zondag 19 juli 2009

In en om Hengeloo, Borne en Delden: De Waarbeek

De Waarbeek

Het spreekwoord zegt: er gaan vele wegen naar Rome. Wij zouden in Hengeloo kunnen zeggen: er gaan vele wegen naar de Waarbeek. Allereerst de Waarbeekerweg, die dadelijk bij den zaagmolen aan den Enschedeschen straatweg begint. Doch, daar 't ons nu niet te doen is om den naasten weg, maar om natuurschoon te zien, zullen we ons maar eenen kleinen omweg getroosten. Wij gaan daarom den straatweg naar Enschede verder door, krijgen een eindje verder, links, een weg naar Driene, iets verder, links, over een brug, weder een dergelijken weg, waar wij ter rechterhand den watertoren in de verte zien, weldra bereiken wij de dikke boomen. Rechts eene boerderij met een grooten lindeboom, de Eerste Beller, die al onder de Waarbeek behoort en daartegenover het pad naar Bruggeluuks en dan wijst de grenspaal, dat wij Lonneker's gebied betreden. Juist daar begint het in aanleg zijnde buiten van den heer Dikkers, waar de hooge boomen gespaard bleven van de vroegere boerderij de Tweede Beller. Slaan wij langs de daar gelegen herberg Amerika, den weg in, dan bereiken wij de Waarbeek.


Boven: Fragment van bijbehorende wandelkaart (1897). Klik er op voor vergroting.
Onder: Chromotopografische kaart des Rijks, verkend in 1881-'82, herzien in 1903.


Wij willen echter nog een klein eindje den straatweg houden tot aan het eind van het goed van den heer Dikkers en slaan dan rechtsaf en gaan over den spoorweg. 't Is een mooie weg, schoon voor rijtuigen niet erg gebaand, maar juist daarom voor den wandelaar niet slechter. De liefhebber van planten kan hier zijn hart ophalen. Bloeiende dopheide en overvloed van geurige gagel en munt groeit er en een eind verder wordt de weg lager en is een soort van beekje, waardoor de weg heenloopt. Daar is de lucht vol van de zoete geuren der waterspirea en opent de zonnedauw of het inlandsche vliegenvangertje zijn harige blaadjes, om de vlieg, die er zich op neerzet, in te sluiten en meedoogenloos uit te zuigen. Daar is 't landschap in zijn natuurstaat schoon en in de verte zien wij dennenbosschen, die zich ver uitstrekken. Een daartusschen zich aan ons vertoonend dak is dat van de tent, die aan den daar gelegen plas is gebouwd en 's winters, als de vorst de wateren stremt, dan opent de tent hare deuren, dan is die plas de ijsbaan, waar Hengeloo's schaatsenrijdende jongelingschap de meisjes geleidt in 't edele wintervermaak, terwijl de ouderen van uit de tent komen toezien. De Locaalspoorweg geeft dan gelegenheid voor hen, die zoo ver niet willen loopen, om er gemakkelijk te komen of aan de vermoeide rijders en rijdsters, om terug te keeren.

Wij laten nu die ijsbaan, die thans, behalve de fraaie houtpartijen, weinig te zien geeft, liggen en gaan weder rechts om, in de richting naar Hengeloo, tot wij links een rood dak, in 't bosch verscholen en rechts eene vrij groote boerderij latende liggen, een eikenbosch voor ons krijgen. Daar, tusschen de boomen door, slingert zich de Waarbeek. Wij hebben den zelfden weg weder bereikt, daar straks reeds genoemd, die bij den grenspaal afsloeg.

Vriendelijker beekje, dan daar tusschen 't hoog opgaand geboomte doorgaat, vindt men er niet vele en overvloed van planten en kruiden trekken ons oog, als wij er ons een wijle neervleien in de schaduw der hooge eiken. Wij kunnen den weg langs de boomen volgen, die ons met een brug over de beek brengt en tusschen het huis en de schuur der boerderij doorgaat, die mede dezen naam draagt en vinden dan daar een mooien weg. Links gaat het pad naar de ijsbaan. Wij verkiezen echter het voetpad, dat met een vonder over de beek voert en ons op den weg terugbrengt, Daar treffen wij een paar flauwe heuvels, de zog. Schuttersbergen, (gewezen kogelvangers van vroegere oefeningen van scherpschutters). We zouden deze wellicht niet hebben genoemd, indien niet deze de eenige waren, die een goed gezicht op Hengeloo in zijn geheel geven.

Den weg vervolgende, treffen wij den locaalspoorweg, waar juist in den hoek de Ketelplas, reeds vroeger genoemd, die door den spoorweg in tweeën gesneden is en waarvan de Groote Ketelplas 's winters aan de jeugd gelegenheid geeft tot schaatsenrijden, terwijl de Kleine Ketelplas het aan een nog jonger geslacht van beginnenden doet en bereiken den Twekkelerweg. Rechts afgaande zouden wij langs den Waarbeekschen weg weer bij de brouwerij in het dorp zijn gekomen. Die weg biedt wel enkele mooie punten, maar niet vele. Kort voor 't dorp, waar eenige nieuwe arbeiderswoningen verrezen, heeft de heer van Benthem een laantje aangelegd, dat op den duur eene mooie houtpartij kan vormen, in dit boomloos gedeelte van het Twekkeler of Pruissische Veld.

Wij vervolgen daarom liever den weg nog een eindje naar de Vrolijke Boer, vroeger een geliefkoosd uitspanningsoord voor kinderen en houden den Berfloweg, die met een brug over de Berflobeek, ons voert naar den Langelermaatweg, een eindje voorbij Insulinde. Slaan wij echter rechts af, dan krijgen wij, langs de Berflobeek gaande, een prachtig landschap. Links van ons is de glooiing van de fraaie esch, met een paar woningen er in, rechts van ons krijgen we een boschje, waar wij bij warm weder ons kunnen verkwikken aan koelte en schaduw. Den Berfloweg vervolgend, brengt deze ons over de Koenbrug, langs eene reeks van woningen, terwijl wij aan de andere zijde, gescheiden door de beek, het Vereenigingsgebouw met zijn aanleg hebben. Wij kunnen daar de brug van overgaan en dan door het plantsoen den overweg van den spoorweg bij de Machinefabriek bereiken. Hadden wij over den Berflobeek den weg vervolgd, wij zouden langs Insulinde op het zelfde punt zijn uitgekomen en indien wij den weg nog verder rechtuit hadden gehouden, den breeden zandweg hebben getroffen, die, links, naar Lombok, rechts naar 't Eschrein en van daar, langs de Haaksbergerstraat, ons eveneens op 't zelfde punt zou hebben in het dorp gebracht. We willen dien weg echter bewaren voor den volgenden tocht.

1 opmerking: