dinsdag 23 april 2013

Gids voor Twente (1917): Tubbergen

TUBBERGEN.

Tubbergen met zijn 9 buurtschappen is wellicht het meest oorspronkelijk deel van Twente, immers het kent spoortrein noch tram en maar zelden dwaalt een toerist af naar dit vergeten land, waar toch zooveel moois verscholen ligt.


Afbeelding: Dorpsplein in Geesteren, met scharenslijpersfamilie


Afbeelding: Boerenhuis met hoekkamer in Geesteren, aan den weg naar Tubbergen

Van Almelo uit komen we 't eerst in Geesteren, een klein dorp in vruchtbare boschrijke omgeving. 't Zijn er meest eigenerfde boeren; het kruisje op den geveltop zegt ons, dat de R. Kath. kerk hier de heerschende is. Op het pleintje voor de R. K. kerk was een stoelenmatter-scharenslijper met zijn gezin gelegerd. 't Is hier een gastvrij land met goedhartige, kinderlijk eenvoudige menschen en daarvan profiteeren ook de landzwervers. Even buiten het dorp zagen we het meestershuis, waar W. G. A. J. Röring meer dan 40 jaar als hoofd der school heeft gewoond; hij was een kenner der geschiedenis en volkskunde van deze streek en gaf in 1911 zijn "Kerkelijk en Wereldlijk Twente" (2 dln.) in het licht. Een tijdlang was hij lid der Provinciale Staten.


Afbeelding: Boerenhuis achter Geesteren aan den weg naar Tubbergen


Afbeelding: Boerenkeuken met wijden schoorsteenboezem (Geesteren, aan den weg naar Tubbergen)

Aan den grintweg naar Tubbergen ziet men op een zandige hoogte een ouden molen met aarden omwalling en rieten dak, zooals men ze in deze omgeving meer heeft. Twee rijen hooge jeneverstruiken zijn er voor geschaard.
Even vóór Tubbergen ligt mooi in 't geboomte het kasteel Eschede of de Eeschhof. Daar werd in 1844 de dichter-staatsman Dr. H. J. A. M. Schaapman geboren. Zijn vader, die burgemeester van Tubbergen was, bewoonde het oude landgoed. In 't jaar 1582 lag "die woeninghe wueste en onbewoent ende durch 't krychsfolck merendeels vernyelt." Van 1892-'98 was het een R. K. Opvoedingsgesticht, dat in 1898 naar Borculo werd verplaatst. Boven de deur vindt men 't jaartal 1719 en op een paar steenen platen in den linkervleugel staan wapens met de jaren 1780 en 1786. De tegenwoordige eigenares, mevr. Paehlig-Hoboken heeft er een fraaie collectie antieke meubels.


Afbeelding: 't Kasteel Eschede bij Tubbergen (geboortehuis van Dr. H.J.A.M. Schaepman)

Tubbergen is een groot dorp met een drietal stoomververijen. De groote R. K. kerk en de toren zijn voor een groot deel uit Bentheimersteen opgetrokken. Het N. Herv. kerkje dateert - als overal in Twente - van 1810, ingevolge Koning Lodewijks reis in 1809.
Noordwaarts voert een kunstweg over Mander, een boschrijke buurt, naar het Duitsche stadje Uelsen, met hoogen toren en verklinkende klokken in een mooie, heuvelachtige omgeving. Als men de rijksgrens nadert, beginnen de heivelden en dennenbosschen en men ziet de heuvelen blauwen in 't Neder-Bentheimsche land.

Linksaf komt men in Manderveen en Langeveen, waar het kale hoogveen zich uitstrekt tot ver over de grenzen. Daar lag tot in ‘t begin der 19e eeuw een eeuwenheugend woud met reusachtige boomen, de Drieschicht. Vossen en korhoenders waren er overvloedig en tot 1750 huisden er wolven en wilde zwijnen. In 1803 kwam er 't eerste huisje en nu is daar de parochie Langeveen.


Afbeelding: Boerenhuis in Fleringen (nabij 't Herbergje 'Halfweg')

Van Tubbergen naar 't Z.O. gaat een grintweg door de buurtschap Fleringen. Wondermooi, schier romantisch, is het op den glooienden Fleringeresch. Daar links, aan den rand der korenvelden, waar maaiers en bindsters het koren in hokken zetten bij 't dalen van den avond, verheft de Kroezeboom zijn breede kruin. Die woudreus draagt heugenis van eeuwen; hij heeft gezien, hoe in de dagen, toen de Roomschgezinden hun godsdienst niet in 't openbaar durfden uitoefenen (1687 o.a.), hier op een zomer-Zondagmorgen heel in de vroegte de scharen van heinde en ver in alle stilte bijeen kwamen; hoe een kapelaan, met een draagbaar altaar van over de grenzen gekomen, er het H. Misoffer opdroeg en van den wagen af preekte, terwijl de wildzang jubelde en de bloemen geurden als wierook. Nu is de boom oud: de zwammen woekeren in zijn geweldigen stam (wel 8 M. in omtrek) en meer dan een zware tak is dor. In 1909 is er een kapelletje onder gebouwd, waarin een beeld van Christus met het H. Hart. Over den wijden esch zagen we bij ondergaande zon, links de heuvelen van Ootmarsum, paarsblauw in wazig verschiet, ginds het spitsje van Vasse's toren opstekend uit het geboomte en rechts de bosschen van Herinchave. Door een donkere laan van sparren en eiken, met bosschen ter weerszij, komt aan de verroeste poort voor het oude kasteel; het onkruid groeit hoog op het binnenplein, de waterplanten tieren in de stille grachten, gevoed door een beekje, dat eenmaal een watermolen dreef, die nu rust en vermolmt; de luiken zijn gesloten. "Zoo blijft een woning eenzaam achter, verreist de heer naar verre kust" (nu gekocht door Mr. Kerkwijk te Almelo). De laatste Bönninghausen (hij was burgemeester van Tubbergen) is voor kort gestorven. We denken aan zijn voorzaten, die woonden op dit huis. Eén was er officier in de lijfwacht van Koning Lodewijk; hij ontving in Spanje 't Legioen van eer, maar bij Poncorbo gewond, stierf hij in Toulouse. Zijn broeder,
eerst page aan Lodewijks hof, toog in 1812 mee naar Rusland, werd gekwetst bij Smolensko, onderscheidde zich bij Waterloo en stierf in 1822 op Herinchave.

Van het mooie boschrijke Fleringen brengt de grintweg op Ootmarsum ons door de buurtschap Reutum.
Eerst komt men over uitgestrekte heivelden, waar de scheper droomend de schaapskudde bewaakt; toch wordt ook hier het bruin allengs omgetooverd in groen door het wondermiddel van kalk en kunstmest. Reutum heeft weer zoon ruime esch met een zee van koren. Oude schilderachtige hofsteden en mooie nieuwe liggen er om het kerkje.


Afbeelding: Op den Reutumer Esch in den oogsttijd

Van Fleringen den grintweg op Almelo volgende, komt men eerst weer door wijde, blijde heiden. De Tubbergsche heiden bezitten hier en daar z.g. urnenvelden, een aantal kleine heuveltjes met een greppeltje rondom. waarin de urnen zijn bijgezet en brandstapels daarbij met houtskool, grijze asch en beenderresten, alles met heide overgroeid. Ze moeten afkomstig zijn van Proto Saksische stammen uit het begin onzer jaartelling tot diep in den keizerstijd. Soms vindt een plaggenmaaier of een schaapherder hier een speerpunt, een bijl of een halsring van brons, een steenen hamer of zoo iets.

We komen in de buurtschap AIbergen. Een kerkje met pastorie onder één dak, een school, een boterfabriek, iets verder een cichoreifabriek met de villa van den eigenaar (den heer Eenhuis) erbij in boschrijke omgeving, een mooie esch en flinke hofsteden, ziedaar Albergen. In vroeger eeuwen heeft het meer beteekend. In de late middeleeuwen was er een beroemd klooster, dat van 1520-'30 meer dan 100 kloosterlingen telde. Het was een leven met God in de vrije natuur. Men had leekebroeders als opzichter van den watermolen, opzichter der bijen, hoeder der beesten in de gemeene weiden, schaapherder, olieslager, tuinier, steenenbakker en ander handwerk. In de bosschen liepen de varkens, die vet werden van de eikels. Gelegen aan den grooten weg van Deventer op Hamburg, vonden tal van reizigers er nachtverblijf. Vreemdelingen en armen werden gastvrij ontvangen. In "de stille week" en op twee andere jaartijden onthaalde men er honderden armen.
Gezegend middelpunt van beschaving in ruwe tijden. Van die ruwheid getuigen de herinneringen van 't Weemselo, eertijds een slot onder Albergen, evenals 't Kemna, in dezelfde buurt, beide van de familie Bevervoorde. Nu zijn er nog twee boerderijen van dien naam. Gerrit van Bevervoorde, heer van Weemselo, ontvoerde in den nacht van 28 Sept. 1589 de twaalfjarige dochter van Hendrik van Reede, heer van Brandlecht, die met zijn echtgenoote op 't Weemselo te gast was. Ondanks den tegenstand der ouders, die in hun hemd werden neer geworpen, droeg hij het krijtende en schreeuwende meisje over de brug naar een wagen en reed met haar naar Arnhem. Op 17 Oct. 1597 werd de maagdenroover te Brussel onthoofd. Moeder en dochter stonden in een venster en "saghen hem sterven om haer gemoet te sadighen met wrake."

Eenzaam en vergeten aan de Duitsche grens (nu pas komt er een grintweg) ligt de buurtschap Vasse. 't Is er een heerlijk landschap: prachtige korenesschen, donkere bosschen, oude hofsteden, schoone vergezichten van den Haamberg, deel van een heuvelrij, die zich van Ootmarsum tot ver over de grenzen uitstrekt, koele bronnen en lustige beekjes, die schilderachtige watermolens drijven, twee naar de zij van Mander en twee andere aan den kant van Ootmarsum. Niet ver van de kerk ligt het erve Geerdink, met andere in deze streek meer dan 1000 jaren oud, heugend van den tijd, toen de Saksers er zich vestigden. Daar werd in 1803 Johannes Geerdink geboren, die van 1837-1868 pastoor in de Lutte was (overleden 1879). Als jongske vond hij in 't ouderhuis in een kast allerlei oude akten, meest op perkament met witte zegels eraan, een geslachtsregister van wel 4 eeuwen terug en zoo meer. 's Avonds aan den haard luisterde hij naar 't verhalen der overleveringen, hier van geslacht tot geslacht bewaard. Om de grafheuvels der heivelden
zweefden de schimmen der heidensche voorgeslachten. Alles sprak van oeroude tijden en toen hij ouder was geworden, snuffelde hij overal in dit antieke land en verzamelde vele bouwstoffen. Zoo ontstond het boek, dat in het licht werd gegeven door zijn neef E. Geerdink, pastoor te Vianen: "Eenige bijdragen tot de geschiedenis van het Archidiaconaat
en Aartspriesterschap Twente" (1895)•

Geen opmerkingen:

Een reactie posten