilschip of ook wel met wagens vol linnen, waarmee men 3 à 4 weken onderweg was. In 1905 is de laatste groene reiswagen (van Harmsen) verbrand. Toen een oude meester van Fr. omstreeks 1860 zijn 40-jarig jubileum vierde, kwam een zijner zonen ter bijwoning van het feest uit Rusland over en bracht een album mee, waarin de portretten van pl.m. 40 leerlingen, toen als handelaren in Rusland gevestigd. In 1813 stonden de Kozakken niet weinig versteld, toen ze in Friezenveen op zijn Russisch werden toegesproken en terechtgezet.
Afbeelding: Achterhuis met schuurtje in Friezenveen.
Nog zijn er Friezenveners, die groote manufactuurmagazijnen hebben in Petersburg, maar ze keeren allen aan den levensavond naar het stille geboortedorp terug, waar we de mooie villa's der "Ruslui" tusschen de boersche woningen zien staan.
Zoo is er veel, dat spreekt tot de verbeelding. We zouden de verhalen willen hooren van die oude familiën over verre reizen en wonderlijke avonturen. We zouden in die antieke huizen 's avonds aan den haard hooren vertellen van spoken en heksen, van de witte wijven op een woeste ruigbegroeide zandhoogte ten Z. van F., van duivelbanners, die den Booze vastklonken, dat men den ketting hoorde rammelen, van de broeders van Sibculo, die bij nacht over den Kloosterweg kwamen, om hun bijen naar 't Hooge Hexel te brengen en zoo meer en dat alles in eigenaardig Friesch-Twentsch. Men zegt in 't Fjaensch: "Njemt nen stoul en smiet oe dale; 't water kwakt (kookt) in 'n kjettel; 't verbauw van ragge, boukwaite; de kou (koe) huijen; goud scheiten (goed schieten), een pannekouke dei steit in de mage.
Een vader vertelt van zijn dochter Gaidiene: "De vente sljiept er op de kaaimsen ok al mangs met no de haaibaaigen (herbergen) en lesten hebt er menkaar ók al es tweije umme esjlàgen. Op de Bissing (een zomerjaarmarkt) he'k en vaaiken van 't maark e-haald, en dregtig möttien vuur tweiendatig geulen en een dubbeltien."
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten