Wij achten het van belang de volgende 1ijst aan dezen Gids toe te voegen:
een horst is een hooge met hout begroeide plek in een laag veld of in een broek: Stokhorst , Driener Horst, Ravenshorst , Buik¬horst (Losser).
een broek is een grasrijke laagte in de heide: Diepenbroek , Smalen¬ broek, Berenbroek , 't Witbroek , Doerenbroek.
een hof is eene havezathe of een huis van een eigengeërfde of meier: hof te Boekelo, hof te Espelo, hof te Koesveld, Lippinkhof , Woldrinkhof, Imenhof, Kromhof, Nijhof, Bothof, Onhof.
een kamp is een door wegen of wallen begrensd stuk bouwland: Schildkamp, Ruiterskamp, Kotkamp, Holtkamp, Puttenkamp, Berkenkamp.
een maat is een begrensd stuk hooi- en weiland zonder sloot: Eekmaat, Minkmaat, Overmaat, Stadsmaten, Derkinksmaten , Oude maten, Elsmaat, Kremersmaat.
een esch is eene begrensde vlakte met bouwlanden: Molenesch, Laar¬esch, Linderesch, Lutje esch, Roelvink-esch, Bruggink-esch, Oostervelder-esch.
een kot, kate, kotten is eene hut (de kotters, waren bewoners van kotten, hutten, die minder dan een morgen land bezaten en van het algemeen beheer der marken, niet echter van het genot en het mede-eigendom der gemeengronden waren uitgesloten; in 1312 waren zij zelfs nog uitgesloten uit de landweer, die door Karel den Grooten was opgericht): 't Kotten, Penninkskotten, Elshofskotten, Haverkot, Getkate, Goolkate.
de braken zijn hooge bouwlanden: Driener braken, de Brake, Lip¬pinkhofs-brake.
een mars, mörsch, mors is een laag, meestal moerassig land: 't Mors, de Wellemors, Elsmars, Marshoek, Breede Morsch, Galgenmörsch.
haar beteekent schrale hoogte, heuvel: de Voshaar, de Haar, de Bolhaar.
ink achter een naam van een persoon geeft aan dat de landhoeve door dien persoon is gebouwd; overigens beteekent het, evenals ik een begrensde vlakte bouw- of weilanden (meestal met hout
afgezet): Wilmink, Roelvink, Josink, Zweerink, Jennink, Der¬kink, Heutink, Enderink , Teesink, Beernink, Stroink, Brünink, Heijmerink, Assink, Leutink, Gerink, Schouwink; Varvik, Holzik, Wooldrik, Wiedik , enz.
lo, loo beteekent boschrijke hoogte: Espelo, Honinglo, Welpelo.
holt beteekent woud, hout: Schipholt, Mekkelholt , Holtkamp.
lutje beteekent klein: Lutje Holzik; de tegenstelling van lutje werd hier door ‘groot’ aangewezen, welk woord echter ook dikwijls werd weggelaten: zoo worden de erven Groot Varwik en Lutje Varwik, Beerenbroek en Lutje Beerenbroek, Lutje Spelberg en Weldink in 1665 als bezittingen van den Heer van Loen te Enschede vermeld.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten