woensdag 23 juni 2010

Per auto en te voet (1919): Achtergrondinformatie en inleiding

ACHTERGRONDINFORMATIE
Per auto en te voet werd in 1919 door de ANWB uitgegeven. De gids bevatte specifieke auto-wandeltochten, een typisch fenomeen uit die tijd. De routes gingen van A naar B en wandelaars hoefden niet weer op de plaats van vertrek uit te komen. Ze werden n.l. per auto afgezet door de chauffeur en later weer opgepikt. Degenen die zich in 1919 een auto konden veroorloven hadden meestal ook een chauffeur in dienst.
De gids bevat een lange autoroute door delen van Utrecht, Gelderland en Overijssel, waarbij langs de route een 40-tal wandelingen zijn uitgezet, waaruit men kan kiezen.
In 1927 verscheen nog een tweede uitgebreide en vermeerderde druk van Per auto en te voet.
Hieronder worden de wandelingen op Overijssels grondgebied uit de eerste druk (1919) weergegeven.



INLEIDING.
De herleving van het wandeltoerisme - gevolg van den aanleg der Bondswandelwegen - heeft ook bij hen, die geen eigenlijke voetreizen maken, den lust tot wandelen aangewakkerd. Niet het minst onder de automobilisten. Deze toch kunnen zich gemakkelijk naar een geschikt punt verplaatsen om de wandeling te beginnen, en de auto kan doorrijden, zoodat men die aan het eind van den tocht terugvindt. Wij weten, dat verschillende automobilisten aldus de Bondswandelwegen bij gedeelten hebben afgelegd, en uit talrijke vragen in de laatste jaren tot het Hoofdconsulaat gericht, blijkt wel, dat velen aldus de genoegens van een autorit en een wandeltocht willen vereenigen. Deze overweging heeft er toe geleid dit boekje samen te stellen, waarin een groote autotocht door eenige der schoonste deelen van ons land is beschreven, gecombineerd met een veertigtal wandelingen, zoowel groote als kleine.

Hoofdstuk I bevat de beschrijving van den rit met korte vermelding der wandelingen, waaruit men dus gemakkelijk een keuze kan doen. Hoofdstuk II geeft een uitvoerige beschrijving van deze tochten, terwijl eindelijk Hoofdstuk III bijzonderheden bevat omtrent een aantal in alphabetische volgorde genoemde plaatsen, welke in de beschrijving van den rit of van de wandelingen met het teeken * zijn aangeduid.
Voorts bevat dit boekje een 21-tal duidelijke wandelkaarten, waarop de beschreven tochten zijn aangegeven, en wel met een verschillend teeken voor die wandelingen, welke met de bekende wegwijzertjes van de Bondswandelwegen zijn aangeduid, en voor die, waarbij die teekens ontbreken, zoodat men zich op kaart- en wegbeschrijving moet verlaten.

Op een overzichtskaart is bovendien de automobielroute met de nummers der wandelingen aangegeven. Een groot aantal illustraties zal, naar wij vertrouwen, de aantrekkelijkheid van het werkje verhogen.
Wie den geheelen autotoer maakt en een goede keuze uit de wandelingen doet, maakt zeker een der mooiste reizen, die men zich hier te lande kan denken. Het spreekt echter wel vanzelf, dat de tocht in gedeelten gemaakt en op allerlei wijzen bekort kan worden. Bondsatlas en reiswijzer kunnen daarbij goede diensten bewijzen.

Per auto en te voet (1919): Wandeling 9

Wandeling No. 9.



PER AUTO.
De auto stopt op den grintweg Zwolle-Ommen, bij den ingang van de Melkhorster allée (250 M. vóórdat de grintweg evenwijdig loopt met de spoorbaan bij den spoorwegovergang, dicht bij station Dalfsen volgt verder den grooten weg en wacht bij de oprijlaan naar het kasteel Rechteren. 3 K.M.

WANDELING. Kaart no. 7 - 5.3 K.M.
Men wandelt de mooie Melkhorster allée in, kruist de Papenallée en na een brugje - waar men links op den vijver van het Huis Den Berg ziet - te zijn overgegaan, volgt men links een pad, dat uitkomt op de breede, met zwaar hout bezette laan, die langs de voorzijde van het Huis Den Berg loopt. Hier vindt men de bordjes van den wandelweg Zwolle-Oldenzaal, die men linksaf volgt in de richting Ommen.
Het Huis Den Berg, een statig, vierkant gebouw uit het begin der 18e eeuw, met stallen en koetshuizen om het voorplein en geheel door water omgeven, is prachtig te midden van hoogten gelegen en omgeven door mooi, zwaar geboomte, dat op vele plaatsen een dicht dak vormt, waar de zonnestralen niet doorheen dringen.
Tegenover het Huis strekt zich kaarsrecht de Berg-allée zuidoostwaarts uit, maar alvorens deze te betreden, gaan we nog even over de hoogte, die zich ten westen van deze laan verheft, om van daar het kijkje in den hollen weg en over den omtrek te genieten. Het pad slingert zich over de hoogte, langs oude statige dennen, over wier kruinen al heel wat stormen zijn gegaan, en voert ons dan naar de Berg-allée terug. Waar deze als klinkerweg afbuigt naar Heino, gaan we rechtdoor, eerst door een laan van eikenhout, dat bij het brugje eindigt, om plaats te maken voor laag dennenhout, dat het verdere gedeelte van den breeden zandweg begrenst. Bij het kruispunt kan men voor het laatst een blik werpen op het aan het einde der allée nog zichtbare Huis den Berg, om dan de Diezerstraat te volgen. Wanneer men op dit kruispunt rechtsaf gaat en bij het eerstvolgende kruispunt linksaf, komt men aan het Sterrebosch, dat echter heel veel van het vroegere fraaie geboomte heeft verloren. Langs de Diezerstraat, een breede boschweg, loopende door zwaarder dennenhout, aan de noordzijde door weide en bouwland afgewisseld, hebben we nu en dan een kijkje in het ten zuiden gelegen Rechterensche Veld, dat met dennenbosschen en stuifbelten is bezet; als jachtterrein is het voor wandelaars niet vrij. Links vertoont zich nu en dan de zware toren van Dalfsen, rechts gaan we een bosch van oude, zware dennen voorbij, terwijl verder eiken, beuken en ander hout den weg omzoomen.



Vertoef een oogenblik op het kruispunt aan het einde van den weg, voor ge de bordjes verder volgt, en bekijk eens den naar het zuiden voerenden prachtigen boschweg, wat is het daar rustig tusschen het dichte hout, hier en daar door stuifbelten en begroeide heuveltjes onderbroken. Bedenk echter, dat ge hier in het jachtgebied van den Graaf van Rechteren zijt en zorg geen wild te verjagen als ge het mocht zien; wanneer door de vele wandelaars het wild zou verminderen, zou de vergunning, hier te mogen wandelen, wel eens gevaar kunnen loopen.
Uit het dennenbosch komen we weer in eikenlanen, die ons tusschen de weiden door langs de rentmeesters woning naar den grintweg voeren. Reeds van verre was de toren van het kasteel Rechteren boven het geboomte te zien, en wanneer we het met sparren beplante stukje grintweg achter ons hebben, ligt, links de oprijlaan en het prachtige kasteel voor ons. Het maakt een grootschen indruk, zooals het daar ligt met den ronden toren, die uit de 13e en 14e eeuw afkomstig is, maar later geheel werd gerestaureerd. Het achterste gedeelte is het oudste van het hechte gebouw, en, te oordeelen naar de gevels en ramen, in het begin der 17e eeuw herbouwd; de fundamenten echter zullen zeer waarschijnlijk wel even oud zijn als de toren, de muren tenminste waren dik genoeg om er een trap in te kunnen uithakken. Het voorste gedeelte van het huis is uit het laatst der 17e eeuw en uit het begin der 18e eeuw en is in den voorgevel voorzien van het wapen van Rechteren met daarnaast de ‘Gerechtigheid’ en de ‘Kracht’. Met de wel wat overdadige versiering vormt dit voorste deel een contrast met het oudere gedeelte van het gebouw, dat met zijn sobere lijnen er hoog boven uitsteekt. De brug met hare beide zeemeerminnen, die zich hier wel niet erg in haar element zullen voelen, geeft toegang tot het voorplein.

Per auto en te voet (1919): Wandeling 10



Wandeling No. 10.

PER AUTO.
De auto stopt op den grintweg Zwolle-Ommen, 2.1 K.M. voorbij den tol (even voorbij het Huis Hessem, waar links het dennenbosch ophoudt), tegenover een boerderij, waar een breede zandweg rechts afslaat. De auto rijdt door Vilsteren en wacht 1 K.M. voorbij het Huis Vilsteren, waar rechts een beukenlaan afgaat. - 2.1 K.M.

WANDELING. Kaart No. 7. - 6 K.M.
We vinden hier de bordjes van den wandelweg Zwolle-Ommen, die we volgen, langs den zandweg in de richting Ommen, tot men links een hek ziet, dat we doorgaan.
We zijn nu in de bosschen van den eigenaar van Vilsteren, Mr. F.R. Pathuis Cremers. Men sluite de op enkele wegen van dit landgoed aangebrachte hekken goed, opdat het vee, dat hier dikwijls los langs den weg wordt gevoerd, de afgesloten wegen niet binnen kan gaan; dat losloopende vee kan ons wel eens den weg versperren, maar het is in den regel nogal goedig van aard en kijkt ons alleen maar wat nieuwsgierig aan. We betreden nu een mooi laantje van lariksen, in het midden met een door mooie sparren omgeven open plek; aan het einde staan we op een open veld, aan de overzijde omgeven door hooge donkere sparren. Daarachter ligt de weg, dien we moeten volgen, als we het hek (sluiten a. 't u. b.) bij dien weg zijn doorgegaan. Links een stukje bosch, het zoogenaamde doolhof, dat we doorgaan, doch waar men, als men lust heeft, nog wat kan blijven dwalen; eigenaardig, dat hier de eiken en zware hooge dennen elkaar afwisselen. Weer even rechtsaf en we staan op het algemeen bekende punt de Zeven Alléetjes of Zeven Kijkjes genaamd, omdat het geboomte zoodanig in rijen is geplant, dat zij met de werkelijke lanen zeven lanen schijnen te vormen. Aan het einde van de middelste laan zien we het Huis Vilsteren liggen.
Na op de bank even te hebben uitgerust, wandelen we de tweede laan van rechts in - de eerste rechts voert naar de Halte Vilsteren -, aan het einde kruisen we een mooien, breeden, beschaduwden zandweg, waar we links de fraaie kerk, een geschenk van den eigenaar van het Huis Vilsteren, zien liggen. Het pad, dat nu voor ons ligt, klimt eenigszins en gaat onder mooi geboomte over een hoogte, waar we rechts voor ons uit de donkere silhouet van den Lemelerberg zich tegen de lucht zien afteekenen. Na het prieeltje te zijn voorbijgegaan, gaan we niet rechtuit door de Gerner Belten, maar slaan linksaf en bereiken langs een weg door het bouwland den grintweg naar Ommen, dien we linksaf volgen langs de uitspanning Vilsteren van A.F. Klomp. Daar ligt een vreemdelingenboek, waarin ge uw naam en alles wat u verder op 't hart ligt, aan de vergetelheid kunt onttrekken. Straks zullen we nog wel iets meer zien van de Gerner Belten, waaraan vele oude sprookjes over ‘de witte wijven’ verbonden zijn. Een dier verhalen heeft veel overeenkomst met dat van den Witten Wijvenkuil op den Lochemschen Berg.
Alvorens Vilsteren te verlaten, willen we nog een bezoek brengen aan de oevers van de Vecht, die nog eenige schilderachtige plekjes oplevert. We volgen een eindje den grintweg voorbij het Huis Vilsteren, waartoe een fraai ijzeren hek toegang verleent, en dat door een met smaak aangelegd park met vele vreemde gewassen is omgeven, om nagenoeg tegenover de villa de aanwijzing der driehoekjes verder te volgen. Spoedig zien we links het water van de Vecht, en na een schaduwrijk laantje van eiken en sparren, langs een op een hoogte geplaatste bank, de zoogenaamde kurketrek, te zijn doorgegaan, bereiken we den Witten Koepel, waar we even kunnen rusten en kunnen genieten van het aardige uitzicht op het in het bosch verscholen Vilsteren met den molen en de kleurige vakken bouwland op den voorgrond. Volg het hier opgehangen verbod op en kras geen namen op het witte pleisterwerk van den koepel, help den eigenaar in zijn pogen om alles er netjes te doen uitzien. Wilt ge uw naam vereeuwigen, doe zulks dan in het zooeven vermelde boek in de uitspanning. Tusschen beuken door dalen we iets, steken den zoogenaamden Koeweg, die naar de weiden aan de oevers van de Vecht voert, over en slaan een pad door de dennen in. Weer staan we bij een bank met ruim uitzicht, en kort daarop brengt het kronkelende pad ons bij de Hermitage, een vriendelijk plekje, waar thans echter de kluizenaar ontbreekt.
Volgens de overlevering zou hier in het begin der 17e eeuw een geestelijke uit Ommen verblijf hebben gehouden. In elk geval zal de hut sedert dien tijd wel eens vernieuwd zijn. Het pad slingert zich verder door de dennen, plotseling staan we op een hoogte, waar we over het bosch heen zien, terwijl voor ons in de diepte de Vecht zich door de lage landen voortstuwt. Ruim is het vergezicht, naar het Noorden de heide hier en daar met een enkele schuur aan den horizon, naar het Oosten over de buurtschap Varsen heen, de bosschen bij Ommerschans en de bosschen van 't Laar, de toren van Ommen en den molen ten Noorden van dat stadje. Naar het Z.O. is de kam van den Lemelerberg nog even door het geboomte te zien.
Hebben we genoeg van het panorama, dan volgen we den rand van het hooge terrein langs de Vecht; waar het pad naar den grintweg afbuigt, vinden we weer een bank met het gezicht op de rivier, die we nu gaan verlaten om haar in Ommen terug te zien.
We zijn nu weldra op den grintweg terug, waar een beukenbosch, het einde van de Gerner Belten, zich aan de andere zijde van den weg uitstrekt. Hier vinden we de auto terug.

Per auto en te voet (1919): Wandeling 11

Wandeling No. 11.



PER AUTO.
De auto rijdt op den grintweg Ommen-Hellendoorn bij den driesprong no. 219 den weg op naar Den Ham en stopt bij de eerste bocht in den weg, rechts een draaihekje (1 3/4 K.M. verder het kasteel Eerde), en rijdt daarna terug tot den driesprong no. 219, en hier linksaf tot aan de Nieuwe Brug, waar de auto wacht, 1 3/4 K.M.



WANDELlNG. Kaart No. 7. - 0.7 K.M.
Door het draaihekje volgen we het pad langs den hoogen of steilen oever van de Regge, dat een schilderachtig gezicht op¬levert op het riviertje met zijn dichtbegroeide oevers. Het mooiste uitzicht heeft men op den grintweg, even voorbij het hekje. Niet lang echter kunnen we de rivier volgen, het bosch belet het ons; spoedig komen we bij de school op den grintweg naar Hellendoorn, waar de Nieuwe Brug gelegenheid geeft de rivier over te gaan. Aan deze brug zijn historische herinneringen verbonden; hier werden in het begin der 16e eeuw de Sallandsche edelen door benden van den Hertog van Gelre, in vereeniging met inwoners van Zwolle, overvallen en naar deze stad gevoerd. Toen werd het kasteel Eerde verbrand. Meermalen werd dit punt als verzamelplaats uitgekozen, zelfs door de Staten van Overijsel, en geen wonder, want hier loopen vele wegen samen; van het Oosten de wegen van Den Ham en Hardenberg, van het Noorden die van Ommen, van het Westen die van Zwolle en Raalte en van het Zuiden van Holten, terwijl ook de Regge in vroeger tijden een bevaarbare rivier was en als waterweg gebruikt werd.

Per auto en te voet (1919): Wandeling 12

Wandeling No. 12



PER AUTO
De auto stopt op den grintweg Ommen-Hellendoorn, bij de oprijlaan naar het Huis Archem (de eerste grintweg links voorbij de Nieuwe Brug) en rijdt door tot bij de kerk in Lemele, waar gewacht wordt. 3.2 K.M.

WANDELING. Kaart No.7. – 6 K.M.
De oprijlaan inwandelende, vinden wij de reeds bekende driehoekjes van den wandelweg bij een wegje, dat van links op de laan uitkomt. We volgen nu deze aanwijzingen volgens de pijl in de richting Hellendoorn (in de richting van de punt van den blauwen driehoek), langs de oprijlaan, om verder door het bosch weer naar den grindweg af te dwalen. Het Huis Archem zelf, een eenvoudig landhuis, ligt te ver weg, om er iets van te zien; de bosschen zijn des te fraaier, let eens op de mooie, zware oude eiken, die hier aan den weg langs het weiland staan, voordat ge in den beukenlaan komt, die naar den grintweg terugvoert.
We kruisen den grintweg en missen nu een eindje het schaduwrijke bosch van Archem, maar spoedig loopen we weder tusschen de dennen, waarachter de Archemmerberg, de begroeide hoogte, die we links zagen liggen, verdwijnt. Slechts korten tijd echter vergezellen de dennen ons, en staan we aan het begin der uitgestrekte heide, die zich over den Lemelerberg uitstrekt. Laat die open zonnige heide u niet afschrikken, zoek een niet al te warmen dag uit, als er maar een weinig wind is, zal deze u op den open berg genoeg koelte bezorgen. Rechts naar het noorden toe kunt ge enkele der groote kloven waarnemen, die jaren geleden door stortvloeden aan die zijde van den berg zijn ontstaan. Steeds stijgen we en steeds ruimer wordt het uitzicht, totdat we bij het triangulatiepunt het hoogste punt hebben bereikt, en de geheele horizon open voor ons ligt.
Kijk hier eens goed om u heen, de wandeling door het vlakkere land langs de Vecht ligt achter u, thans volgt een geheel andere landstreek, de heuvelreeks die Salland of Salon, later ook wel als IJselgouw aangeduid, van noord naar zuid doorsnijdt, naar het Oosten begrensd door het dal van de Regge met de daaraan gelegen plaatsjes Diepenheim, Goor, Rijssen, Nijverdal en Hellendoorn. En nog meer oostelijker rijst het land opnieuw, om zijn grootste hoogte te bereiken in de tusschen Oldenzaal en Denekamp gelegen heuvels.
Naar het noorden valt de toren van Ommen ons het eerst in. het oog. terwijl verder, het Vechtdal volgende, Vilsteren, Rechteren en Dalfsen zich vertoonen; bij helder weder is ook Zwolle en Hattem te zien. Naar het westen zijn de schoorsteenen van Lemelerveld, Heino en Raalte duidelijk te zien, terwijl wij, ons naar het Zuiden keerende, den Luttenberg en Eelerberg zien. Oostelijk daarvan wijzen de fabrieksschoorsteenen de ligging aan van Hellendoorn en Nijverdal, terwijl weer naar het Noorden toe Almelo, Den Ham, de Bosschen van Eerde en de Besthmerberg en verder weg in het N.O. Hardenberg elkaar opvolgen. Dichtbij ligt Lemele, waarheen de weg ons straks zal brengen.
Met den kijker zijn zelfs Zutphen, de schepen op den Zuiderzee, en aan de andere zijde Bentheim, benevens tal van andere torens te onderscheiden.
Heben we genoeg van het schouwspel, dat ons trouwens voor een groot deel op de verdere wandeling over den berg vergezelt, dan dalen we af naar de zijde waar het bosch de westelijke helling voor een deel bedekt, om langs den rand van het Bosch den grooten steen te bereiken. Deze steen, bijna 11 M. in omvang en 2.70 M. hoog, bestaat uit verhard zand en klei, terwijl er zich sporen van metalen: lood, koper, ijzer en tin, in bevinden; dichtbij bevinden zich ook de beide bronnen, waarvan de Blikken Fontein vlak bij den steen is gelegen. Een goed voetpad voert ons verder langs den oostrand van den berg, waar nog steeds de geheele oostelijke vlakte voor ons open ligt; aan het pad kunt ge merken, dat ge in een terrein zijt gekomen, dat in ontginning is. We zijn n.l. aangeland in een der terreinen waar de Oranjebond van Orde en de Kwartguldens-Vereeniging voor Heide-Ontginning werkzaam zijn, en waar, ter herinnering aan het eeuwfeest van onze onafhankelijkheid, het ‘Park 13’ in aanleg is, met als middelpunt het steenen monument. Er moet hier een park ontstaan met olmen en iepen, beuken en eiken, dat een waardig, nationaal monument moge worden onder de hoede der Nederlandsche Heidemaatschappij.
Wilt ge dezen Oranjebond, die sympathie verdient, steunen, zie hier het adres der Directie: Emmastraat 56, Hilversum, en dat van de Secretaresse der Kwartguldens.Vereeniging, v. Hoornbeekstrat 60, 's-Gravenhage.
We verwijlen nog eenigen tijd bij dit herinneringsmonument om voor het laatst te genieten van het ruime uitzicht, want thans gaat het naar beneden, het gehucht Lemele tegemoet.

Per auto en te voet (1919): Wandeling 13

Wandeling No. 13.



PER AUTO.
Deze stopt op den grintweg Ommen-Hellendoorn bij de oprijlaan naar den Eelerberg en het Sanatorium (le grintweg rechts met handwijzer), rijdt daarna door tot bij de kerk in He!lendoorn, 2.5 K.M., of tot op het hoogste punt van den grintweg Nijverdal-Raalte, 7 K.M., waar gewacht wordt. (Na den 2den spoorwegovergang rechtsaf.) Daarna keert de auto terug en rijdt rechtuit naar Almelo.

WANDELlNG, Kaart No. 8. - 9,8 K.M.
Men wandelt de oprijlaan in en volgt op den driesprong den rechtschen weg, totdat men bij de boschwachterswoning de driehoekjes van den wandelweg vindt. Rechtuit loopt de rijweg door naar het Huis Eelerberg, het landgoed van wijlen den vroegeren burgemeester van Amsterdam, Mr. Veening Meinesz. Wil men de belvédère, die we straks zullen zien, beklimmen, vraag dan den sleutel aan de boschwachterswoning. Men volgt nu linksaf de fraaie laan in de richting Hellendoorn van de wegwijzertjes; na de eiken langs den grintweg voert een dennenlaantje ons een weinig hooger en staan we na eenige bochten bij de belvédère. Nu het dennenbosch hier gedeeltelijk gekapt is, hebben we hier reeds een aardigen kijk op Hellendoorn ; boven op de belvédère ziet men ook naar het westen over het bosch heen en zal men tal van reeds bekende torens ontdekken. Voorbij de belvédère verkrijgt langzamerhand het dennenhout de overhand en wordt het bosch dichter en de paden meer begroeid. Weest hier weer vooral voorzichtig met vuur, rook liever maar eens een poosje niet, de dennenlucht zal u geen kwaad doen en een achteloos weggeworpen lucifer kan in de droge naalden zeer spoedig hrand doen ontstaan. We dwalen verder tot we rechts een omheining opmerken waaruit we opmaken, dat daar het Hellendoornsche Sanatorium, van de Vereeniging tot oprichting van Volkssanatoria, is gelegen; spoedig kruisen we den daarheen voerenden grintweg, met de telefoon er langs, ongeveer gelegen tusschen den Eelerberg en den Hollander, die met de Victoria den Hellendoornschen Berg vormen. De weg gaat iets op, tot we al stjjgende door ouder dennenbosch
Op een dwarsweg komen, waar we naar het westen juist den Luttenberg kunnen waarnemen. Het bosch is hier vrij dicht, ook door allerlei lagere gewassen, waaronder vele rechtopgaande jeneverbesstruiken.
Iets verder, op een open plek, ligt de zooeven genoemde hoogte in haar geheel voor u; duidelijk teekenen de van de aan de noordelijke helling gelegen kerk en de daar gelegen korenmolen zich tegen de lucht af, terwijl over de zuidelijke helling de toren van Raalte te zien is. Dien Luttenberg zien we nog tweemaal terug, het laatst op den driesprong, waar we linksaf gaan, terwijl we rechts in de laagte dien heuvel zien liggen, groen in het yoorjaar en in den herfst, geel in den zomer, als het graan rijpt.
Aan vergezichten geen gebrek op deze wandeling over de heuvelrij die Overijsel van noord naar zuid doorsnijdt. Nog een eindje door het bosch en dan volgen we de oostelijke helling, waar het bosch ons verlaat en daardoor het uitzicht vrij laat over Hellendoorn en omstreken. De torens en de molen van het plaatsje steken tusschen het groen uit en wenken ons als ‘t ware om eenige welverdiende rust te komen genieten. Weer een boschperceel en dan staan we op den keiweg van Hellendoorn naar de Hellendoornsche Poort in den spoorweg van Holten naar Nijverdal, die ons langs de villa van den Burgemeester H. F. M. E. Graaf van Limburg Stirum en het Station het plaatsje binnenvoert. Tegenover het station zien we het hotel Bergzicht, dat geheel vernieuwd is; volgen we den weg rechtuit, dan zien we aan onze rechterhand, even voordat we de R.-K. kerk bereiken, het hotel van J.G. Reimert, het Wapen van Overijssel, waar men u vriendelijk ontvangt, en, al is het eenvoudig, u degelijk zal verzorgen.



De bordjes echter wijzen op den driesprong rechtsaf langs de kerk en het Gemeentehuis, waar ze u opnieuw bergwaarts voeren. Hellendoorn, ook nog wel Helderen genoemd, vormt met Nijverdal één gemeente; beide deelen zijn een klein half uur van elkaar verwijderd.
Het eerste is het oudste en komt reeds voor op een kaart van 1618; Nijverdal, opgekomen door de stichting in 1836 van een weefschool door de Nederlandsche Handelmaatschappij en van een handelsetablissement door Thomas Ainsworth, op de plek waar de Regge nog goed bevaren kon worden, om de producten uit de streek af te voeren, is door de later hier opgerichte fabrieken geheel een fabrieksplaatsje geworden.
Hellendoorn heeft dan ook een geheel ander aanzien als Nijverdal, dat gesticht is op de plaats van 't vroegere Koeveen, een wildernis; hier alles nieuw, daar oude, bochtige straatjes en oude huizen.
Langs het wegje bij het gemeentehuis verlaten we Hellendoorn, om ten zuiden van het station, het eindpunt van de lijn Hellendoorn-Winterswijk, door het bouwland het bosch op den berg te naderen. Na het laantje door het eikenhakhout begint de weg door het bosch iets te stijgen; achter ons ligt Hellendoorn; met omgeving, een aardig kijkje, waarvan ge op de bank aan den rand van het bosch genieten kunt.
Verderop verbreedt zich de boschweg en bereikt ge een open gekapt stuk boschgrond op den Stoepaars, waar naar het Oosten een ruim panorama zich aan ons oog vertoont. Wandelen we door naar ‘t hoogste gedeelte, dan breidt het panorama zich ook naar het Westen uit.
Onze gidsen wijzen nu zuidelijk het bosch in en daar begint het pad iets te dalen. Voor ons uit zien we het buiten De Kinkenbelt liggen en het duurt niet zoo heel lang of we komen op den grintweg uit, die naar deze villa voert. Over de spoorbaan volgen we het pad langs den hollen weg, waardoor de spoorbaan loopt, en dat ons boven op het hoogste punt van den straatweg Almelo-Raalte brengt. Ook hier weer een vrij uitzicht naar alle zijden, alleen naar het zuiden belet het zoogenaamde Spoorbosch en Groot-Twelhaar het uitzicht.
Wandelt men het Spoorbosch aan de overzijde van den grintweg naar Nijverdal (volgens de aanwijzingen der driehoeken, richting Dierenheim) nog een eind in, tot daar waar het bosch eindigt, da treft men daar aan deze zijde van den Haarlerberg een zeer schoon panorama, zoowel naar het Oosten als naar het Westen.
Men kan deze wandeling ook in Hellendoorn afbreken, in welk geval de auto bij de Prot.
Kerk aldaar moet wachten. 6.3 K.M.

Per auto en te voet (1919): Wandeling 14



Wandeling No. 14.



PER AUTO.
De autorijdt op den weg Tubbergen-Ülsen den grintweg naar Vasse voorbij en stopt 4 K.M. verder in Mander bij een met hoog geboomte bezet pleintje (250 M. vóór den ouden tol met brievenbus, ter rechterzijde van den weg staat daar een oud houten schuurtje met riet gedekt); deze gaat daarna terug en rijdt linksaf den grintweg op naar Ootmarsum en wacht even vóór die plaats bij de uitspanning Tichelwerk.

WANDELING. Kaart No. 9. - 8.5 K.M.
Men wandelt langs het bovengenoemde schuurtje rechtsaf den fraai beschaduwden zandweg in; aan het einde, waar de weg het erf van een groote boerderij opgaat, linksaf. Voorbij de volgende bocht gaat men links een pad in, dat tusschen de sparren doorloopt, juist tegenover een grijs geschilderd hekje, dat een klinkerpad naar de boerderij afsluit.
Het pad door de sparren komt uit in een mooie eikenlaan, die men linksaf volgt; aan het einde rechtsaf een fietspad op, dat men steeds nagenoeg rechtuit volgt, tot men in Vasse bij de kerk uitkomt.



Behalve de R.K. kerk met hare imitatie-steenen pilaren, heeft Vasse niets bijzonders: men vindt er een school, een café, een smid enz., en eenige groote boerderijen met de bekende drie¬hoekige daken.
Men wandelt nu linksaf den grintweg op, tot voorbij een ter linkerzijde gelegen boerderij met vier driehoekige puntdaken, en slaat dan den eersten weg links in. Na het laantje loopt de weg door een weide, die op den weg door hekken kan worden afgesloten; daarna komt men, rechtsaf gaande, bij een met heide begroeide hoogte, den Tutenberg. Op den top bij het eenzaam staande boompje heeft men een aardig gezicht op Vasse en kan men den verren omtrek waarnemen. Men volgt verder den zandweg langs den voet van den heuvel; iets verder achter het eerste smalle dennenboschje ligt een tweede heuvel, de Braamberg. Ziet men niet op tegen een kleine wandeling door de door de heide, dan kan men even het voetpad, dat links tusschen het smalle en het volgende dennenboschje naar den top loopt, inslaan; het is slechts een goede 200 M. ver. Aan het einde van dat pad heeft men op den hoek van het links gelegen smalle dennenboschje een prachtig vèrgezicht: links naar het westen ligt Vasse, naar het noorden steken de roode daken van een pannenbakkerij nog juist boven de heide uit, terwijl men oostwaarts over de golvende vlakte van den Hezinger esch en de boschjes langs de Springendaalsche beek heen ver Duitsohland inziet.
Keert men naar den weg terug, dan volgt men dezen tot op den viersprong op den hoek van een dennenboschje, waar rechtuit een fietspad over den esch loopt. Daar slaat men rechts den mooien, eenigszins dalenden boschweg in. Langs eenige boerenhuizen komt men langs een kronkelenden weg aan een mooi plekje, waar 1inks een vijver tusschen het hooge hout ligt en de grond tusschen de stammen met hulst is begroeid. Rechts ziet men het oude gebouwtje van den water(koren-)molen van de groote boerderij De Hazelbekke. Aardig is het in de groote ruimte van het met twee tipgevels voorziene huis even een kijkje te nemen, waartoe de eigenaar u wel vergunning zal verleenen.
Voorbij de boerderij op den viersprong slaat men linksaf een weg in, die door het golvende terrein slingert; achteruit ziet men den molen aan den grintweg Vasse-Ootmarsurn boven den hoogen esch uitsteken. Men volgt dezen weg voorbij een boerenhuis steeds nagenoeg rechtuit, totdat men in de heide een breeden weg kruist, aan de overzijde met eenig laag houtgewas en brem begroeid; men ziet daar de eerste huizen van Nutter vlak bij tusschen het geboomte. Hier gaat men rechtsaf en langs eenige knotwilgen naar den grintweg, volgt dezen even rechtsaf, om daar een wegje door het bouwland in te slaan. (Er staan daar juist weer twee kleine witte paaltjes.) Men volgt dit wegje steeds rechtuit. Na een dwarsweg te zijn gekruist, begint de weg te stijgen, tot we op den Kersberg staan, waar men een ruim uitzicht heeft naar de zijde van Ootmarsum.
Doorgaande, staat men bij een dwarsweg voor een boerderij met een zwart kruis met witte randen in den driehoekigen gevel (het lijkt wel wat op een IJzeren kruis); men gaat hier even links om het huis heen, en dan weer rechtuit; men ziet dan recht vooruit den grintweg van Ootmarsum naar Fleringen en Almelo over de kruin der hoogte loopen, zoodat de silhouetten van alles wat zich op den weg beweegt, scherp tegen de lucht afsteken.
Op den laatsten driesprong, ongeveer 250 M. van den grintweg af, gaat men links den hollen weg door naar de uitspanning 't Tichelwerk. Bij het huis gekomen, volgt men rechtsaf langs de waranda het pad naar boven, waar men bij de prieëelen een heerlijk zitje heeft met fraai panorama. Rechts langs de prieëelen gaande, volgt men een pad rechtuit door het bosch, dat aan het einde links afbuigt en naar den grintweg voert. Wandel daarna nog even het pad in, dat aan de overzijde van den grintweg bij een bank naar de steenbakkerij loopt; voorbij het hekje van de Israëlitische begraafplaats moet men linksaf het voetpad volgen, dat, om den doodenakker heenloopende, prachtige vergezichten oplevert, en daarna weer op den grintweg uitkomt.

Per auto en te voet (1919): Wandeling 15

Wandeling No. 15



PER AUTO.
De auto rijdt, van Ootmarsum komende, door Denekamp tot voorbij de R.K. kerk bij wegwijzer no. 142, waar men de auto verlaat; deze slaat rechtsaf den weg in naar Oldenzaal en volgt, over de brug bij de halte Beuningen, links bij wegwijzer no. 1791 den grintweg naar Losser. De wagen wacht op den grintweg na de derde scherpe bocht, ruim 4 K.M. nadat men den grintweg naar Losser is ingeslagen. 6.5 K.M.

WANDELING. Kaart No. 10. - 9.7 K.M.
Op den driesprong bij de R.-K. kerk wandelt men rechtuit, volgens de aanwijzingen der wegwijzertjes, in de richting Hengelo. Door een met sparren en eiken bezette laan, langs de boerderij Otman, gelegen in het aardige gehucht Berghum, komen we in een meer open terrein, waar dennen en heide het bosch- en bouwland hebben vervangen. Iets verder ligt aan onze linkerhand het Hornven, een veenplas waar veenmos, heide- en gagelstruiken om den voorrang strijden; aan de overzijde van den plas liggen eenige boerenhuizen, bijna geheel in 't groen verborgen, terwijl bij helder weder in de verte het slot Bentheim zich tegen de lucht afteekent.
We naderen nu het gehucht de Mekkelhorst, waar de boerderijen met hare schuren zonder orde tusschen het zware geboomte verscholen liggen; een schilderachtiger plekje is dan ook haast niet te denken, en dat het de opmerkzaamheid van schilders heeft getrokken, blijkt wel uit de door den schilder W. Oppenoorth in deze streek vervaardigde stukken. De weg buigt zich hier om het hooge bouwland heen, loopt dan langs de heide en langs een dennenboschje.
Spoedig staan we nu bij de Kampbrug, waar de bijna jaarlijks terugkeerende overstrooming van den Dinkel op den oever nog lang haar sporen achterlaat; van hier volgen we een eind den linkeroever van dit aardige riviertje door dennenbosch en heide naar de Meulemansbrug, een mooi plekje, met dichter en zwaarder bosch omgeven. Langs den rechteroever gaan we verder langs knoestige oude eiken; waar de weg, links afslaande, de rivier verlaat, ziet ge voor u een pad, dat naar een met laag hout begroeide hoogte leidt, door inwoners van Denekamp de Hartmannsweilerkopf genoemd, naar den bekenden heuvel waarom Duitschers en Franschen in den oorlog zoo hevig hebben gestreden, en van waar men een aardig kijkje heeft op den Dinkel en de naaste omgeving. De wegwijzertjes daarna volgende, gaan we langs den rand der heide met het ruime vrije uitzicht over het Beuningerveld, dat zich tot aan de Duitsche grens uitstrekt. Rechts zien we tusschen het hout de oude boerderij Groot-Beverborg, een der weinige overgebleven "losse hoezen" in deze streek; daar dichtbij staat het bord met de waar¬schuwing van de Vereeniging V.V. van Denekamp. Nu volgt een tocht door het Lutterzand, waar we hopen dat de bordjes niet zullen verdwijnen, want anders kan men hier nog wel eens leelijk dwalen. Woest is het hier tusschen de dennen, de duintjes, en het lage struikgewas. Straks ligt naar het Oosten de open heide voor ons en zien we Gildehaus en Bentheim met het Slot dichtbij liggen.
Na een half uurtje komen we aan een open zandige plek, waar we een groene vlakte aan de overzijde van de rivier ontdekken. Dichterbij gekomen zien we de Dinkel beneden ons stroomen en eerst bij nadere beschouwing valt ons de zeer eigenaardige loop van het water in het oog, dat hier een in een zeer smalle strook uitloopend schiereiland heeft doen ontstaan, en dat nog steeds aangroeit ten koste natuurlijk van den oostelijken oever. En de daartegenover gelegen boerderij Kramer ziet haar weide steeds vergrooten en werkt dit natuurlijk niet tegen, zoodat de ‘Grüne Stert’ zich steeds uitbreidt. Het aardige riviertje, dat er zooeven bij de Meulemansbrug zoo ernstig en bezadigd uitzag, vertoont zich hier heel anders; de oevers hier in het Lutterzand zijn op vele plaatsen door het water ondermijnd, zoodat nu en dan, als het water met kracht op den oever aan¬stormt, de grond afbrokkelt en met de op den oever staande dennen in den stroom valt en medegesleurd wordt.



Vrijwel evenwijdig met het riviertje vervolgen we de wandeling naar de Kribbenbrug, waar we van van de Dinkel afscheid nemen; over de brug rechtuit langs den met berken en peppels begroeiden zandweg komen we bij de boerderij Stuthof op den grintweg, waar de auto wacht.
Men kan ook de wandeling bekorten en, na de Kampbrug te zijn overgegaan, rechtuit wandelen totdat men den grintweg bereikt bij de boerderij Scholten, bij de eerste scherpe bocht van den grintweg; de auto moet dan, na ruim 2 K.M. dezen weg te zijn ingereden, wachten. Deze wandeling is 3.7 K.M. Oot kan men hier aanvangen en wandelen tot de Kribbebrug. 6 K.M. Of wel van het punt aan den grintweg bij de boerderij Stuthof wandelen naar den grooten weg Oldenzaal-De Poppe bij Lutte(kerk), eveneens een loonende wandeling. De auto wacht dan op den weg Oldenzaal naar De Poppe (Bentheim) tusschen M.P. 4 en 5 bij het hulppostkantoor van Lutte(kerk).
Deze laatste wandeling is 3.6 K.M.

Per auto en te voet (1919): Wandeling 16

Wandeling No. 16.



PER AUTO.
De auto stopt op den weg Denekamp-Oldenzaal, na de beide bruggen bij Dinkeloord te zijn overgegaan, even voorbij het hotel van dien naam; rijdt daarna den grintweg naar Losser tot den grooten weg Oldenzaal-De Poppe (Bentheim), daar bij wegwijzer no. 1790 rechtsaf en wacht halverwege M.P. 2 en 1, even voorbij de oprijlaan naar het huis Egheria. 11 K.M.



WANDELING. Kaart No. 10. - 9.2 K.M.
Rechts van den weg ligt hier de villa De Borcht, op de plaats waar eens het Huis ‘Borch’ in Bonijnge was gelegen, links van den weg, het Sterrebosch, waarheen de blauwe driehoek in de richting Oldenzaal weer onze leidsman zal zijn. Volgens de beschrijvingen zou het bosch, waarin we nu dwalen, de meeste sterren bezitten van alle gelijknamige bosschen in Nederland; ook de vijver is in stervorm aangelegd. Eerst volgen we hier langs den rand van het bosch een ouden arm van den Dinkel, om daarna de oevers van het riviertje zelf te volgen en de Beuningerbrug te bereiken, een mooi plekje, waar de rivier er heel wat bedaarder en bezadigder uitziet dan voorbij het Borchtbosch en in de buurt van het Lutterzand. Hier zijn beide oevers begroeid en met geboomte bezet, terwijl het licht slechts spaarzaam door het dichte bladerdak heenstraalt. Aan den anderen oever ligt het Hassinkbosch, maar door daar te wandelen, zouden we te veel van onzen weg afdwalen en daarom volgen we nog een eindje den westelijken oever, zeggen dan het aardige riviertje voorgoed vaarwel om door een stukje heide en door het bouwland op den grintweg Denekamp-Losser te komen, dien we even volgen, om spoedig weer een zandweg in te slaan.
Nu volgt nog een flinke wandeling door het heuvelland, dat zich tusschen Denekarnp en Oldenzaal uitstrekt, met tal van mooie vergezichten. Voorbij de boerderij Austi begint de weg te stijgen langs de uitgestrekte, hier en daar met boomgroepen bezette weide, die op de noordelijke helling van den Austiberg is gelegen. Boven gekomen, waar een wit hek den weg kan afsluiten, gaan we even het pad op, dat rechts tusschen het eiken hakhout en het prikkeldraadhek doorloopt, totdat we in dat hek een smallen overstap zien, waarlangs we het hoogste punt van den heuvel, kenbaar aan eenige daar staande boomen, kunnen bereiken. Nagenoeg in het noorden ligt Denekamp voor ons, links wijst de molen in Beuningen ons de richting van den weg naar Oldenzaal aan. terwijl aan de andere zijde men ver Duitschland inziet.



Aan de westzijde van den heuvel bevinden zich 2 bronnen, die de boerderijen Epman en Austi als natuurlijke hoogdrukwaterleidingen van water voorzien. Toen deze bronnen nog niet voor dit doel werden benut, vormden zij in den winter bij vriezend weder een gletscher langs den berg.
Het plan bestaat hierboven een uitspanning te stichten. We gaan naar den weg terug en komen, dalende naar het zuiden, op den zandweg, die aan den voet van den heuvel loopt en ons door een tweetal hekken op den weg naar den Hakenberg brengt. Deze weg kan nog wel eens wat modderig wezen, maar op een beetje modder moet men in Twente nog niet al te veel letten. Dat de wegen veelal nog in natuurstaat verkeeren, is een voordeel voor ons, wandelaars, want het is een bewijs, dat er nog niet veel aan de natuur is veranderd; met den aanleg van kunstwegen gaat dikwijls veel van het natuurschoon verloren. Wanneer we den Hakenberg zijn opgewandeld, komen we door het zich daarboven bevindende eikenboschje op den top, waar een drietal eiken als 't ware den omtrek bewaken, en een schoon panorama ons oog boeit. Van den top keeren we naar het zooeven verlaten pad terug, volgen dit linksaf, slaan bij de boer¬derij weer linksaf en bereiken over de boerderij Duivendal het bosch De Völker, van den heer H. ter Kuile. Op den hoek bij de villa een prachtig vergezicht op Gildehaus en Bentheim. Bij de boerderij Ophuis rechtsaf den zandweg volgende, bereiken we de houten Belvédère, waar een prachtig uitzicht langs den noordelijken horizon te genieten valt. Van de Belvédère voert een slingerend boschpad, waarlangs eenige prachteiken staan, ons op een langzaam dalenden weg door dennen en zwaarder hout; hier en daar staan wij bij dwarswegen eens even stil om de fraaie kijkjes in de zijlanen niet te missen. Zware eiken en oude dennen wisselen elkaar op die zijpaden af, terwijl hier en daar doornige takken, over het pad liggende, u het voortgaan bemoeilijken en het sterk getemperde licht donkere schaduwen doet ontstaan. Langs een pad door het bosch en voorbij de boerderij Middelkamp dalen we over een stukje open weide af in ‘de hel’; ons pad slingert tusschen het geboomte door, om bij de boerderij Brand op den weg naar den Tankenberg te komen. De Tankenberg, een der hoogste punten van Nederland, 84 M., is een oude offerplaats van lang verdwenen geslachten, waar de beroemde tempel van Tanfana heeft gestaan en die door de Romeinen onder Germanicus werd verwoest.
Even verder ligt de koepel, die van den weg gezien, ternauwer¬nood boven het groen uitsteekt; het Latijnsche opschrift herinnert aan den zooeven genoemden tempel. Prachtig is hier het uitzicht naar Almelo, Ootmarsum en Denekamp; ook Noordhorn in Duitsch¬land is nog te zien.
Van den Koepel begeven wij ons verder westwaarts, om door een hollen weg over den berg, met fraai uitzicht, voorbij de villa Egheria van den heer H.E. ten Cate, te Almelo, den kunstweg Oldenzaal-Bentheim te bereiken.

Per auto en te voet (1919): Wandeling 17

Wandeling No. 17.



PER AUTO.
De auto rijdt, op den grintweg Oldenzaal-Enschedé, tot den ingang van het landgoed Het Bouwhuis, ongeveer 1. K.M. voorbij Lonneker (kenbaar aan een ijzeren hek) en rijdt daarna door Enschedé den weg op naar Hengelo (zie in de tabel Wegbeschrijving) en wacht 100 M. vóór de spoorwegviaduct bij die plaats.

WANDELING. Kaart No. 11. - 12 K.M.
Men volgt door het ijzeren hek langs de oprijlaan naar Het Bouwhuis de aanduidingen der blauwe driehoeken, in de richting Hengelo, die door het mooie om dit landhuis gelegen park en door een mooie laan naar den overgang bij het Café Buitenlust aan den spoorweg Oldenzaal-Enschedé voeren. Daar gaan we rechts, om spoedig voorbij eenige kleinere huizen weer in met hoog hout begroeide lanen te komen, waar het eikenhout de overhand krijgt. Na linksaf door een laantje en langs Café Sprakel te zijn gegaan, wandelen we rechts Het Overmaat op. Ook hier fraaie, met eiken beplante lanen, afwisselend langs bosch en bouwland, waar enkele donkere laantjes u verlokken om den weg te verlaten: zij voeren u echter toch weer op den weg terug. Voorbij de boerderij, die rechts blijft liggen, gaan we aan het einde van een smaller wegje linksaf en staan daar op een vijfsprong, waar eenige boerderijen met groote hoenderfokkerijen gelegen zijn. We volgen nu den weg naar 't Espelo, dat we door den hoofdingang betreden, langs een prachtige laan, die ons spoedig tegenover het schilderachtig gelegen, breede landhuis voert. Het van slechts één verdieping voorziene gebouw heeft het uiterlijk van een heerenhuis uit de 17e eeuw; de plannen, die er bij den eigenaar, den heer H. Cromhoff, te Enschedé, bestaan, om een modern landhuis te bouwen, zullen misschien wel schaden aan de intimiteit van deze plek.
Onder het zware geboomte wandelen we verder door het bosch van 't Espelo, door mooie eiken- en sparrenlanen, die het nog vrij ongerepte, stille bosch doorkruisen. Aan het einde van het bosch om een boerderij heen gaande, komen we nu in de terreinen van den heer L. van Heek, te Enschedé; vele paden doorkruisen dit grootendeels nieuw ontgonnen terrein, waar rechts een jachttoren boven het jonge hout verrijst, om het omgelegen terrein te kunnen overzien en zoo tegen brand en strooperij te kunnen waken. Zorg hier vooral voorzichtig te zijn met lucifers of brandend rookmateriaal ; in droge tijden is het in die naaldbosschen erg brandbaar, vooral door de op den grond liggende verdorde naalden. De streek, waar we nu wandelen, is van uiterlijk veranderd, heide en dennen hebben het eikenhout van vroeger vervangen. Zijn we de groote boerderij Het Leutink, het buiten Drienerwolde en de boerderij Hegemans voorbij, en den Marshoek doorgewandeld, dan naderen we de buurtschap Dreine. Bij de brug over het beekje op den driesprong nemen we even een kijkje over de heide en volgen dan den mooien boschweg, die langs het Bruggeluuks van den heer H. Hulshoff Pol voert; dan volgt het eigenlijke Driene. Weer verandert het landschap, dat nu golvend bouwland en in 't zware eikenhout verborgen boerderijen vertoont: hoewel echter reeds veel van het zware hout is verdwenen, liggen vele boerderijen toch nog schilderachtig tusschen het geboomte. Hier en daar ontmoet men aardige kijkjes over den esch van Driene en Anninkshoek. De wandeling is nu bijna ten einde; door het park het Grundel van den heer C.T. Stork en over de Drienerbeek, hier Sikbeek geheeten, komen we op den straatweg even voor de viaduct uit.

Per auto en te voet (1919): Wandeling 18

Wandeling No. 18.



PER AUTO.
De auto stopt op den weg Hengelo-Delden tusschen M.P. 47 en 46 even voor de rechts van den weg gelegen school en rijdt daarna door tot Hotel Carelshaven.

WANDELING. Kaart No. 11. - 5.5 K.M.
We wandelen den weg in, die even vóór de school rechts afslaat en achter dit gebouw langs loopt, en volgen dezen breeden grasweg tot op den tweeden driesprong, waar in de weide, rechts van den weg, een oude, breedgetakte eik staat. We gaan hier rechtsaf, komen langs een met hooge eiken begroeide plek, waar hier en daar tusschen de stammen hulst groeit en voorbij een boerderij, die met de schuur naar den weg staat gekeerd; even verder, bij een driesprong, buigt de eikenlaan, die wij volgen, linksaf. Volgt men op den driesprong het naar rechts voerende laantje, dat tusschen laag hout en een wal van knotwilgen door¬loopt, naar een met zwaar hout omgeven boerderij, dan heeft men daar over den esch een aardig gezicht op Hengelo.
Doorwandelende van den zooeven genoemden driesprong langs den naar links ombuigenden weg, komt men langs een aardig begroeid wegje, waaraan ter rechterzijde enkele huizen zijn gelegen, en dat zich verder door een stukje veen en heide slingert, op een door zware dennen en eiken overschaduwden weg. Dezen linksaf volgende langs de boerderij Wienks, die onder Twickel behoort, komen we op een viersprong, waar we rechts afslaan, en over de Woolderbeek door jong bosch de Twickelsche bosschen naderen. In de verte komt het roode dak eener boerderij scherp uit tegen het donkere groen, terwijl heel in de verte Delden's toren zichtbaar wordt. Daar komt een vijfsprong; wij gaan den weg rechtuit, die naar rechts draait, en gaan enkele schreden verder den weg in, die links door een hek naar het kasteel Twickel leidt. De weg, dien we nu volgen, is een mooie breede laan met hooge dennen, waar links en rechts zich prachtige boschpartijen ver¬toonen; weldra komt links een heg langs een boomgaard en rechts een huis, waarachter de timmerwinkel van Twickel is gelegen. Nu houden de hooge dennen, ware woudreuzen, op en begint het beuken- en eikenbosch de overhand te krijgen. Spoedig zien we links een huisje met koepelvoorsprong en een hoog dak, grootendeels met klimop begroeid, de woning van den jager¬meester; daartegenover, aan de schuur, kunt ge wel eens enkele roofvogels zien hangen, die in de Twickelsche bosschen ge¬schoten zijn.



Iets verder gaan we de brug, met een mooi kijkje op de beek, over en hebben dan spoedig het einde der laan be¬reikt, waar men aan de overzijde der met prachtige boom¬groepen omgeven weide het kasteel ziet liggen. Even vóór het einde van het bosch slaan we links een pad in; dit pad voert door een mooi gedeelte van het bosch, waar aan alle zijden de hooge eiken, beuken en sparren de lucht inrijzen, enkele met klimop begroeid, het lage, lichtgroene onderhout in de ruimte tusschen de stammen. hier en daar door rhododendrons afge¬wisseld. Onze weg voert over een beek, die onder het pad door vloeit, en loopt dan verder geheel door het bosch. Aan een brug gekomen, laten we deze rechts liggen, bereiken, rechtuit gaande, spoedig den straatweg en daar, linksaf gaande, den tuin van het Hotel Carelshaven.

Per auto en te voet (1919): Wandeling 19

Wandeling No. 19



PER AUTO.
Men rijdt op den weg Hengelo-Delden tot aan den ingang van de ‘Laan’ langs het kasteel; de auto gaat daarna door Delden en bij wegwijzer no. 1238 rechtsaf (100 M. vóór de R.-K. kerk) den grintweg op naar Deldenerbroek en wacht bij de eerste brug (de Backenhagenbrug), na gekeerd te hebben. 3 K.M.

WANDELING. Kaart No. 11. - 7.5 K.M.
We wandelen de prachtige laan van Twickel in, grootendeels uit eiken bestaande, en waarvan het rechte gedeelte ruim 2 K.M. lang is. Wandelen we door tot voor het kasteel, dan zien we dit links van de Laan; een breede brug over de gracht verleent toegang tot het hoofdgebouw en het door de vleugels, stallen en koetshuizen omgeven voorplein.
Het vierkante gebouw maakt een statigen indruk; met zijn beide torens vormt het een onregelmatig geheel, zeer waarschijnlijk uit verschillende tijden afkomstig; de zware, vierkante toren, vroeger van een gekanteelden omgang voorzien, bevat de oude gerichtskamer, waar eertijds de Drosten zitting hielden, en die thans het familie-archief bevat. In den voorgevel, in 1561 gebouwd met onderdeelen in renaissance-stijl, is de zondeval van den mensch met daarboven het bezoek der Oostersche Wijzen en de ster, die hun den weg wijst, voorgesteld. De groote zaal beslaat de geheele breedte van het gebouw; daar en in de andere zalen worden vele oude schilderijen en kunstvoorwerpen, waaronder fraaie, bronzen beelden, aangetroffen. In de kelders vindt men de vroegere gevangenissen, waar in lang vervlogen dagen velen zijn opgesloten geweest.
Het om het kasteel gelegen park is een bezoek overwaard. Om toegang te verkrijgen, kan men in een der hotels of op de Rentmeesterij een kaart bekomen à f 0.25 en zich aanmelden aan het rechts van de brug naar het kasteel gelegen hek, waar op uw schellen een der tuinknechts u rondgeleidt; het park is echter alleen van 1 Mei tot 15 October op Woensdag- en Zaterdagmiddag nà 1 uur te bezichtigen. Een beschrijving van het park te geven, laten wij hier achterwege; de prachtige boomgroepen, eiken, beuken, kastanjes, ceders, een prachtige acacia, een groote lariks, het gezicht over een grooten vijver, het meer genoemd, op de achterzijde van het kasteel, de groote wildbaan, enz., enz., alles spreekt te zeer voor zichzelf om er hier een voorstelling van te kunnen geven, die de werkelijkheid nabij komt.
We gaan daarna de Laan een eindje terug en linksaf een pad in, dat langs de groote weide heen loopt, met de prachtigste boompartijen aan beide zijden. Rechts aanhoudend, komen we langs een groep boomen, waaronder een groot granietblok is neergelegd; in dat blok is een gedenksteen, met opschrift bevestigd, ter herinnering aan den tuinarchitect E. Petzold, die na het optreden van den tegenwoordigen eigenaar van Twickel geroepen werd om in het bosch, dat al te dicht werd, opruiming te houden. Er is toen heel wat hout gevallen, maar daardoor werd licht en lucht in het bosch gebracht, en vele der wonderschoone , doorzichten zijn toen ontstaan.
Aan de brug brug over de beek gekomen, slaan we linksaf door een gedeelte van het bosch, waar we ook op de vorige wandeling kwamen, waar de hooge, rechte stammen van beuken, eiken en dennen elkaar afwisselen, terwijl overal het lichtgroene onderhout en rhododendrons de ruimten tusschen de stammen vullen. Een beekje loopt onder den weg door, die verderop dichter langs de open weide loopt en dan de recht op het kasteel aanloopende laan kruist. Het pad buigt naar links en, na een brugje te zijn overgegaan. houden we rechts en volgen dan vrij dicht den oever van het beekje, totdat zich dit verbreedt en een schilderachtige waterpartij vormt, het Kreeftengat genoemd. Rustig en stil is het hier onder het hooge geboomte en als we rechtsaf de beide bruggen overgegaan en op den anderen oever van het beekje stroomop een pad volgen, vinden we op een hoogte een steenen bank, waar we met genoegen eenige oogenblikken luisteren naar de vele geluiden, die in de stilte van het bosch te hooren zijn.
Onze wandeling vervolgend, verlaten we voor eenige oogenblikken het mooie beekje en slaan op den driesprong dicht bij de bank links het pad in, dat ons, links houdend, binnen eenige minuten op den weg van Borne naar Delden brengt. Hier slaan we weer linksaf en zien dan spoedig twee bruggen voor ons aan het begin van een donkere, met hooge dennen bezette laan.



We gaan de bruggen over en volgen dan dadelijk rechtsaf een mooien weg langs de Twickeler vaart, die ons hij den Noordmolen brengt, een zeer schilderachtig plekje tusschen de vaart en de Oelerbeek gelegen. De molen zelf is een vierkant gebouw, voor een groot deel met klimop begroeid, en werd, toen het scheprad nog in wezen was, als oliemolen gebezigd; in dien tijd lieten de boeren uit Azeloo en in de nabijheid wonende hier hun oliezaad slaan en hoorde men het gedreun van den molen in de stilte van het woud. Nu hoort men alleen nog het ruischen van het water, dat in de waterkom neerstort, die in de schaduw van de hooge boomen van dit prachtige, rustige landschap is gelegen. We volgen nu over de brug linksaf den anderen oever van de vaart, waar eiken en dennen elkaar afwisselen. soms eigenaardig gevormd, zich over het water heen buigend, met hooge jeneverbesstruiken er tusschen. Tusschen zwaarder en jonger hout door, glinstert in de diepte het beekje, totdat we 't langs het laatste gedeelte van den weg uit het oog verliezen. We komen nu op een zandweg met fietspad uit, waar we links afslaan, om spoedig aan de Almelosche brug de vaart terug te zien. Ook dit is een prachtig punt, waar beuken- en dennenlanen, de wegen naar Borne, Almelo en Delden, samenkomen. Hier loopt de leiding der Twickelsche watervoorziening onder de vaart door, en vinden we den bekenden driehoek van den wandelweg, dien we nu in de richting Diepenheim volgen. Wij gaan niet de brug over, maar blijven de vaart langs den rechteroever volgen, waar het even mooi blijft op den weinig betreden boschweg; een kilometer verder staan we bij de Waninkbrug, eveneens een mooi punt. (Men kan verder ook den rechteroever van de vaart blijven volgen; het pad loopt over het erf van een boerderij, en volgt daarna den oprijweg van een aldaar nieuwgebouwde villa van den heer Scholten.)
De weg, dien we volgen als we ons door de driehoekjes laten leiden, is woester en loopt door een stuk heide; het duurt eenigen tijd voordat we op den viersprong komen, dicht hij de boerderij van Jolink, waar we rechts afslaan en dan, rechtuit gaande, den grintweg bereiken. Op den grintweg rechtsaf staan we weldra bij de Backenhagenbrug, waar we voor het laatst een aardig kijkje hebben op de in de diepte stroomende Twickelervaart.

Per auto en te voet (1919): Wandeling 20

Wandeling No. 20.



PER AUTO.
Op den weg Goor-Diepenheim, 700 M. voorbij den spoorwegovergang Goor-Lochem, bij een links van den weg gelegen met klimop begroeide opzichterswoning, stopt de auto; deze rijdt, na de spoorbaan Goor-Neede te zijn overgegaan, door den driesprong van wegen bij wegwijzer no. 1355. (De auto kan hier ook links afslaan en den weg naar den watermolen van Diepen¬heim een eind oprijden, de wandelaars tegemoet.) 4 K.M.

WANDELING. Kaart No. 12. - 8.5 K.M.
Langs de aardige opzichterswoning wandelen we over een brug door een mooi sparrenlaantje en voorbij een boerderij den eenigszins verharden weg op. Verderop loopt deze voorbij een vijver, waar hooge jeneverbesstruiken en hulst aan de oevers groeien, en door een eikenlaan, waar links het kasteel Weldam te zien komt. Voorbij eenig weiland zien we op een driesprong eenige oude, met klimop begroeide eiken staan; hier slaan we linksaf den grasweg in, die ons over een grasveld voert, dat aan de zijde van het kasteel door een rhododendronhaag omgeven is. Tusschen eiken en sparren door voert ons pad verder over een brugje, dat door een met klimop omstrengelden reuzeneik wordt beschaduwd. Hier hebben we een aardigen kijk op de achterzijde van het kasteel en in het park, waarvan we de beelden boven de hooge rhododendronstruiken zien uitsteken. Over het brugje wandelen we rechtuit, gaan, op den grintweg gekomen, linksaf de brug over en het hek door langs de met oude dennen en sparren beplante laan; op den driesprong bij de schaapskooi rechtsaf een eikenlaan door en komen dan op een mooi kruispunt, waar sparren-, beuken- en eikenlanen samen¬komen. Hier wederom rechtsaf gaande, ligt het Wegdam voor ons.
Na het hek van het Weldam te zijn doorgegaan, volge men de eerste laan rechts voorbij den boomgaard; over een brugje wandelen we linksaf het pad in, dat, spoedig rechtsaf gaande, over 2 bruggetjes, ons op de groote laan brengt, die langs het kasteel 't Weldam loopt. We volgen deze prachtige eikenlaan, aan het einde aan de eene zijde dicht bezet met rhododendronstruiken.
In het midden van de laan zien we rechts het kasteel liggen, dat met de fraaie, door den parkarchitect Hugo Poortman aangelegen parken, die het omgeven, een waar lustoord vormt.



Het in statige renaissance-stijl opgetrokken gebouw is eenige malen uitgebreid, doch de aanbouwsels hebben het oorspronkelijke 17e-eeuwsche karakter bewaard; het achterste gedeelte is het oudste, waaraan deelen uit de middeleeuwen zijn te herkennen. Het gebouw, vermoedelijk in 1645 gerestaureerd, draagt in het frontispies de letters S.M.R., de naamcijfers van Sophia Margaretha van Raesfelt; de voorgevel is van grijs Bentheimersteen met kruisvensters en een driehoekig fronton, de vleugels zijn van het einde der 17e eeuw, terwijl het geheel gedekt is door een hoog leien dak met massieve, gebeeldhouwde zandsteenen schoorsteenen.
In het laatst der 19e eeuw is de kleine toren aan den westelijken gevel verhoogd en boven het dak uitgetrokken, in 1897 is de vierkante toren aan den noord-westelijken hoek en in 1899 de vierkante toren aan den noord-oostelijken hoek bijgebouwd, terwijl ook in dezen tijd het uitbouwsel aan de achterzijde werd weggenomen. De beide kanonnen voor het huis zijn uit de gracht opgevischt en vermoedelijk afkomstig uit den tijd van Unico Ripperda; zij hebben hun metalen monden nog eens laten hooren bij de geboorte van Prinses Juliana. Het hek draagt de wapens van Ripperda, Raesfelt, De Vos van Steenwijk en Weldam. Inwendig bevat het kasteel een schat van kunstvoorwerpen, porselein en tal van portretten, waaronder in de eerste plaats in de vestibule dat van Prins Willem III, dat in geen woning der Bentincks zal ontbreken.
Zijn we het hek aan het einde der laan doorgegaan, dan slaan we dadelijk linksaf een andere laan in, die we volgen tot den tweeden viersprong; daar rechtsaf tot op den grintweg en dezen 250 M. volgen, waar we, vlak voor een brug, links een laan inslaan. Hier komen de blauwe driehoeken van den derden wandelweg met de richting Diepenheim ons weer te hulp. (Inplaats van het stukje grintweg te moeten volgen, kan men ook, na op den viersprong in het bosch rechtsaf te zijn gegaan, het tweede pad links inslaan, op den eersten driesprong rechts en op den volgenden linksaf gaan; daarna rechtuit, voorbij een zijwegje en twee viersprongen, totdat men bij het beekje komt, waar men den blauwen driehoek aantreft.)



We volgen nu den linkeroever van de aardige Molenbeek en kruisen spoedig de mooie oprijlaan van het Nijenhuis, dat we over de brug zien liggen. Naar rechts is die laan, bijna 800 M. lang, juist gelegen in de richting van Diepenheim; ter weerszijden van den rijweg tusschen de rijen eikenbomen zijn wandelpaden aangelegd.
We volgen verder het beekje, waarvan de oevers dikwijls geheel onder kruipplanten verborgen zijn, langs vele oude eiken, geheel met klimop bedekt, voorbij een ouden beuk. die het pad op den driesprong geheel overschaduwt, en langs prachtige sparren. In het stukje bosch, waar we komen, voordat we het brugje overgaan, lijkt het alsof de eiken tusschen de oude, hoog opgaande sparren worden verdrongen en zich uitrekken om lucht te krijgen. Mooi en rustig is het hier langs dat aardige beekje, waar sommige planten grillige vormen hebben aangenomen. Na een laantje van eikenhakhout en over een vonder, bereiken we door een stukje weiland en een hekje de brug bij den ouden watermolen van het Nijenhuis; reeds van verre was het ruischen van het water te hooren. Bij laag water vervangt een moderne motor het beekje en levert dan de noodige beweegkracht, om den molen, die thans eigendom der gemeente is, te doen draaien. De wegwijzertjes voeren ons verder naar Diepenheim, waar we weldra de auto weer ontmoeten.

Per auto en te voet (1919): Wandeling 21

Wandeling No. 21



PER AUTO.
Op den weg Diepenheim-Lochem rechtsaf bij wegwijzer no. 488, den grintweg in naar Markelo, over de spoorbaan Goor-Lochem. In Markelo linksaf tot bij de kerk; de auto keert daar om en rijdt rechtuit den weg op naar Goor tot even over het hoogste punt bij M.P. 30 en wacht. Na de wandeling rijdt men denzelfden weg terug langs station Markelo en dan bij wegwijzer no. 488 rechtsaf naar Lochem. Van den grintweg naar Lochem tot terugkomst op dezen weg 10 K.M.

WANDELING. Kaart No. 13. - 7 K.M.
Bij de kerk in Markelo vinden we de driehoeken van den wandelweg en volgen deze in de richting Diepenheim linksaf langs de kerk den Bergweg op, en bereiken al heel spoedig het Rondeel, waar een bank op de hoogte een heerlijk zitje aanbiedt. Voor ons in de laagte ligt het dorp met zijn roode daken tusschen het groen verscholen, waarboven de stompe toren even uitkijkt. Meer rechts de Herickerberg met de donkergroene dennenbosschen, waartegen de boerderij Monte Bello scherp afsteekt, en daarvoor De Hemmel en De Hulpe, omgeven door glooiend bouwland, gedurende enkele maanden met het golvende, gele graan bedekt, terwijl het in de wintermaanden door zijn lichtgroene tint sterk afsteekt bij het bladerlooze, bruingetinte hakhout op genoemde heuvels. Ook de toren van Goor is langs den molen aan den weg door Beusbergen, tusschen Hemmel en Hulpe door, nog juist te zien. We slaan den rechtschen hollen weg in, eenige oogenblikken zien we Markelo nog beneden aan den berg liggen, om dan door het bosch aan de zuidelijke helling uit te komen, waar een nieuw vergezicht ons oog boeit, en dat bijna geheel Twente omvat. Misschien is dit wel de historische plaats, waar de Bisschoppen van Utrecht door hunne leenmannen als Heer van Twente werden gehuldigd, waar nog vroeger de Saksers hunne bijeenkomsten hielden en Lebuïnus voor hen het Christendom heeft gepredikt. Gaan we op den viersprong rechtsaf, dan zouden we meerdere aardige plekjes aantreffen, waar bankjes tot genieten uitnoodigen. Maar we gaan verder, spoedig eindigt het bosch en gaan we door den Dorps-Esch naar den Kattenberg, waar over de dennen heen de slanke toren van Lochem te zien is. Zijn we ook dat bosch door, dan zien we in het verschiet het lage terrein, de Ampsensche en Stokkumer Broek langs de oevers van de Bolksbeek en Schip¬beek met het bosch van Ampsen op den achtergrond. Heel in de verte zijn bij helder weder over de Markeler Broek heen de torens van Zutphen te zien. De begroeide heuvel rechts achter ons is de Dingselerberg, waarvan de naam herinnert aan het "ding", de Saksische rechtspraak, die hier gehouden werd.



Langs den zandweg door het bosch dalen we af naar den landweg, die ons in de buurtschap Beusbergen brengt, en waar we langs eenige tusschen het geboomte liggende boerderijen den grintweg naar Station Markelo bereiken. Aan dien zandweg, dicht aan de noordzijde, voordat de weg begint te dalen, ligt een groot zwerfblok, "Long Tom" genaamd, dat thans voor een groot deel weer in den grond schijnt te zijn gezakt; ver¬moedelijk heeft men het reeds vroeger laten springen getuige de gaten, die er zich in bevinden. Aan de overzijde van den grintweg voert een weg ons door het bouwland naar de Hulpe; zijn we den hoogen esch over, dan zien we nog juist de wieken van den molen, maar weldra stijgt het pad, en even voor we het lage eikenhout (rechts houden) ingaan, ligt heel Markelo voor ons met zijn toren, zijn huizen en zijn molen, alles duidelijk omlijnd in den hellen zonneschijn, het geheel omgeven door het met rijpend graan bedekte bouwland, met den Markelerberg en het donkere bosch op den top links daar¬van. Zijn we het lage eikenbosch door, dan ontplooit zich een nieuw tooneel voor ons, maar nu naar het oosten, naar den Herickerberg.
We volgen den karrenweg, die over de heuvelen loopt; op dit gedeelte staan minder wegwijzertjes, zoodat ge wel even de kaart zult moeten gebruiken. Volgt ge echter het karrenspoor, dat voorbij het bosch op de Hulpe langs den oostrand van de nieuwe aanplantingen loopt, dan kunt ge niet misloopen. Duidelijk steken de roode daken van de boerderij Monte Bello tegen het donkere groen der vierkante blokken bosch op den heuvel af. Meer beneden de grintweg, die tusschen het bosch aan weerszijden van den weg schuil gaat, met de daaraan gelegen pannenbakkerij, terwijl boven den heuvelrand nog juist de molen van de buurtschap Hericke uitsteekt. Wenden we ons meer oostwaarts, dan valt dadelijk de toren en de witte ronde watertoren van Goor in 't oog; meer naar het zuiden begrenzen de zware bosschen van Weldam, Diepenheim en Nijenhuis den horizon, waarboven het torentje van Diepenheim nog even te
zien is. Aan den Hemmel, Himmel, Heimal of Hemal zijn historische herinneringen verbonden; de naam beteekent n.l. gericht, waarom vermoed wordt, dat de op den Markeloschen Berg uitgesproken vonnissen op deze plaats werden ten uitvoer gelegd. De Hulpe was een biechtplaats, waar, na de invoering van het Christendom, de misdadigers gebracht werden alvorens op den Galgenbelt, waar nu de belvédère op den Herickerberg staat, te worden terechtgesteld; in de 17e eeuw was het een bekende bedevaartplaats.



Langs nieuwe aanplantingen aan de oostzijde van den heuvel een zandweg volgende, bereiken we den grintweg naar Goor, dien we volgen tot voorbij de pannenbakkerij, waar een weg door de heide ons in de dennenbosschen op den Herickerberg en langs de leemkuilen voert, waaruit de zooeven genoemde pannenbakkerij haar grondstof haalt. Op den vijfsprong gekomen, slaan we den breeden boschweg in, waarlangs decauville mate¬rieel ligt voor het vervoer van het leem naar de pannenbakkerij. Langs een pad in het Brinkerhoek, langs grootere en kleinere leemkuilen waarvan een enkele bijna 20 M. diep is en een driehonderd meter omtrek heeft, volgen we den boschweg oostwaarts. In die leemkuilen zijn, behalve wapens uit het steenen tijdperk, beenderen, munten uit latere tijden, ook overblijfselen van voorwereldlijke dieren, van walvisschen en haaien gevonden. Wilt ge nog eigenaardige boerenhuizen zien, wandel dan op den volgenden viersprong (zie de kaart) even de richting van Hericke op, en ge zult daar nog de 4 zoogenaamde losse huizen aantreffen, waar menschen en vee in dezelfde ruimte vertoeven. Ten oosten lag de vroegere havezathe De Stoevelaar. Achter de pannenbakkerij in de heide bevinden zich verscheidene tumuli's, grafheuvels, die echter thans veelal niet anders dan een trechter vertoonen, door de uitgraving ontstaan. Onze gidsen volgen nu den noordrand van het boschterrein met mooi vergezicht over den Zuideresch naar Hericke, Elsen en de Schoolbuurt. Heel in 't noorden zien we den Friezenberg, kenbaar aan het op een reusachtige parapluie gelijkende dennenboschje op den top. Aan onze rechterhand voert een laan met oude dennen naar de Belvédère van Graaf Bentinck, gebouwd op den Galgenbelt, waar vroeger een galg heeft gestaan. toen daar nog de vonnissen werden ten uitvoer gelegd.
Op den bovensten zolder bevindt zich een bord, dat, op een steenen voetstuk op het bovenste platvorm van den toren geplaatst, als oriënteertafel dienst doet en waarop de in den omtrek waar te nemen plaatsen staan aangeduid. De dennen zijn thans echter te hoog geworden, waarom de toren niet meer toegankelijk is. Daar boven had men een eenig mooi vergezicht.
We zetten daarom den tocht langs den zandweg voort, die ons op den grintweg brengt, waar de auto wacht.