dinsdag 15 maart 2011
Geïllustreerde gids van Ootmarsum en omstreken (1906): Voorwoord
VOORWOORD.
Wat vragen zich velen gedurende de zomermaanden af: "waarheen?" En het antwoord luidt dan dikwijls : “Naar het buitenland met zijne schilderachtige bergen, spiegelgladde meren en schoone vergezichten." Alsof dit alles, hoewel meer in het klein, ook niet in ons land te vinden is. Is het daarenboven ook niet een genot de eigenaardigheden, zeden en gewoonten van onze landgenooten in de meer van het verkeer afgesloten streken te leeren kennen?
Het moest immers niet voorkomen, dat iemand lange reizen in vreemde landen gemaakt heeft en een vreemdeling in eigen land is.
Eén van die bekoorlijke plekjes in ons vaderland, die het bezoeken overwaard zijn, waar te genieten en te leeren valt, is Ootmarsurn met zijne Omstreken. Hoe kan de grootestad-bewoner hier genieten van de rust in het stille stadje, verhalen hooren over oude gebruiken en gewoonten, of zich vermeien in de omgeving, zoo rijk aan natuurschoon, met haar golvend terrein van heuvelen en dalen, hare bekoorlijke vergezichten. Nog te schaars wordt dit mooie plekje van Twenthe bezocht.
De Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer te Ootmarsum tracht in dit boekje een beeld te geven van het schoone en merkwaardige in deze streek en vertrouwt, dat velen zich zullen opgewekt gevoelen, alles met eigen oogen te gaan aanschouwen. Tevens maakt zij van deze gelegenheid gebruik om een woord van dank te brengen aan den WelEerwaarden Heer J. van Oppenraaij, vroeger kapelaan alhier en aan den Heer J.H. Frielink voor hunne zeer gewaardeerde hulp, welke zij van hen, bij de samenstelling van dit boekje, mocht ondervinden.
Wie de omstreken van Ootmarsum poëtisch beschreven wenscht te zien, hij leze het schoone gedicht van B. TER HAAR: "Een Landschap bij ondergaande zon" "Avondwandeling in de omstreken van Ootmarsum, mijnen vriend Wernerus lmmink toegewijd."
Geïllustreerde gids van Ootmarsum en omstreken (1906): het verleden
HET VERLEDEN.
Vóór 1196 lag Ootmarsum, waar nu Oud-Ootmarsum ligt, alzoo ten N.O. der tegenwoordige plaats. In dat jaar werd het door vuur vernield door graaf Otto van Gelder in zijn strijd tegen den Bisschop van Utrecht en werd het herbouwd op de plaats, waar het nu gelegen is. Hoe Ootmarsum aan zijn naam is gekomen, is zeer onzeker. Hij wordt afgeleid: én van den krijgsgod Mars, én van den volksstam de Marsen; anderen denken aan "heim van Othmar of Othimar", waarschijnlijk de eerste Saksische aanvoerder in deze streken. (‘t Werd geschreven: Oitmershen, Oetmershen en wordt nog in de buurt Ootmorschen genoemd). Nog anderen leiden den naam af van Odemarus, een koning der Franken, die dan als stichter wordt aangewezen. Odemarus zou er gestorven zijn en zijn graf nog door burgers zijn aangewezen in 1659. Een afbeelding van Odemarus als stichter berust op het stadhuis. Die stichting zou dan plaats hebben gehad in 126 n. Chr. Zeker is, dat het reeds bij den eersten tijd van het Christendom bekend was, toen in deze streken alleen te Ootmarsurn en Oldenzaal het doopsel werd toegediend. Reeds tijdens Lebuïnus, die in 773 stierf, was er te Ootmarsum een kerk. In 917 stierf alhier de H. Radbodus, die van uit Deventer de plaatsen van Twenthe bezocht. Met Twenthe kwam Ootmarsum al spoedig onder het bestuur van den Bisschop van Utrecht. Van nu af is er omtrent Ootmarsums historie veel te vinden in het oud-archief der gemeente. Men ziet daar, dat er vóór 1485 niet gesproken wordt van een Burgemeester. De schepenen met den rechter, door den Bisschop benoemd, vormden toen de gewone, lagere rechtsmacht voor de stad. De gemeenslieden of ‘gezworen meentsleuden’ oefenden toezicht uit op het beheer der schepenen en later ook op dat der Burgemeesters. Het hooge of lijfstraffelijk gericht werd uitgeoefend door den Opperschout of Drost. De Ootmarsummers dienden de Bisschoppen trouw en werden daarom vaak door hen begunstigd, waarvan vele aanteekeningen, voornamelijk uit de 14de en 15de eeuw zijn overgebleven.
In 1314 geeft o.a. een Bisschop aan de stad het recht wekelijks op Dinsdag en jaarlijks daags vóór en daags ná den Zondag na Maria Geboorte markt te houden. Dit was een bevestiging van de stadsrechten.
In 1397 zeeft de Bisschop 'aan Ootmarsum, "dat Humbroik om der stad to vesten ende to verbeteren ende den singhelgraven to maken, als den scepenen dat guet ende best dunket to sijne."
Ook werd haar toegestaan tol te heffen en weggeld te vorderen van "beesten en allerhande vrachten" om met de opbrengst daarvan de wegen te verbeteren. Natuurlijk waren de wegen niet geplaveid en meestal in zeer slechten toestand. Ook mocht er in 1502 een windmolen geplaatst worden.
Kerkelijk behoorden vroeger tot Ootmarsum: Almelo, Tubbergen, Albergen, Geesteren, Vasse, Mander, Hezinghe, Nutter, Oud-Ootrnarsum, Brekkelenkamp, Latttrop, Tilligte, Noord-Deurninge, Denekamp, Berchem, Klein- en Groot Agelo, een deel van Weerselo, Reutum en Haarle. Langzamerhand werd zijn kerkelijk gebied kleiner. Reeds in 1100 gingen er Denekamp en Berchem met waarschijnlijk Noord-Deurninge af. Almelo werd in 1236 kerkelijk van Ootmarsum gescheiden. In 1576 werd Tubbergen een zelfstandige parochie. Nog gingen verloren in 1795 Weerselo, in 1803 Vasse en Mander, in 1816 Lattrop, in 1818 Reutum. Thans behoort nog tot de R.K. Parochie de stad, een deel van Nutter, Oud-Ootmarsum, Klein- en Groot Agelo, den Postelhoek, Brunninkhuishoek en Springendal. Hoe uitgebreid dat kerkelijk gebied was kunnen we hieruit beoordeelen, dat er gemeld wordt, dat de pastoor in 1595 vijf vicarissen en twee kapelaans had. Daarenboven waren er in de marken nog dikwijls vicarissen of onderpastoors.
Ligging.
Ootmarsum schijnt ingesloten te zijn geweest door een muur, waarachter een vrij breede gracht liep. Daarachter was een wal - welke nu nog als zoodanig bestaat - en dan waarschijnlijk weer een muur met gracht, waaromheen een weg liep van de eene poort naar de andere. Aan den binnenmuur waren hier en daar versterkingen aangebracht. De stad had twee poorten, de Zuiderpoort, welke toegang gaf tot Almelo en Oldenzaal en de z.g. Steenenpoort, die leidde naar Denekamp, Lage en Vasse. Beide waren op de binnengracht aangebracht. Misschien was er nog een poort op de plaats waar nu de Notaris woont, aan den weg naar Oldenzaal.
Oorlogen.
Als vesting heeft Ootmarsurn veel te lijden gehad van de vele twisten in vroeger dagen. Aan den weg naar Lage, op een half uur afstand van de stad, is nog een oude veldschans zichtbaar, die ‘de batterij’ geheeten wordt. Daar versloeg in 1115 de Bisschop van Utrecht Graaf Otto van Bentheim.
Zooals we boven zagen werd de stad in 1196 verbrand en op de tegenwoordige plaats herbouwd. Een paar eeuwen later, in 1417, richtte de Graaf van Bentheim veel schade aan in de parochie Ootmarsum bij een inval in Twenthe. Veel heeft de stad nog te lijden gehad van kleinere twisten, tot zij met Overijssel in 1528 onder het bestuur van Karel V kwam.
Nu volgde een korte tijd van rust, ook nog gedurende de eerste jaren van den Tachtigjarigen Oorlog. Ootmarsum stond toen aan Spaansche zijde, maar werd in 1592 door Prins Maurits veroverd. De kogel in den muur der kerk dagteekent van dat beleg. Reeds in 1593 ging de stad weer over in handen der Spanjaarden die haar beschoten met 250 kogels. In 1597 verschenen wederom de Staatschen voor Ootmarsum. Zij zonden Frederik Hendrik en den Graaf van Solms om de overgave te eischen, welke geweigerd werd, maar na slechts 3 maal schieten kon Maurits binnenrukken. Er lag toen 130 man bezetting. In 1665 en 1672 brachten de Munsterschen onder Bernard van Galen nog een minder welkom bezoek en daarna heeft Ootmarsum van de oorlogen niet meer te lijden gehad.
Gilden.
Als in de overige steden bestonden ook hier gilden, dis echter niet tot grooten bloei zijn gekomen. In 1448 is er reeds sprake van "De Onze-Lieve-Vrouwe-Gilde", wat een stichting schijnt te zijn geweest, die zorg moest dragen voor de armen. Nog worden genoemd “De Hillige Sacrementsgilde" en "De St. Anna-gilde". Al deze gilden stonden onder het bestuur der stad.
Bovendien was er in de zeventiende eeuw nog een vereeniging van "De semtlijcken schoemakeren". In den laatsten tijd nog werden gronden, toebehoord hebbende aan die vereeniging verkocht o.a. "de Koem".
Stichtingen.
Belangrijke stichtingen trof men hier aan in den laatsten tijd der Middeleeuwen:
1. De Commanderie der Duitsche orde.
2. Het Gasthuis met kapel en officie.
3. Het Huis voor melaatschen.
4. De Kapel aan den z.g. Willigendijk.
1. De leden van de Duitsche Orde waren gebonden aan de drie kloostergeloften. De overste heette commandeur (vandaar Commanderie), de anderen ridders. Het Huis Ootmarsum, gelijk het genoemd werd, werd opgericht in 1290, het ressorteerde eerst onder Westphalen en kwam in 1312 onder Utrecht. Het huis lag in de nabijheid der stad (zie kaartje; copie van een kaart, dagteekenend van het jaar 1550).
Om er te komen, kon men twee wegen volgen. Men liep de Zuiderpoort uit, kon dan den wal overgaan om op het paadje te komen, dat naar de bleekerij leidt. Op dit pad gekomen had men aan de rechterzijde een grooten kolk. Aan de linkerhand, waar nu een klein beekje uitstroomt, trof men een watermolen aan. Verderop bereikte men weldra aan de linkerhand den eersten ingang van het klooster. Hier stond de kloosterkerk, wellicht een kapel, die voor een ieder bij godsdienstoefeningen openstond.
De tweede, de groote ingang, was veel schooner. Sloeg men, de Zuiderpoort uitgaande, eerst den weg naar Oldenzaal in, dan had men eerst, evenals nu aan de linkerhand weiland, dan den moestuin en den boomgaard van het klooster. Ging men verder door en sloeg men daarna links af, waar nu ongeveer het R.K. kerkhof eindigt, dan begon daar een prachtige lindenlaan. Deze laan doorgaande, kwam men spoedig aan de Witte Poort van het klooster, aan den hoofdingang. In beschrijvingen van het huis wordt gesproken van prachtige standbeelden, heerlijke fonteinen en springbronnen. Op de kaart ziet men nog de St. Johannesmolen, die ook bij het huis behoorde.
Aan de rechterzijde van het pad naar Klein Agelo lag het bekende groote bosch, waarin in 1767 door den laatsten Drost van Twenthe een wildbaan werd aangelegd. Daarin lag ook één der twee jagershuizen op de plaats waar nu 't Café Rolink (‘t Bosch nog genaamd) staat. De geschiedenis van het Klooster staat nauw in verband met die der stad.
De kloosterlingen stonden in voortdurende verbinding met de inwoners van Ootmarsum en tusschen beide werden verschillende overeenkomsten gesloten, zooals uit het oud-archief blijkt. O.a. werd met vastenavond de stad op het klooster van spijs en drank voorzien, wat ‘den vastelavondganck’ heette. Ook na de Reformatie, toen het huis aan de familie van von Heiden behoorde, duurde dit gebruik voort en werd als recht beschouwd.
Gedurende geheel den Tachtigjarigen Oorlog woonden de ridders op het huis. De laatste commandeur was Johan Diederik von Heiden, gestorven in 1669. Deze nam den nieuwen godsdienst aan en kocht de commanderie Ootmarsum voor 30.000 gulden van de Balye van Utrecht. Het onmiddellijk gevolg daarvan was, dat de hofkerk werd gesloten. Vooreerst bleef "de vastelavondganck" nog bestaan, daarna werd overeengekomen, dat de bezitters van het huis spijs en drank in de stad zouden brengen, maar ook dit werd later afgekocht.
De familie von Heiden noemde zich later von Heiden-Hompesch en werd in den adelstand verheven. Een lid dezer familie, Sigismund, Gustaaf, Lodewijk, graaf von Heiden-Hompesch, gestorven in 1790, was de laatste Drost van Twenthe en Salland. Hij staat nog bij het volk bekend als een verschrikkelijk dwingeland. Verschillende rechten, die de stad of het stedelijk bestuur bezat, trok hij aan zich.
De gehate Drostendiensten, die in 1782 werden afgeschaft, zijn nog overal bekend. Ook aan het huis Ootmarsum kwam een einde. In 1811 en 1812 werden gebouw en kerk, landerijen en goederen verkocht of vernietigd.
2. Gasthuis met kapel en officie. Gaat men van de markt de Achterstraat in tot aan den achterkant van het huis van den Heer Oosterwijk, dan komt men aan de plaats, waar de gebouwen dezer stichting begonnen. Aan de overzijde dier straat lag het kerkhof van het gasthuis. Deze stichting, waar armen en vreemdelingen huisvesting vonden, dateert van 1398. Langzamerhand vermaakten velen hunne goederen aan het gasthuis, later Heilig Gasthuis en daarna nog Gasthuis van St. Antonius genoemd. Vele hebben daar huisvesting en verpleging gevonden. In 1571 trof de Bisschop van Deventer er op zijn visitatiereis 20 zieken en onvermogenden aan.
Voor de Hervorming werden er uitsluitend Katholieken opgenomen, daarna personen van elke religie. Uit eene rekening van 1632 blijkt, dat de bezittingen van het gasthuis lagen in: Tilligte, Tubbergen, Haarle, Fleringen, Deurningen, Albergen, Almelo, Zwolle en Munster. Omtrent 1849 zijn alle nog overgebleven bezittingen verkocht en de gelden vereenigd met die van het armengilde.
3. Het Melaatschen Huis. Het z.g. Lazarushuis heeft waarschijnlijk gelegen in de nabijheid en op het terrein van het vroegere klooster en waarschijnlijk werden ook de zieken door de Ridders verpleegd. Een melaatsche mocht 3 maal per week, Zondag, Woensdag en Vrijdag rondgaan om giften op te halen, doch dan gehuld in een bepaald voorgeschreven masker. Omtrent 1580 staat het Lazarushuis nog op de kaart aangegeven.
4. De kapel aan den z.g. Willigendijk lag op een kwartier afstands van de stad, waar nu de kapelgaarde is (zie de kaart.) Het moet een zeer druk bezocht gebedenhuis zijn geweest. In den omtrek van Ootmarsum lagen tijdens de Bisschoppelijke regeering reeds en later vele kasteelen of burchten, o.a. te Tilligte het kasteel Reve, waarvan de naam Borggreve (tegenwoordige boerderij) zal afgeleid zijn. De ridders noemden zich heeren van Tilligte. Na 1500 schijnt deze familie te zijn verdwenen en komt het kasteel aan het Duitsche huis te Ootmarsum.
Van dit kasteel met landerijen werd al in de zestiende eeuw een boerderij gemaakt. Een ander kasteel te Tilligte werd eerst bewoond door de familie van den Berg, later door de Tuars.
Onder Lattrop lag het bekende huis Brekkelenkamp (nog aanwezig,) omstreeks 1600 bewoond door de familie Bentinck. Onder Rossum, waar nu de familie Palthe woont, stond het huis Everlo, dat in 1812 werd afgebroken. Aan deze zijde van Denekamp lag de heerlijkheid Singraven (nog aanwezig), te Albergen niet ver van den tegenwoordigen straatweg Ootmarsum-Almelo lagen de heerlijkheden Weemselo en Kemna.
Beide namen zijn overgegaan op boerenerven en bestaan aldaar nog. Weemselo werd bewoond door de familie van Bevervoorde en Kemna door de familie van denzelfden naam. Te Fleringen lag de heerlijkheid Grubbe, later Herinckhave (nog aanwezig), te Tubbergen de heerlijkheid Eschede (nog aanwezig.) Te Albergen en Weerselo stonden bekende kloosters. Een gedeelte van Albergen wordt nog het Klooster, een gedeelte van Weerselo nog het Stift genoemd.
Een andere merkwaardigheid treft men nog aan onder Volthe, n.l., den Hunenborg, die volgens eenigen dagteekent uit den tijd der Romeinen, volgens anderen een vesting der Hungaren (Magyaren) geweest is. De plaats der nederzetting is nog zeer goed zichtbaar, evenals de gracht, die er eertijds omheen liep. Puin, aldaar opgegraven, wordt in de nabijheid bewaard en bestaat uit dufsleen en een soort baksteen.
Vóór 1196 lag Ootmarsum, waar nu Oud-Ootmarsum ligt, alzoo ten N.O. der tegenwoordige plaats. In dat jaar werd het door vuur vernield door graaf Otto van Gelder in zijn strijd tegen den Bisschop van Utrecht en werd het herbouwd op de plaats, waar het nu gelegen is. Hoe Ootmarsum aan zijn naam is gekomen, is zeer onzeker. Hij wordt afgeleid: én van den krijgsgod Mars, én van den volksstam de Marsen; anderen denken aan "heim van Othmar of Othimar", waarschijnlijk de eerste Saksische aanvoerder in deze streken. (‘t Werd geschreven: Oitmershen, Oetmershen en wordt nog in de buurt Ootmorschen genoemd). Nog anderen leiden den naam af van Odemarus, een koning der Franken, die dan als stichter wordt aangewezen. Odemarus zou er gestorven zijn en zijn graf nog door burgers zijn aangewezen in 1659. Een afbeelding van Odemarus als stichter berust op het stadhuis. Die stichting zou dan plaats hebben gehad in 126 n. Chr. Zeker is, dat het reeds bij den eersten tijd van het Christendom bekend was, toen in deze streken alleen te Ootmarsurn en Oldenzaal het doopsel werd toegediend. Reeds tijdens Lebuïnus, die in 773 stierf, was er te Ootmarsum een kerk. In 917 stierf alhier de H. Radbodus, die van uit Deventer de plaatsen van Twenthe bezocht. Met Twenthe kwam Ootmarsum al spoedig onder het bestuur van den Bisschop van Utrecht. Van nu af is er omtrent Ootmarsums historie veel te vinden in het oud-archief der gemeente. Men ziet daar, dat er vóór 1485 niet gesproken wordt van een Burgemeester. De schepenen met den rechter, door den Bisschop benoemd, vormden toen de gewone, lagere rechtsmacht voor de stad. De gemeenslieden of ‘gezworen meentsleuden’ oefenden toezicht uit op het beheer der schepenen en later ook op dat der Burgemeesters. Het hooge of lijfstraffelijk gericht werd uitgeoefend door den Opperschout of Drost. De Ootmarsummers dienden de Bisschoppen trouw en werden daarom vaak door hen begunstigd, waarvan vele aanteekeningen, voornamelijk uit de 14de en 15de eeuw zijn overgebleven.
In 1314 geeft o.a. een Bisschop aan de stad het recht wekelijks op Dinsdag en jaarlijks daags vóór en daags ná den Zondag na Maria Geboorte markt te houden. Dit was een bevestiging van de stadsrechten.
In 1397 zeeft de Bisschop 'aan Ootmarsum, "dat Humbroik om der stad to vesten ende to verbeteren ende den singhelgraven to maken, als den scepenen dat guet ende best dunket to sijne."
Ook werd haar toegestaan tol te heffen en weggeld te vorderen van "beesten en allerhande vrachten" om met de opbrengst daarvan de wegen te verbeteren. Natuurlijk waren de wegen niet geplaveid en meestal in zeer slechten toestand. Ook mocht er in 1502 een windmolen geplaatst worden.
Kerkelijk behoorden vroeger tot Ootmarsum: Almelo, Tubbergen, Albergen, Geesteren, Vasse, Mander, Hezinghe, Nutter, Oud-Ootrnarsum, Brekkelenkamp, Latttrop, Tilligte, Noord-Deurninge, Denekamp, Berchem, Klein- en Groot Agelo, een deel van Weerselo, Reutum en Haarle. Langzamerhand werd zijn kerkelijk gebied kleiner. Reeds in 1100 gingen er Denekamp en Berchem met waarschijnlijk Noord-Deurninge af. Almelo werd in 1236 kerkelijk van Ootmarsum gescheiden. In 1576 werd Tubbergen een zelfstandige parochie. Nog gingen verloren in 1795 Weerselo, in 1803 Vasse en Mander, in 1816 Lattrop, in 1818 Reutum. Thans behoort nog tot de R.K. Parochie de stad, een deel van Nutter, Oud-Ootmarsum, Klein- en Groot Agelo, den Postelhoek, Brunninkhuishoek en Springendal. Hoe uitgebreid dat kerkelijk gebied was kunnen we hieruit beoordeelen, dat er gemeld wordt, dat de pastoor in 1595 vijf vicarissen en twee kapelaans had. Daarenboven waren er in de marken nog dikwijls vicarissen of onderpastoors.
Ligging.
Ootmarsum schijnt ingesloten te zijn geweest door een muur, waarachter een vrij breede gracht liep. Daarachter was een wal - welke nu nog als zoodanig bestaat - en dan waarschijnlijk weer een muur met gracht, waaromheen een weg liep van de eene poort naar de andere. Aan den binnenmuur waren hier en daar versterkingen aangebracht. De stad had twee poorten, de Zuiderpoort, welke toegang gaf tot Almelo en Oldenzaal en de z.g. Steenenpoort, die leidde naar Denekamp, Lage en Vasse. Beide waren op de binnengracht aangebracht. Misschien was er nog een poort op de plaats waar nu de Notaris woont, aan den weg naar Oldenzaal.
Oorlogen.
Als vesting heeft Ootmarsurn veel te lijden gehad van de vele twisten in vroeger dagen. Aan den weg naar Lage, op een half uur afstand van de stad, is nog een oude veldschans zichtbaar, die ‘de batterij’ geheeten wordt. Daar versloeg in 1115 de Bisschop van Utrecht Graaf Otto van Bentheim.
Zooals we boven zagen werd de stad in 1196 verbrand en op de tegenwoordige plaats herbouwd. Een paar eeuwen later, in 1417, richtte de Graaf van Bentheim veel schade aan in de parochie Ootmarsum bij een inval in Twenthe. Veel heeft de stad nog te lijden gehad van kleinere twisten, tot zij met Overijssel in 1528 onder het bestuur van Karel V kwam.
Nu volgde een korte tijd van rust, ook nog gedurende de eerste jaren van den Tachtigjarigen Oorlog. Ootmarsum stond toen aan Spaansche zijde, maar werd in 1592 door Prins Maurits veroverd. De kogel in den muur der kerk dagteekent van dat beleg. Reeds in 1593 ging de stad weer over in handen der Spanjaarden die haar beschoten met 250 kogels. In 1597 verschenen wederom de Staatschen voor Ootmarsum. Zij zonden Frederik Hendrik en den Graaf van Solms om de overgave te eischen, welke geweigerd werd, maar na slechts 3 maal schieten kon Maurits binnenrukken. Er lag toen 130 man bezetting. In 1665 en 1672 brachten de Munsterschen onder Bernard van Galen nog een minder welkom bezoek en daarna heeft Ootmarsum van de oorlogen niet meer te lijden gehad.
Gilden.
Als in de overige steden bestonden ook hier gilden, dis echter niet tot grooten bloei zijn gekomen. In 1448 is er reeds sprake van "De Onze-Lieve-Vrouwe-Gilde", wat een stichting schijnt te zijn geweest, die zorg moest dragen voor de armen. Nog worden genoemd “De Hillige Sacrementsgilde" en "De St. Anna-gilde". Al deze gilden stonden onder het bestuur der stad.
Bovendien was er in de zeventiende eeuw nog een vereeniging van "De semtlijcken schoemakeren". In den laatsten tijd nog werden gronden, toebehoord hebbende aan die vereeniging verkocht o.a. "de Koem".
Stichtingen.
Belangrijke stichtingen trof men hier aan in den laatsten tijd der Middeleeuwen:
1. De Commanderie der Duitsche orde.
2. Het Gasthuis met kapel en officie.
3. Het Huis voor melaatschen.
4. De Kapel aan den z.g. Willigendijk.
1. De leden van de Duitsche Orde waren gebonden aan de drie kloostergeloften. De overste heette commandeur (vandaar Commanderie), de anderen ridders. Het Huis Ootmarsum, gelijk het genoemd werd, werd opgericht in 1290, het ressorteerde eerst onder Westphalen en kwam in 1312 onder Utrecht. Het huis lag in de nabijheid der stad (zie kaartje; copie van een kaart, dagteekenend van het jaar 1550).
Om er te komen, kon men twee wegen volgen. Men liep de Zuiderpoort uit, kon dan den wal overgaan om op het paadje te komen, dat naar de bleekerij leidt. Op dit pad gekomen had men aan de rechterzijde een grooten kolk. Aan de linkerhand, waar nu een klein beekje uitstroomt, trof men een watermolen aan. Verderop bereikte men weldra aan de linkerhand den eersten ingang van het klooster. Hier stond de kloosterkerk, wellicht een kapel, die voor een ieder bij godsdienstoefeningen openstond.
De tweede, de groote ingang, was veel schooner. Sloeg men, de Zuiderpoort uitgaande, eerst den weg naar Oldenzaal in, dan had men eerst, evenals nu aan de linkerhand weiland, dan den moestuin en den boomgaard van het klooster. Ging men verder door en sloeg men daarna links af, waar nu ongeveer het R.K. kerkhof eindigt, dan begon daar een prachtige lindenlaan. Deze laan doorgaande, kwam men spoedig aan de Witte Poort van het klooster, aan den hoofdingang. In beschrijvingen van het huis wordt gesproken van prachtige standbeelden, heerlijke fonteinen en springbronnen. Op de kaart ziet men nog de St. Johannesmolen, die ook bij het huis behoorde.
Aan de rechterzijde van het pad naar Klein Agelo lag het bekende groote bosch, waarin in 1767 door den laatsten Drost van Twenthe een wildbaan werd aangelegd. Daarin lag ook één der twee jagershuizen op de plaats waar nu 't Café Rolink (‘t Bosch nog genaamd) staat. De geschiedenis van het Klooster staat nauw in verband met die der stad.
De kloosterlingen stonden in voortdurende verbinding met de inwoners van Ootmarsum en tusschen beide werden verschillende overeenkomsten gesloten, zooals uit het oud-archief blijkt. O.a. werd met vastenavond de stad op het klooster van spijs en drank voorzien, wat ‘den vastelavondganck’ heette. Ook na de Reformatie, toen het huis aan de familie van von Heiden behoorde, duurde dit gebruik voort en werd als recht beschouwd.
Gedurende geheel den Tachtigjarigen Oorlog woonden de ridders op het huis. De laatste commandeur was Johan Diederik von Heiden, gestorven in 1669. Deze nam den nieuwen godsdienst aan en kocht de commanderie Ootmarsum voor 30.000 gulden van de Balye van Utrecht. Het onmiddellijk gevolg daarvan was, dat de hofkerk werd gesloten. Vooreerst bleef "de vastelavondganck" nog bestaan, daarna werd overeengekomen, dat de bezitters van het huis spijs en drank in de stad zouden brengen, maar ook dit werd later afgekocht.
De familie von Heiden noemde zich later von Heiden-Hompesch en werd in den adelstand verheven. Een lid dezer familie, Sigismund, Gustaaf, Lodewijk, graaf von Heiden-Hompesch, gestorven in 1790, was de laatste Drost van Twenthe en Salland. Hij staat nog bij het volk bekend als een verschrikkelijk dwingeland. Verschillende rechten, die de stad of het stedelijk bestuur bezat, trok hij aan zich.
De gehate Drostendiensten, die in 1782 werden afgeschaft, zijn nog overal bekend. Ook aan het huis Ootmarsum kwam een einde. In 1811 en 1812 werden gebouw en kerk, landerijen en goederen verkocht of vernietigd.
2. Gasthuis met kapel en officie. Gaat men van de markt de Achterstraat in tot aan den achterkant van het huis van den Heer Oosterwijk, dan komt men aan de plaats, waar de gebouwen dezer stichting begonnen. Aan de overzijde dier straat lag het kerkhof van het gasthuis. Deze stichting, waar armen en vreemdelingen huisvesting vonden, dateert van 1398. Langzamerhand vermaakten velen hunne goederen aan het gasthuis, later Heilig Gasthuis en daarna nog Gasthuis van St. Antonius genoemd. Vele hebben daar huisvesting en verpleging gevonden. In 1571 trof de Bisschop van Deventer er op zijn visitatiereis 20 zieken en onvermogenden aan.
Voor de Hervorming werden er uitsluitend Katholieken opgenomen, daarna personen van elke religie. Uit eene rekening van 1632 blijkt, dat de bezittingen van het gasthuis lagen in: Tilligte, Tubbergen, Haarle, Fleringen, Deurningen, Albergen, Almelo, Zwolle en Munster. Omtrent 1849 zijn alle nog overgebleven bezittingen verkocht en de gelden vereenigd met die van het armengilde.
3. Het Melaatschen Huis. Het z.g. Lazarushuis heeft waarschijnlijk gelegen in de nabijheid en op het terrein van het vroegere klooster en waarschijnlijk werden ook de zieken door de Ridders verpleegd. Een melaatsche mocht 3 maal per week, Zondag, Woensdag en Vrijdag rondgaan om giften op te halen, doch dan gehuld in een bepaald voorgeschreven masker. Omtrent 1580 staat het Lazarushuis nog op de kaart aangegeven.
4. De kapel aan den z.g. Willigendijk lag op een kwartier afstands van de stad, waar nu de kapelgaarde is (zie de kaart.) Het moet een zeer druk bezocht gebedenhuis zijn geweest. In den omtrek van Ootmarsum lagen tijdens de Bisschoppelijke regeering reeds en later vele kasteelen of burchten, o.a. te Tilligte het kasteel Reve, waarvan de naam Borggreve (tegenwoordige boerderij) zal afgeleid zijn. De ridders noemden zich heeren van Tilligte. Na 1500 schijnt deze familie te zijn verdwenen en komt het kasteel aan het Duitsche huis te Ootmarsum.
Van dit kasteel met landerijen werd al in de zestiende eeuw een boerderij gemaakt. Een ander kasteel te Tilligte werd eerst bewoond door de familie van den Berg, later door de Tuars.
Onder Lattrop lag het bekende huis Brekkelenkamp (nog aanwezig,) omstreeks 1600 bewoond door de familie Bentinck. Onder Rossum, waar nu de familie Palthe woont, stond het huis Everlo, dat in 1812 werd afgebroken. Aan deze zijde van Denekamp lag de heerlijkheid Singraven (nog aanwezig), te Albergen niet ver van den tegenwoordigen straatweg Ootmarsum-Almelo lagen de heerlijkheden Weemselo en Kemna.
Beide namen zijn overgegaan op boerenerven en bestaan aldaar nog. Weemselo werd bewoond door de familie van Bevervoorde en Kemna door de familie van denzelfden naam. Te Fleringen lag de heerlijkheid Grubbe, later Herinckhave (nog aanwezig), te Tubbergen de heerlijkheid Eschede (nog aanwezig.) Te Albergen en Weerselo stonden bekende kloosters. Een gedeelte van Albergen wordt nog het Klooster, een gedeelte van Weerselo nog het Stift genoemd.
Een andere merkwaardigheid treft men nog aan onder Volthe, n.l., den Hunenborg, die volgens eenigen dagteekent uit den tijd der Romeinen, volgens anderen een vesting der Hungaren (Magyaren) geweest is. De plaats der nederzetting is nog zeer goed zichtbaar, evenals de gracht, die er eertijds omheen liep. Puin, aldaar opgegraven, wordt in de nabijheid bewaard en bestaat uit dufsleen en een soort baksteen.
Geïllustreerde gids van Ootmarsum en omstreken (1906): het heden
HET HEDEN.
Uit de geschiedenis van Ootmarsum is ons gebleken, dat de stad in beteekenis is achteruitgegaan. Eene wandeling door haar straten en een kijkje in enkele gebouwen zal ons doen zien, wat er nog rest van vroegere grootheid en wat het heden aanbiedt. Laat ons als punt van uitgang kiezen de splitsing der wegen van Almelo en Oldenzaal. We zien hier de Stoom-Zuivelfabriek Tubantia aan onze linkerhand en komen dan weldra aan den "wal", die om het stadje loopt en waarvan de naam nog een overblijfsel is uit den tijd, toen Ootmarsum nog een vesting was.
Hier stond de Zuiderpoort. Aan het einde van deze straat bevindt zich de R.K. Pastorie. Hier wordt bewaard een verguld zilveren monstrans, afkomstig van het klooster Frenswegen. Deze monstrans, in 1404 door Bernard van Bentheim aan genoemd klooster geschonken, wordt geschat op een waarde van 60.000 gulden.
Bij de Pastorie maakt de straat een scherpen bocht naar rechts; deze inslaande, zien we spoedig voor ons het marktplein, waar ons dadelijk het stadhuis in het oog valt.
Het dagteekent uit het midden der achttiende eeuw. Boven den ingang prijkt het gemeentewapen. Er naast staat een hardsteenen pomp uit denzelfden tijd als het stadhuis. (Een vroeger stadhuis werd bij den algemeenen brand in 1606 vernield.) In het gebouw bevinden zich twee zilveren bekers, afkomstig van het stadszilver; de eene is voorzien van het wapen der stad, waar boven staat: ’S Oetmarscheim’ en daaronder ‘1670’. Nog wordt er bewaard een drinkhoorn met koper beslagen, waarop gegraveerde jachtvoorstellingen staan, benevens het wapen der stad en daaronder: ‘Anno 1663’, en een reep fluweel, waarop in losse zilveren letters: ‘Stadt Oethmersheim’. Deze letters zijn afkomstig van den stadspijper. Eigenaardig is nog een op doek geschilderd portret, voorstellende een koning met ter zijde een gezicht op Ootmarsum. Aan de linkerzijde van dit portret staat:
Odomarus Ko-
ninck der Franncken
fundator der stadt
Othmaersheim so
gestorven in Anno
126.
Een zeer kostbaar archief bevindt zich nog hier, hoewel een gedeelte in 1673 naar Munster werd weggevoerd. Bij den brand in 1606 hebben de charters veel geleden. De oude doop- en trouwboeken zijn ook hier, evenals meestal elders, aanwezig en wel van 1668-1811.
Vervolgen we onzen weg van het marktplein langs de Groote Straat, dan treft ons dadelijk ter linkerzijde een huis met baksteenen gevel en zandsteenen versieringen, waarin een gevelsteen met huismerk en het jaartal 1656.
Een weinig verder rechts passeeren we het huis K No. 92. met het jaartal MDCCXXXXVII in top. Weer komen we nu aan den wal en wel op de plaats, waar voorheen een poort stond. Hier bevinden zich ter eener zijde het postkantoor, ter andere zijde de openbare school. De school draagt aan de voorzijde het ingemetseld wapen der stad, gedekt door een kroon en daaronder ‘1648’. Later is daaronder gebeiteld 1876, slaande op den bouw der school.
De stad hier verlatende, leidt de weg verder naar Denekamp. Aan de splitsing der wegen naar Denekamp en Lage staat de stoomweverij: Twentsche Damast-, Linnen- en Katoenfabriek. Van de markt gaande langs het kerkplein, komen we in een straat, waar aan de rechterzijde het Vincentiusgebouw en wat verder het Radbodusgesticht staat. Loopen we, links afslaande, om het laatstgenoemde gebouw, dan zien we voor ons een van de open putten, z g. bergputten, omdat zij op de hoogste punten der stad voorkomen. Met haar boomen en puthaken leveren zij een eigenaardig gezicht op. Hier weer links afslaande, staan we voor een huis K No. 115, met een eikenhouten balk voor den ingang, waarop staat: "Si Deus pro nobis quis contra nos. Anno
Dni 1573". Deze straat brengt ons weer op het kerkplein, waarop de R.K. kerk staat. De toren der kerk is nog van jonge dagteekening ; in 1842 werd de oude, wegens voorgewende bouwvalligheid, afgebroken. Onderstaand tijdvers boven den ingang, waarin de vette letters den tijd, het jaartal 1843 aangeven, vermeldt de wijziging, welke plaats had, aldus:
Tribus et Sex Secu
Lis detrita turris et
Frontis tecta
fides et pietas
donis gloriose
renevarunt.
De kerk, gewijd aan de Heiligen Simon en Judas, dagteekent uit verschillende tijdperken. Het oudste gedeelte (12de eeuw), was oorspronkelijk Romaansch en omvat het schip, bestaande uit drie beuken en een dwarspand. De middenbeuk en het dwarspand zijn even hoog, de zijbeuken zijn lager en sluiten met lessenaarsdaken tegen de middenbeuk aan. Meer in 't bijzonder vestigen wij de aandacht op dezen bouwaard. Dit gedeelte is meer in Byzantijnschen stijl uitgevoerd en mogelijk van den tijd omtrent 1400. Tegen dit gedeelte aan is in het begin der 15de eeuw een inspringende verlenging van het dwarspand met een koor aangebouwd in verheven Gothischen stijl. Dit koor heeft vijf zijden van een achthoek tot sluiting. De sacristie is gelijktijdig met het koor gebouwd en is geheel in Bentheimer steen opgetrokken.
De kerk heeft 3 ingangen, één aan den westgevel en één in elk der zijbeuken. Die aan de zuidzijde is oorspronkelijk en rijk versierd met staven en pilaren met kapiteelen. Wat de vensters betreft, vindt men nog de oorspronkelijk Gothische traceeringen in het koor en den aanbouw uit dien tijd. De andere ramen, oorspronkelijk Romaansch, waarvan nog sporen aanwezig zijn, werden alle in het midden der achttiende eeuw door groote ramen vervangen. Opmerkelijk zijn aan den zuidkant de oorspronkelijke en rijke bovenomlijstingen der ramen in het dwarspand en bij het raam boven den zuidelijken ingang. Eveneens is opmerkelijk het menschenhoofd tegen den zuidoostelijken kleinen pilaar aan de oostzijde. In het koor vindt men tegen den noordwand bij den ingang tot de sacristie een muurschildering, den boom van Jesse voorstellende. Deze muurschildering komt ook voor in de Buurtkerk te Utrecht,
In de sacristie, met kruisgewelf overdekt, verdient vermelding de piscina met Gothische omlijsting uit den tjjd van den bouw (15e eeuw.) Het altaar is geplaatst in 1871 door Mengelberg, het orgel dagteekent van 181l.
We verlaten de kerk, gaan langs de kazerne der Marechaussée, over de oude Ganzenmarkt naar de Ned. Hervormde Kerk. Het opschrift MDCCCX boven dan ingang, vermeldt het jaar van haar bouw. Binnentredende valt ons oog op een predikstoel uit het einde der 17de eeuw, wit met goud geschilderd en overgebracht uit de oude kerk. Aan den predikstoel is een gegoten koperen lezenaar verbonden, voorzien van een mannen- en vrouwenwapen. Het mannenwapen komt overeen met dat op een grafzerk, liggende voor den predikstoel. Deze grafzerk met volle wapen, omgeven door dertien kwartieren, heeft tot opschrift: ‘Ao. 1669, den 29 Augustii is seer godtsaligh in den Heere ontslapen den Welgeboorne Johan Diderick Baron von Heijden tot Schoenradt, Bruchboeck en Rhede Heere des Huijses Oetmarssen."
Het orgel der kerk dagteekent uit 1781 en is uit de oude kerk overgebracht.
Ootmarsum bezat vroeger een gymnasium, hetwelk een zeer goeden naam had, vooral ten tijde toen de Heer Moquette het rectoraat waarnam. Zeer vele personen, o.a. de Heeren Goeman Borgesius, A. van Laer, de Ranitz, de Savornin Lohman, Grobbe en Geertsema hebben hier gestudeerd. Na het vertrek van den Heer Moquette ging het gymnasium in beteekenis achteruit, hetgeen misschien ook wel veroorzaakt werd door gebrek aan geschikte localiteit. Twee rectoren, de Heeren Gicherie en ten Brink zijn na het vertrek van den heer Moquette in 1862 nog hier geweest, doch aangezien er toen weinig gebruik meer van gemaakt werd is het opgeheven.
Verder had men hier een dameskostschool van Mej. van Koningsveld, welke school eveneens opgeheven werd.
Bij de rechterlijke reorganisatie in 1875 werd het kantongerecht alhier opgeheven; de laatste kantonrechter was de heer Kromhof en de laatste griffier de heer van Delden.
In tegenstelling met menige andere plaats in Twenthe, waar oude gewoonten en gebruiken reeds verloren gegaan zijn, bezit Ootmarsum nog het zoogenaamde Vleugelen met Paschen en het gezang in de Nieuwjaarsnacht. Het vleugelen bestaat hierin, dat de burgerij, groot en klein hand aan hand achter elkander optrekt van de paaschweide naar de stad, onder het zingen van een kerkelijk lied. Hier en daar trekt deze guirlande van menschen door een huis, op een andere plaats om den middenstijl der groote deur. Ten slotte uitkomende op het marktplein voor het stadhuis, wordt, na eenig zingen, de stoet ontbonden.
Ook het branden van het Paaschvuur op de paaschweide wordt hier geregeld ieder jaar gedaan. Schier ontelbaar is het aantal vuren, dat men op dien bewusten avond vanaf den Kuiperberg en Heezeberg kan zien. Op den Oudejaarsavond bij het slaan van 12 uur trekt de burgerij, voorafgegaan door den nachtwacht door de straten, onder het zingen van een heilwensch waarvan het refrein is:
De nachtwacht wenscht met elkaar
Veel heil en zegen in het nieuwe jaar.
Voor belangstellenden zijn de woorden, zoowel van het Paaschlied als van het Oudejaarsavondlied steeds bij ons bestuur kosteloos verkrjjgbaar.
Uit de geschiedenis van Ootmarsum is ons gebleken, dat de stad in beteekenis is achteruitgegaan. Eene wandeling door haar straten en een kijkje in enkele gebouwen zal ons doen zien, wat er nog rest van vroegere grootheid en wat het heden aanbiedt. Laat ons als punt van uitgang kiezen de splitsing der wegen van Almelo en Oldenzaal. We zien hier de Stoom-Zuivelfabriek Tubantia aan onze linkerhand en komen dan weldra aan den "wal", die om het stadje loopt en waarvan de naam nog een overblijfsel is uit den tijd, toen Ootmarsum nog een vesting was.
Hier stond de Zuiderpoort. Aan het einde van deze straat bevindt zich de R.K. Pastorie. Hier wordt bewaard een verguld zilveren monstrans, afkomstig van het klooster Frenswegen. Deze monstrans, in 1404 door Bernard van Bentheim aan genoemd klooster geschonken, wordt geschat op een waarde van 60.000 gulden.
Bij de Pastorie maakt de straat een scherpen bocht naar rechts; deze inslaande, zien we spoedig voor ons het marktplein, waar ons dadelijk het stadhuis in het oog valt.
Het dagteekent uit het midden der achttiende eeuw. Boven den ingang prijkt het gemeentewapen. Er naast staat een hardsteenen pomp uit denzelfden tijd als het stadhuis. (Een vroeger stadhuis werd bij den algemeenen brand in 1606 vernield.) In het gebouw bevinden zich twee zilveren bekers, afkomstig van het stadszilver; de eene is voorzien van het wapen der stad, waar boven staat: ’S Oetmarscheim’ en daaronder ‘1670’. Nog wordt er bewaard een drinkhoorn met koper beslagen, waarop gegraveerde jachtvoorstellingen staan, benevens het wapen der stad en daaronder: ‘Anno 1663’, en een reep fluweel, waarop in losse zilveren letters: ‘Stadt Oethmersheim’. Deze letters zijn afkomstig van den stadspijper. Eigenaardig is nog een op doek geschilderd portret, voorstellende een koning met ter zijde een gezicht op Ootmarsum. Aan de linkerzijde van dit portret staat:
Odomarus Ko-
ninck der Franncken
fundator der stadt
Othmaersheim so
gestorven in Anno
126.
Een zeer kostbaar archief bevindt zich nog hier, hoewel een gedeelte in 1673 naar Munster werd weggevoerd. Bij den brand in 1606 hebben de charters veel geleden. De oude doop- en trouwboeken zijn ook hier, evenals meestal elders, aanwezig en wel van 1668-1811.
Vervolgen we onzen weg van het marktplein langs de Groote Straat, dan treft ons dadelijk ter linkerzijde een huis met baksteenen gevel en zandsteenen versieringen, waarin een gevelsteen met huismerk en het jaartal 1656.
Een weinig verder rechts passeeren we het huis K No. 92. met het jaartal MDCCXXXXVII in top. Weer komen we nu aan den wal en wel op de plaats, waar voorheen een poort stond. Hier bevinden zich ter eener zijde het postkantoor, ter andere zijde de openbare school. De school draagt aan de voorzijde het ingemetseld wapen der stad, gedekt door een kroon en daaronder ‘1648’. Later is daaronder gebeiteld 1876, slaande op den bouw der school.
De stad hier verlatende, leidt de weg verder naar Denekamp. Aan de splitsing der wegen naar Denekamp en Lage staat de stoomweverij: Twentsche Damast-, Linnen- en Katoenfabriek. Van de markt gaande langs het kerkplein, komen we in een straat, waar aan de rechterzijde het Vincentiusgebouw en wat verder het Radbodusgesticht staat. Loopen we, links afslaande, om het laatstgenoemde gebouw, dan zien we voor ons een van de open putten, z g. bergputten, omdat zij op de hoogste punten der stad voorkomen. Met haar boomen en puthaken leveren zij een eigenaardig gezicht op. Hier weer links afslaande, staan we voor een huis K No. 115, met een eikenhouten balk voor den ingang, waarop staat: "Si Deus pro nobis quis contra nos. Anno
Dni 1573". Deze straat brengt ons weer op het kerkplein, waarop de R.K. kerk staat. De toren der kerk is nog van jonge dagteekening ; in 1842 werd de oude, wegens voorgewende bouwvalligheid, afgebroken. Onderstaand tijdvers boven den ingang, waarin de vette letters den tijd, het jaartal 1843 aangeven, vermeldt de wijziging, welke plaats had, aldus:
Tribus et Sex Secu
Lis detrita turris et
Frontis tecta
fides et pietas
donis gloriose
renevarunt.
De kerk, gewijd aan de Heiligen Simon en Judas, dagteekent uit verschillende tijdperken. Het oudste gedeelte (12de eeuw), was oorspronkelijk Romaansch en omvat het schip, bestaande uit drie beuken en een dwarspand. De middenbeuk en het dwarspand zijn even hoog, de zijbeuken zijn lager en sluiten met lessenaarsdaken tegen de middenbeuk aan. Meer in 't bijzonder vestigen wij de aandacht op dezen bouwaard. Dit gedeelte is meer in Byzantijnschen stijl uitgevoerd en mogelijk van den tijd omtrent 1400. Tegen dit gedeelte aan is in het begin der 15de eeuw een inspringende verlenging van het dwarspand met een koor aangebouwd in verheven Gothischen stijl. Dit koor heeft vijf zijden van een achthoek tot sluiting. De sacristie is gelijktijdig met het koor gebouwd en is geheel in Bentheimer steen opgetrokken.
De kerk heeft 3 ingangen, één aan den westgevel en één in elk der zijbeuken. Die aan de zuidzijde is oorspronkelijk en rijk versierd met staven en pilaren met kapiteelen. Wat de vensters betreft, vindt men nog de oorspronkelijk Gothische traceeringen in het koor en den aanbouw uit dien tijd. De andere ramen, oorspronkelijk Romaansch, waarvan nog sporen aanwezig zijn, werden alle in het midden der achttiende eeuw door groote ramen vervangen. Opmerkelijk zijn aan den zuidkant de oorspronkelijke en rijke bovenomlijstingen der ramen in het dwarspand en bij het raam boven den zuidelijken ingang. Eveneens is opmerkelijk het menschenhoofd tegen den zuidoostelijken kleinen pilaar aan de oostzijde. In het koor vindt men tegen den noordwand bij den ingang tot de sacristie een muurschildering, den boom van Jesse voorstellende. Deze muurschildering komt ook voor in de Buurtkerk te Utrecht,
In de sacristie, met kruisgewelf overdekt, verdient vermelding de piscina met Gothische omlijsting uit den tjjd van den bouw (15e eeuw.) Het altaar is geplaatst in 1871 door Mengelberg, het orgel dagteekent van 181l.
We verlaten de kerk, gaan langs de kazerne der Marechaussée, over de oude Ganzenmarkt naar de Ned. Hervormde Kerk. Het opschrift MDCCCX boven dan ingang, vermeldt het jaar van haar bouw. Binnentredende valt ons oog op een predikstoel uit het einde der 17de eeuw, wit met goud geschilderd en overgebracht uit de oude kerk. Aan den predikstoel is een gegoten koperen lezenaar verbonden, voorzien van een mannen- en vrouwenwapen. Het mannenwapen komt overeen met dat op een grafzerk, liggende voor den predikstoel. Deze grafzerk met volle wapen, omgeven door dertien kwartieren, heeft tot opschrift: ‘Ao. 1669, den 29 Augustii is seer godtsaligh in den Heere ontslapen den Welgeboorne Johan Diderick Baron von Heijden tot Schoenradt, Bruchboeck en Rhede Heere des Huijses Oetmarssen."
Het orgel der kerk dagteekent uit 1781 en is uit de oude kerk overgebracht.
Ootmarsum bezat vroeger een gymnasium, hetwelk een zeer goeden naam had, vooral ten tijde toen de Heer Moquette het rectoraat waarnam. Zeer vele personen, o.a. de Heeren Goeman Borgesius, A. van Laer, de Ranitz, de Savornin Lohman, Grobbe en Geertsema hebben hier gestudeerd. Na het vertrek van den Heer Moquette ging het gymnasium in beteekenis achteruit, hetgeen misschien ook wel veroorzaakt werd door gebrek aan geschikte localiteit. Twee rectoren, de Heeren Gicherie en ten Brink zijn na het vertrek van den heer Moquette in 1862 nog hier geweest, doch aangezien er toen weinig gebruik meer van gemaakt werd is het opgeheven.
Verder had men hier een dameskostschool van Mej. van Koningsveld, welke school eveneens opgeheven werd.
Bij de rechterlijke reorganisatie in 1875 werd het kantongerecht alhier opgeheven; de laatste kantonrechter was de heer Kromhof en de laatste griffier de heer van Delden.
In tegenstelling met menige andere plaats in Twenthe, waar oude gewoonten en gebruiken reeds verloren gegaan zijn, bezit Ootmarsum nog het zoogenaamde Vleugelen met Paschen en het gezang in de Nieuwjaarsnacht. Het vleugelen bestaat hierin, dat de burgerij, groot en klein hand aan hand achter elkander optrekt van de paaschweide naar de stad, onder het zingen van een kerkelijk lied. Hier en daar trekt deze guirlande van menschen door een huis, op een andere plaats om den middenstijl der groote deur. Ten slotte uitkomende op het marktplein voor het stadhuis, wordt, na eenig zingen, de stoet ontbonden.
Ook het branden van het Paaschvuur op de paaschweide wordt hier geregeld ieder jaar gedaan. Schier ontelbaar is het aantal vuren, dat men op dien bewusten avond vanaf den Kuiperberg en Heezeberg kan zien. Op den Oudejaarsavond bij het slaan van 12 uur trekt de burgerij, voorafgegaan door den nachtwacht door de straten, onder het zingen van een heilwensch waarvan het refrein is:
De nachtwacht wenscht met elkaar
Veel heil en zegen in het nieuwe jaar.
Voor belangstellenden zijn de woorden, zoowel van het Paaschlied als van het Oudejaarsavondlied steeds bij ons bestuur kosteloos verkrjjgbaar.
Geïllustreerde gids van Ootmarsum en omstreken (1906): Fietstochten
Fietstochten
1. Naar Oldenzaal.
Wanneer men, te Ootmarsurn vertoevende, plannen maakt voor verschillende fietstochten, dan valt als van zelf het eerst de keus op een tochtje naar Oldenzaal. Deze stad toch, met hare bekende, mooie omstreken, is een bezoek overwaard, en langs den nieuw aangelegden weg over Rossum zoo gemakkelijk te bereiken, dat de afstand, zelfs voor minder geoefende fietsrijders en -rijdsters geen bezwaar kan zijn. Wij nemen onzen weg langs de Uitspanning "Het Bosch", passeeren na een afstand van een half uur loopens te hebben afgelegd, het kanaal Almelo-Nordhorn en bereiken door een aardige laan al spoedig de buurtschap Rossum. Door een omweg te maken van slechts eenige minuten, kunnen wij even langs het aardig gelegen kerkje rijden en komen door de laan al spoedig weder op den grooten weg, welke ons na ongeveer een kwartier fietsen te Oldenzaal brengt. Oldenzaal is een zeer oude stad met veel industrie. Voor verdere bijzonderheden omtrent de stad en hare omgeving, verwijzen wij U naar den Gids voor Oldenzaal.
2. Naar Denekamp.
Een zeer aardig ritje per fiets is het naar Denekamp. Dit is een wegje van 9.4 K.M., een aardig kronkelende weg met veel afwisseling. Op ongeveer 3 K.M. afstand van Ootmarsum passeert men een gedeelte waar terzijde van den weg, over den berm een voetbrug is gemaakt, om personen in de gelezenheid te stellen, des winters, wanneer door den hoogen waterstand dit gedeelte dikwijls overstroomd wordt, toch den weg te kunnen passeeren.
Ongeveer 1 K.M. verder heeft men de buurtschap Tilligte met kerkje, pastorie en school.
FIETSTOCHTEN.
Na de brug over het kanaal Almelo-Nordhorn gepasseerd te zijn, komt men in bet bosch van Singraven. Aan de rechterhand heeft men een aardig gezicht op bet Huis Singraven, bewoond door den Heer Roesingh-Udink van Singraven.
Denekamp is een aardig gelegen dorp met, vooral aan den kant van Oldenzaal, mooi hout. (Borchtbosch, Sterrebosch). Terug rijden door het Borchtbosch over Singraven is wel aan te raden. Voor bijzonderheden raadplege men den Gids van Denekamp.
3. Naar Lage en Neuenhaus.
Zeer gemakkelijk kunnen we van Ootmarsum uit een buitenlandsch tochtje maken. De afstand van Ootmarsum naar Neuenhaus bedraagt 11.6 K.M. Na onzeveer 4 K.M. te hebben afgelegd, passeeren wij reeds de grens. Nog 4 K.M. en wij bereiken Lage, een klein plaatsje. Wij moeten niet verzuimen hier de ruïne van een oud slot in oogenschouw te nemen, waarin we nog een soort van gevangenis aantreffen. Deze ruïne ligt in een tuin, behoorende bij het huis te Lage, eigendom van Baron van Heeckeren van Wassenaar, wonende op Twickel bij Delden. De weg van Lage naar Neuenhaus is aan weerszijden met boomen beplant en wij hebben over weiden met grazend vee, spoedig een aardig gezicht op Neuenhaus. Neuenhaus is een klein welvarend stadje. Bezienswaardigheden zijn er niet. Door de Bentheimer Kreisbahn is het verbonden met Nordhorn en Bentheim.
4. Naar Almelo.
De weg van Ootmarsum naar Almelo biedt veel afwisseling. De afstand bedraagt 17.9 KM. Wij passeeren eerst den berg bij Ootmarsum, vanwaar we een prachtig uitzicht hebben op de naburige Duitsche plaatsen en Oldenzaal, Enschede, Hengelo, Borne, Delden en Almelo. Na ongeveer 5 K.M. te hebben afgelegd, voert linksaf een straatweg naar Reutum, welke buurtschap we echter links laten liggen. Thans krijgen we een lang, recht eind van 2 K.M. en komen dan aan een kruispunt. Rechts af gaat de weg naar Tubbergen (3.7 KM.), links af naar Weerselo (4.3 K.M.) en recht door naar Almelo (11 KM.) Spoedig bereiken wij thans een herberg en zien we aan het opschrift op bet uithangbord: "Halt op Halfweg," dat we reeds den halven weg naar Almelo hebben afgelegd. Eenige K.M. verder passeeren we de buurtschap Albergen en komen na ongeveer 1 K.M. aan een open veld, waar we de torens en schoorsteen en van Almelo reeds voor ons zien, en leidt een fietspad van hier recht op Almelo af.
We passeeren spoedig het kanaal en hebben dan een mooien beschaduwden weg tusschen zware eikeboomen door naar Almelo. Langs de uitspanning Het Jagertje bereiken wij het huis te Almelo, slaan hiervoor links af en komen langs de Hoogere Burgerschool Almelo binnen. Nemen we het fietspad niet, dan kunnen we den grooten weg volgen, welke ons langs een kleinen omweg over den Mekkelenberg en door Ambt-Almelo naar onze plaats van bestemming leidt. Almelo is een flinke plaats met veel nijverheid en handel. Op onzen terugweg kunnen we tevens Tubbergen aan doen. We fietsen dan den grooten weg, doch slaan bij den wegwijzer op 3.2 K.M. afstand van Almelo links af en bereiken dan na 6.8 K.M. Tubbergen.
Door de hoofdstraat van het dorp fietsen we nog even naar de onmiddellijk achter Tubbergen gelegen heerlijkheid Eschede, een der vier adellijke kasteelen, welke in de gemeente Tubbergen voorkwamen. Tubbergen is een klein plaatsje met weinig natuurschoon. Op den weg van Tubbergen naar den viersprong laten we rechts liggen het huis Herinckhave, bewoond door den burgemeester van Tubbergen Mr. von Bönninghausen. Bij den viersprong komen we weder op den eerst gevolgden weg. (Almelo naar Ootmarsum (over Tubbergen) is 20.6 K.M.
5. Naar Nordhorn.
Een zeer aan te bevelen tocht van 39.9 K.M. is een rondrit over Denekamp naar Nordhorn en terug over Neuenhaus en Lage. Denekamp-Nordhorn is 8.4 K.M., men passeert het kanaal en vervolgens de grens. Nordhorn is een welvarende plaats met veel nijverheid (weverijen en spinnerijen.) Op den weg van Nordhorn naar Neuenhaus (10.5 KM.) passeeren we de buurtschap Frenswegen, waar we vooral het oude, deels vervallen, onbewoonde klooster Frenswegen even gaan bezichtigen. Ten tijde van den Fransch-Duitschen oorlog zijn hier vele Fransche soldaten als krijgsgevangenen opgesloten geweest en vindt men in de onmiddellijke nabijheid een begraafplaats, waar vele Fransche strijders rusten. Later is door een brand de kloosterkerk geheel
vernield, welker overblijfselen echter nog duidelijk te zien zijn.
6. Naar Uelsen.
Een ander rondritje is van Ootmarsum over Lage, Neuenhaus naar Uelsen en terug over Tubbergen naar Ootmarsum. Uelsen is een aardig gelegen stadje met veel natuurschoon. Tusschen Uelsen en Tubbergen passeert men weder de grens. Geheele afstand 41.3 KM.
7. Naar Bentheim.
Een tocht van grootere uitgestrektheid is naar Bentheim. Het badplaatsje over de grens. Dit is een tocht van 28.5 K.M. doch men kan indien men de Lutte bij Oldenzaal gezien heeft, gerust het eerste gedeelte Oldenzaal-Gildehaus per trein afleggen en van Gildehaus naar Bentheim weder fietsen (Gildehaus Bentheim 3.2 KM.) Te Gildehaus vinden wij de steengroeven, waaruit nog steeds groote hoeveelheden Bentheimer steen gehaald worden. Bentheim is een prachtig gelegen plaats met zijn oud slot en mooi hout, in welks midden het Kurhaus met de bekende modderbaden en zwavelbronnen is gelegen. Een dag naar Bentheim loont de moeite zeer.
Vele van deze fietstochten zijn natuurlijk te cornbineeren, zoodat men de omgeving geheel kan doorfietsen. Door nieuwe kunstwegen van Weerselo naar Oldenzaal en Weerselo-Borne zijn de plaatsen Borne, Hengelo en Delden gemakkelijk per fiets te bereiken en is ook een ritje enkel naar Weerselo wel aan te raden.
1. Naar Oldenzaal.
Wanneer men, te Ootmarsurn vertoevende, plannen maakt voor verschillende fietstochten, dan valt als van zelf het eerst de keus op een tochtje naar Oldenzaal. Deze stad toch, met hare bekende, mooie omstreken, is een bezoek overwaard, en langs den nieuw aangelegden weg over Rossum zoo gemakkelijk te bereiken, dat de afstand, zelfs voor minder geoefende fietsrijders en -rijdsters geen bezwaar kan zijn. Wij nemen onzen weg langs de Uitspanning "Het Bosch", passeeren na een afstand van een half uur loopens te hebben afgelegd, het kanaal Almelo-Nordhorn en bereiken door een aardige laan al spoedig de buurtschap Rossum. Door een omweg te maken van slechts eenige minuten, kunnen wij even langs het aardig gelegen kerkje rijden en komen door de laan al spoedig weder op den grooten weg, welke ons na ongeveer een kwartier fietsen te Oldenzaal brengt. Oldenzaal is een zeer oude stad met veel industrie. Voor verdere bijzonderheden omtrent de stad en hare omgeving, verwijzen wij U naar den Gids voor Oldenzaal.
2. Naar Denekamp.
Een zeer aardig ritje per fiets is het naar Denekamp. Dit is een wegje van 9.4 K.M., een aardig kronkelende weg met veel afwisseling. Op ongeveer 3 K.M. afstand van Ootmarsum passeert men een gedeelte waar terzijde van den weg, over den berm een voetbrug is gemaakt, om personen in de gelezenheid te stellen, des winters, wanneer door den hoogen waterstand dit gedeelte dikwijls overstroomd wordt, toch den weg te kunnen passeeren.
Ongeveer 1 K.M. verder heeft men de buurtschap Tilligte met kerkje, pastorie en school.
FIETSTOCHTEN.
Na de brug over het kanaal Almelo-Nordhorn gepasseerd te zijn, komt men in bet bosch van Singraven. Aan de rechterhand heeft men een aardig gezicht op bet Huis Singraven, bewoond door den Heer Roesingh-Udink van Singraven.
Denekamp is een aardig gelegen dorp met, vooral aan den kant van Oldenzaal, mooi hout. (Borchtbosch, Sterrebosch). Terug rijden door het Borchtbosch over Singraven is wel aan te raden. Voor bijzonderheden raadplege men den Gids van Denekamp.
3. Naar Lage en Neuenhaus.
Zeer gemakkelijk kunnen we van Ootmarsum uit een buitenlandsch tochtje maken. De afstand van Ootmarsum naar Neuenhaus bedraagt 11.6 K.M. Na onzeveer 4 K.M. te hebben afgelegd, passeeren wij reeds de grens. Nog 4 K.M. en wij bereiken Lage, een klein plaatsje. Wij moeten niet verzuimen hier de ruïne van een oud slot in oogenschouw te nemen, waarin we nog een soort van gevangenis aantreffen. Deze ruïne ligt in een tuin, behoorende bij het huis te Lage, eigendom van Baron van Heeckeren van Wassenaar, wonende op Twickel bij Delden. De weg van Lage naar Neuenhaus is aan weerszijden met boomen beplant en wij hebben over weiden met grazend vee, spoedig een aardig gezicht op Neuenhaus. Neuenhaus is een klein welvarend stadje. Bezienswaardigheden zijn er niet. Door de Bentheimer Kreisbahn is het verbonden met Nordhorn en Bentheim.
4. Naar Almelo.
De weg van Ootmarsum naar Almelo biedt veel afwisseling. De afstand bedraagt 17.9 KM. Wij passeeren eerst den berg bij Ootmarsum, vanwaar we een prachtig uitzicht hebben op de naburige Duitsche plaatsen en Oldenzaal, Enschede, Hengelo, Borne, Delden en Almelo. Na ongeveer 5 K.M. te hebben afgelegd, voert linksaf een straatweg naar Reutum, welke buurtschap we echter links laten liggen. Thans krijgen we een lang, recht eind van 2 K.M. en komen dan aan een kruispunt. Rechts af gaat de weg naar Tubbergen (3.7 KM.), links af naar Weerselo (4.3 K.M.) en recht door naar Almelo (11 KM.) Spoedig bereiken wij thans een herberg en zien we aan het opschrift op bet uithangbord: "Halt op Halfweg," dat we reeds den halven weg naar Almelo hebben afgelegd. Eenige K.M. verder passeeren we de buurtschap Albergen en komen na ongeveer 1 K.M. aan een open veld, waar we de torens en schoorsteen en van Almelo reeds voor ons zien, en leidt een fietspad van hier recht op Almelo af.
We passeeren spoedig het kanaal en hebben dan een mooien beschaduwden weg tusschen zware eikeboomen door naar Almelo. Langs de uitspanning Het Jagertje bereiken wij het huis te Almelo, slaan hiervoor links af en komen langs de Hoogere Burgerschool Almelo binnen. Nemen we het fietspad niet, dan kunnen we den grooten weg volgen, welke ons langs een kleinen omweg over den Mekkelenberg en door Ambt-Almelo naar onze plaats van bestemming leidt. Almelo is een flinke plaats met veel nijverheid en handel. Op onzen terugweg kunnen we tevens Tubbergen aan doen. We fietsen dan den grooten weg, doch slaan bij den wegwijzer op 3.2 K.M. afstand van Almelo links af en bereiken dan na 6.8 K.M. Tubbergen.
Door de hoofdstraat van het dorp fietsen we nog even naar de onmiddellijk achter Tubbergen gelegen heerlijkheid Eschede, een der vier adellijke kasteelen, welke in de gemeente Tubbergen voorkwamen. Tubbergen is een klein plaatsje met weinig natuurschoon. Op den weg van Tubbergen naar den viersprong laten we rechts liggen het huis Herinckhave, bewoond door den burgemeester van Tubbergen Mr. von Bönninghausen. Bij den viersprong komen we weder op den eerst gevolgden weg. (Almelo naar Ootmarsum (over Tubbergen) is 20.6 K.M.
5. Naar Nordhorn.
Een zeer aan te bevelen tocht van 39.9 K.M. is een rondrit over Denekamp naar Nordhorn en terug over Neuenhaus en Lage. Denekamp-Nordhorn is 8.4 K.M., men passeert het kanaal en vervolgens de grens. Nordhorn is een welvarende plaats met veel nijverheid (weverijen en spinnerijen.) Op den weg van Nordhorn naar Neuenhaus (10.5 KM.) passeeren we de buurtschap Frenswegen, waar we vooral het oude, deels vervallen, onbewoonde klooster Frenswegen even gaan bezichtigen. Ten tijde van den Fransch-Duitschen oorlog zijn hier vele Fransche soldaten als krijgsgevangenen opgesloten geweest en vindt men in de onmiddellijke nabijheid een begraafplaats, waar vele Fransche strijders rusten. Later is door een brand de kloosterkerk geheel
vernield, welker overblijfselen echter nog duidelijk te zien zijn.
6. Naar Uelsen.
Een ander rondritje is van Ootmarsum over Lage, Neuenhaus naar Uelsen en terug over Tubbergen naar Ootmarsum. Uelsen is een aardig gelegen stadje met veel natuurschoon. Tusschen Uelsen en Tubbergen passeert men weder de grens. Geheele afstand 41.3 KM.
7. Naar Bentheim.
Een tocht van grootere uitgestrektheid is naar Bentheim. Het badplaatsje over de grens. Dit is een tocht van 28.5 K.M. doch men kan indien men de Lutte bij Oldenzaal gezien heeft, gerust het eerste gedeelte Oldenzaal-Gildehaus per trein afleggen en van Gildehaus naar Bentheim weder fietsen (Gildehaus Bentheim 3.2 KM.) Te Gildehaus vinden wij de steengroeven, waaruit nog steeds groote hoeveelheden Bentheimer steen gehaald worden. Bentheim is een prachtig gelegen plaats met zijn oud slot en mooi hout, in welks midden het Kurhaus met de bekende modderbaden en zwavelbronnen is gelegen. Een dag naar Bentheim loont de moeite zeer.
Vele van deze fietstochten zijn natuurlijk te cornbineeren, zoodat men de omgeving geheel kan doorfietsen. Door nieuwe kunstwegen van Weerselo naar Oldenzaal en Weerselo-Borne zijn de plaatsen Borne, Hengelo en Delden gemakkelijk per fiets te bereiken en is ook een ritje enkel naar Weerselo wel aan te raden.
Geïllustreerde gids van Ootmarsum en omstreken (1906): Naar de Hunenborg, Nutter, Breklenkamp etc.
Wandelingen
Naar "den Huneborg"
Velen zullen ongetwijfeld een eigenaardig gevoel hebben en zich eenigszins onder den indruk gevoelen, wanneer zij de een of andere historische plek betreden. 't Zij dit is een veld, waarop de een of andere bloedige veldslag plaats vond, 't zij het is een ruïne van een voormaligen burcht, men denkt zich zoo'n oogenblik terug in den tijd, toen deze plek zoo'n actief deel uitmaakte van de gebeurtenissen in die dagen. Dergelijke plekken zijn zoo veel te belangrijker voor ons, al naarmate de toestand, waarin zij thans verkeeeren het meest overeenkomt met die uit haar tijdperk van roem of beruchtheid. Gaarne zien wii thans nog iets, waaruit ons blijkt, welke bestemming die plek gehad heeft, zoodat ons uit de chaos van volksoverleveringen en legenden, welke in den regel aan deze bijzondere plekken verbonden zijn, toch nog- een leiddraad overblijft, waardoor het ons mogelijk is deze van de historie te kunnen onderscheiden.
Dergelijke plekken vinden wij ook nog om Ootmarsum; ik noem U slechts "Het Oppersveld" en “den Huneborg". Voor degene, die zich eenigszins interesseert voor dergelijke historische plekken, is een wandeling hier naartoe ten zeerste aan te bevelen. Ik stel U voor den Huneborg met een bezoek te vereeren.
Alvorens wij hiertoe overgaan, verwijs ik U naar blz. 19, opdat U eerst weet, wat de Huneborg is en wat hij vroeger geweest mocht zijn. U stelle zich dus niet voor eene of andere oude burcht met half vergane en met klimop begroeide muren, met schietgaten en poorten. Ook geen ruïne, neen, de hoofdzaak, die thans nog te zien is, is de plek en eenigszins de fundeering, waarop de Huneborg gestaan heeft. Men kan nog zien, hoe de Huneborg door grachten omgeven was en welken eigenaardigen vorm het gebouw zelf heeft gehad.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
Om den Huneborg te bereiken, wandelen wij den Oldenzaalschen weg op, totdat wij de kanaalbrug bereiken, wij passeeren deze niet, doch volgen den linkerkanaaldijk. Veel afwisseling biedt deze niet. Wij hebben aan de rechterhand een open gezicht op het buurtschapje Rossum en verder op Oldenzaal. Ter linkerzijde zien wij Ootmarsum's vriendelijke torentjes aardig afsteken naast de hoogten, waardoor ze als 't ware beschermd worden tegen westelijke stormen. We wandelen door tot we ongeveer de eerste brug bereikt hebben. We zien dan ter linkerzijde van ons een eenigszins verhoogd gedeelte, hetgeen ons de plaats aanwijst, waar eens de Huneborg stond. Wenscht U eenige legenden of volksoverleveringen aan deze bijzondere plaats verbonden, dan brengen wij een bezoek aan den in de nabijheid wonende landbouwer Oude Hengel, die niet ongenegen zal zijn aan ons verzoek te voldoen.
Dit is een wandeling van ongeveer een uur. De terugtocht kunnen wij weer langs denzelfden weg aanvaarden of eenigszins uitstrekken, door den kanaaldijk te vervolgen tot de tweede brug. Hier kunnen wij nog even de waterwerken in oogenschouw nemen. Het riviertje de Dinkel nl., dat tot voor eenige jaren dwars door het kanaal liep, doch wegens verzanding van het kanaal de scheepvaart belemmerde, is er thans onderdoor gelegd, zoodat dit bezwaar is weggenomen.
Wij verlaten nu bij deze brug den kanaaldijk en wandelen langs een beschaduwden weg door het zoogenaamde bosch van Aarnink naar den weg van Denekamp naar Ootmarsum, die wij bij het buurtschapje Tilligte bereiken. Vandaar zijn wij in een uurtje weer thuis.
Door Nutter, langs de bronnen naar Springendal.
De wandeling, die wij thans zullen maken biedt ons aan, de ongekunstelde, origineele natuur in hare groote verscheidenheid, zooals we haar zoo heerlijk om Ootmarsum aantreffen. Tot dit doel verlaten wij Ootmarsum door de Molenstraat en slaan wij, vóór wij de algemeene begraafplaats bereikt hebben rechts af het rijwielpad op. Het heuvelachtige van het terrein trekt in 't bijzonder onze aandacht; dan dalen wij weer in een vallei, terwijl wij een volgend oogenblik steeds stijgende tusschen roggelanden door onzen weg vervolgen.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
Nadat wij de eerste vallei gepasseerd zijn, volgen wij onzen weg nog een eindje en bemerken dan spoedig aan onze rechterhand een klein boerderijtje “de Rietboer". Richten wij onze schreden hierheen en slaan we dadelijk achter dit boerderijtje rechts af. Vanaf het hoogste punt van dit wegje hebben wij een eenig gezicht over de zachtglooiende vallei voor ons, het golvende graan wat verder en de torentjes en molen van Ootmarsum, die vroolijk tusschen het groen der boomen uitzien. Wij wandelen onzen weg verder, die spoedig links ombuigt. Wij laten de boerenplaatsen Bodde en Elferman, die tusschen het hout verscholen liggen, aan onze rechterhand liggen, steken weldra een weg over en wandelen over een verhoogd voetpad, langs het roggeland, naar het boerenplaatsje "Veelders", hetgeen links blijft liggen. Wij volgen nu een in oostelijke richting loopenden. sterk dalenden weg, tot we, even over het laagste gedeelte, een voetpad links af nemen, dat ons dwars over een breeden weg in een smal laantje en verder in het Springendalsche veld brengt. Een prachtig golvende heidevlakte met op den achtergrond zwaar hout. Links strekt de heidevlakte zich zeer ver uit naar de Rezingher bergen, waarop wij dennenboomen ontwaren. Vóór ons aan den overkant van de heidevlakte, bevinden zich de bronnen, die het kristal heldere water opleveren voor de wasscherij "het Springendal", welker schoorsteen wij eenigszins rechts van ons, tusschen de boomen door kunnen zien. Wij wandelen deze heidevlakte, langs den weg, die juist voor ons is, op en komen spoedig aan een grooteren weg, die den onzen loodrecht snijdt. Wij nemen dezen en gaan rechts af, een eenigszins dalenden zanderigen weg, tot wij weldra weer links afslaan bij den eersten weg, die den onzen weer kruist.
Dezen vervolgende, staan wij weldra voor de boerderij "de Meerbekke". De weelderige groei van boom en en planten doet ons denken aan een oase in deze heidevlakte. Hier vloeit een heerlijk ruischend beekje, dat het water van de bronnen voert naar de wasscherij. Deze boerderij passeerende, gaan wij links af een bezoek brengen aan de bronnen. Hier zien wij hoe het koele, heldere water uit den grond opborrelt en zich een weg baant tusschen planten en heesters. Eerst zijn het kleine gootjes, deze vereenigen zich telkens en het beekje wordt hoe langer hoe grooter. 't Is hier heerlijk om in de schaduw der zware beukenboomen een oogenblik te rusten. Door een prachtige beukenlaan, wandelen wij thans naar de stoomwasscherij “het Springendal" van den heer Cramer. Hier hebben wij tevens nog even gelegenheid om in den grooten vijver de karpers en goudwinden met een bezoek te vereeren. Vanaf de wasscherij gaat een flink pad door de heide naar den grintweg van Lage en zijn wij in ongeveer 45 minuten weer thuis.
Brekkelenkamp.
Wanneer U een kaart van Overijssel voor U neemt, valt U op die uitspringende tip in Duitschland, dat Noord-Oostelijk hoekje van Twente, dat aan twee zijden door Hannover begrensd wordt. Dit merkwaardig stukje grond heet Brekkelenkamp. 't Is een buurtschap, behoorende tot de gemeente Denekamp. De bewoners, meest Protestant, behooren kerkelijk onder Ootmarsum, terwijl de Katholieke bewoners te Lattrop, een aangrenzende buurtschap, ter kerke gaan.
Wij willen thans een wandeling maken naar Brekkelenkamp, waarvoor wij een geheelen dag reserveeren. We wandelen den weg naar Denekamp op, doch verlaten, zoo spoedig wij de weverij gepasseerd zijn, dezen, om links afslaande het eerste voetpaadje te nemen, dat ons na eenige bochten brengt op het z.g. Postelpad. Dit voert ons door een heide, waar wij weer ten volle van een open vrij gezicht en bloeiende heideplantjes kunnen genieten. Spoedig bereiken wij een dennenboschje, waaruit de heerlijke dennenlucht ons reeds tegemoet komt. Waar wij ons thans bevinden is de Postelhoek. Wij wandelen dezen door, zonder dat we bemerken, dat dit een afzonderlijk buurtschapje is. De huizen liggen zeer verspreid en nog al tusschen
boom en verborgen. De laatste boerderij, die wij rechts laten liggen, is de Hoogboer. Thans staan wij voor den Ottershagen, een uitgestrekte weidevlakte, die echter voor het grootste gedeelte van het jaar onder water staat, door overstroomingen van den Hollandschen Graven en den Dinkel. Een verhoogd voetpad leidt ons door deze vlakte. Aardig is het gezicht op al die vondertjes, eerst kleine, later worden ze grooter, alle zijn het bruggetjes over de doorlaten van het water. Halverwege passeeren wii een vrij lang vonder, hetwelk over den Dinkel leidt. Dadelijk wanneer wij deze over zijn, treft ons een grenssteen aan de linkerhand. Juist hier verlaat de Dinkel ons land en stroomt Duitschland in.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
Wij vervolgen onzen weg nog over menig vondertje en het pad leidt ons een verhoogd stuk bouwland op. In de verte zien wij reeds zware boomen, die ons de nabijheid van Brekkelenkamp aankondigen. Het paadje slingert zich tusschen en langs roggevelden en wij bereiken weldra de eerste boerenplaats, die van den landbouwer Lambert Scholten. Een glas versche melk smaakt ons heerlijk en wij vinden het interessant kennis te maken met een spinnewiel, hetwelk in deze buurtschap nog veel gebruikt wordt. Hier wordt nog het lijnzaad gezaaid, waarvan het vlas gewonnen en door het spinnewiel tot draden gesponnen wordt. Een boerendochter, die gaat trouwen, heeft haar eigen gesponnen linnengoed en menige huismoeder zal U hier met trotsch hare linnenkast laten zien met rollen eigengesponnen linnen. Zooals het elders ging, begint het ook hier te gaan, dat zelf-spinnen raakt uit de mode. Er is dan ook nog maar één landbouwer in deze buurtschap, die er een handweefgetouw op na houdt. Wij gaan verder en begeven ons naar het huis “Brekkelenkamp". 't Is een oud, vervallen, thans onbewoond soort van kasteel, door een ringgracht omgeven. Aan een en ander is echter nog duidelijk te zien, dat het vroeger betere dagen gekend heeft. Dit huis behoort aan Baron van Heeckeren van Twickel, die hier vele boerderijen heeft liggen. In de onmiddellijke nabijheid hiervan vinden wij twee grafsteenen, door een ijzeren hek omgeven, vermeldende de namen van Johan Hendrik Zegers en Vrouwe Heloise, Lydia, Wilhelmina Backer Van Leuven, geb. Zegers, vroegere bewoners van het huis Brekkelenkamp.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
Stellen wij belang in een grensscheiding tusschen Nederland en Duitschland, die juist door een boerderij gaat, dan begeven wij ons wat van den te volgen weg af en zien weldra dat aan iedere zijde van het huis een grenssteen juist tegen den muur staat. Voor de bewoners zoude deze grensregeling zeer moeilijk zijn en daarom wordt het geheele huis gerekend te behooren tot Duitschland. Wij vervolgen onzen weg en bereiken de school met aangrenzende onderwijzerswoning voor het hoofd der school. Wij passeeren verder nog menige boerderij, aan de eene is dit eigenaardige, aan de andere dat. In het bijzonder treft ons het orgineele van de natuur, die echte heidevlakte, waartusschen de boerderijen met hun bouwland verborgen liggen.
Verder klinkt het dialect van de bewoners ons vreemd in de ooren, hetgeen reeds zeer sterk naar het Duitsch overhelt. Allen zijn vriendelijk en rekenen het zich tot een eer, U een en ander te kunnen en mogen vertellen van hun buurtschap en hunne gebruiken. De meesten hunner o.a. bakken hun eigen tarwebrood terwijl de nieuwjaarskoeken gebakken worden in ijzers, waarin spreuken en zegenwenschen zijn aangebracht, tevens vermeldende de namen van den man en van de vrouw, benevens hun jaar van trouwen. De kleederdracht dezer menschen wijkt wel het meeste af van die der bewoners van andere buurtschappen. Vooral bij eenige der oudste huishoudingen treft men nog zeer ouderwetsche kleederdrachten aan.
Wij komen nu achter in Brekkelenkamp, dat is het meest Noordelijke gedeelte. Bij de boerderij van den landbouwer Bergman treft ons het ooievaarsnest op zijn huis. Zijn wij ook deze boerderij gepasseerd, dan zien wij, na een kromming van den weg, eensklaps het Duitsche dorpje Lage voor ons liggen, nog van ons gescheiden door een weidevlakte. waarop rustig het vee graast. Juist voor we Lage bereiken, passeeren wij nogmaals den Dinkel, die door het dorpje heenloopt. Hier hebben wij thans de gelegenheid om den inwendigen mensch te versterken, teneinde de terugtocht naar Ootmarsurn langs den grintweg te kunnen aan vaarden. Deze weg voert ons langs het Duitsche en Hollandsche grenskantoor weer huiswaarts.
Naar "den Huneborg"
Velen zullen ongetwijfeld een eigenaardig gevoel hebben en zich eenigszins onder den indruk gevoelen, wanneer zij de een of andere historische plek betreden. 't Zij dit is een veld, waarop de een of andere bloedige veldslag plaats vond, 't zij het is een ruïne van een voormaligen burcht, men denkt zich zoo'n oogenblik terug in den tijd, toen deze plek zoo'n actief deel uitmaakte van de gebeurtenissen in die dagen. Dergelijke plekken zijn zoo veel te belangrijker voor ons, al naarmate de toestand, waarin zij thans verkeeeren het meest overeenkomt met die uit haar tijdperk van roem of beruchtheid. Gaarne zien wii thans nog iets, waaruit ons blijkt, welke bestemming die plek gehad heeft, zoodat ons uit de chaos van volksoverleveringen en legenden, welke in den regel aan deze bijzondere plekken verbonden zijn, toch nog- een leiddraad overblijft, waardoor het ons mogelijk is deze van de historie te kunnen onderscheiden.
Dergelijke plekken vinden wij ook nog om Ootmarsum; ik noem U slechts "Het Oppersveld" en “den Huneborg". Voor degene, die zich eenigszins interesseert voor dergelijke historische plekken, is een wandeling hier naartoe ten zeerste aan te bevelen. Ik stel U voor den Huneborg met een bezoek te vereeren.
Alvorens wij hiertoe overgaan, verwijs ik U naar blz. 19, opdat U eerst weet, wat de Huneborg is en wat hij vroeger geweest mocht zijn. U stelle zich dus niet voor eene of andere oude burcht met half vergane en met klimop begroeide muren, met schietgaten en poorten. Ook geen ruïne, neen, de hoofdzaak, die thans nog te zien is, is de plek en eenigszins de fundeering, waarop de Huneborg gestaan heeft. Men kan nog zien, hoe de Huneborg door grachten omgeven was en welken eigenaardigen vorm het gebouw zelf heeft gehad.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
Om den Huneborg te bereiken, wandelen wij den Oldenzaalschen weg op, totdat wij de kanaalbrug bereiken, wij passeeren deze niet, doch volgen den linkerkanaaldijk. Veel afwisseling biedt deze niet. Wij hebben aan de rechterhand een open gezicht op het buurtschapje Rossum en verder op Oldenzaal. Ter linkerzijde zien wij Ootmarsum's vriendelijke torentjes aardig afsteken naast de hoogten, waardoor ze als 't ware beschermd worden tegen westelijke stormen. We wandelen door tot we ongeveer de eerste brug bereikt hebben. We zien dan ter linkerzijde van ons een eenigszins verhoogd gedeelte, hetgeen ons de plaats aanwijst, waar eens de Huneborg stond. Wenscht U eenige legenden of volksoverleveringen aan deze bijzondere plaats verbonden, dan brengen wij een bezoek aan den in de nabijheid wonende landbouwer Oude Hengel, die niet ongenegen zal zijn aan ons verzoek te voldoen.
Dit is een wandeling van ongeveer een uur. De terugtocht kunnen wij weer langs denzelfden weg aanvaarden of eenigszins uitstrekken, door den kanaaldijk te vervolgen tot de tweede brug. Hier kunnen wij nog even de waterwerken in oogenschouw nemen. Het riviertje de Dinkel nl., dat tot voor eenige jaren dwars door het kanaal liep, doch wegens verzanding van het kanaal de scheepvaart belemmerde, is er thans onderdoor gelegd, zoodat dit bezwaar is weggenomen.
Wij verlaten nu bij deze brug den kanaaldijk en wandelen langs een beschaduwden weg door het zoogenaamde bosch van Aarnink naar den weg van Denekamp naar Ootmarsum, die wij bij het buurtschapje Tilligte bereiken. Vandaar zijn wij in een uurtje weer thuis.
Door Nutter, langs de bronnen naar Springendal.
De wandeling, die wij thans zullen maken biedt ons aan, de ongekunstelde, origineele natuur in hare groote verscheidenheid, zooals we haar zoo heerlijk om Ootmarsum aantreffen. Tot dit doel verlaten wij Ootmarsum door de Molenstraat en slaan wij, vóór wij de algemeene begraafplaats bereikt hebben rechts af het rijwielpad op. Het heuvelachtige van het terrein trekt in 't bijzonder onze aandacht; dan dalen wij weer in een vallei, terwijl wij een volgend oogenblik steeds stijgende tusschen roggelanden door onzen weg vervolgen.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
Nadat wij de eerste vallei gepasseerd zijn, volgen wij onzen weg nog een eindje en bemerken dan spoedig aan onze rechterhand een klein boerderijtje “de Rietboer". Richten wij onze schreden hierheen en slaan we dadelijk achter dit boerderijtje rechts af. Vanaf het hoogste punt van dit wegje hebben wij een eenig gezicht over de zachtglooiende vallei voor ons, het golvende graan wat verder en de torentjes en molen van Ootmarsum, die vroolijk tusschen het groen der boomen uitzien. Wij wandelen onzen weg verder, die spoedig links ombuigt. Wij laten de boerenplaatsen Bodde en Elferman, die tusschen het hout verscholen liggen, aan onze rechterhand liggen, steken weldra een weg over en wandelen over een verhoogd voetpad, langs het roggeland, naar het boerenplaatsje "Veelders", hetgeen links blijft liggen. Wij volgen nu een in oostelijke richting loopenden. sterk dalenden weg, tot we, even over het laagste gedeelte, een voetpad links af nemen, dat ons dwars over een breeden weg in een smal laantje en verder in het Springendalsche veld brengt. Een prachtig golvende heidevlakte met op den achtergrond zwaar hout. Links strekt de heidevlakte zich zeer ver uit naar de Rezingher bergen, waarop wij dennenboomen ontwaren. Vóór ons aan den overkant van de heidevlakte, bevinden zich de bronnen, die het kristal heldere water opleveren voor de wasscherij "het Springendal", welker schoorsteen wij eenigszins rechts van ons, tusschen de boomen door kunnen zien. Wij wandelen deze heidevlakte, langs den weg, die juist voor ons is, op en komen spoedig aan een grooteren weg, die den onzen loodrecht snijdt. Wij nemen dezen en gaan rechts af, een eenigszins dalenden zanderigen weg, tot wij weldra weer links afslaan bij den eersten weg, die den onzen weer kruist.
Dezen vervolgende, staan wij weldra voor de boerderij "de Meerbekke". De weelderige groei van boom en en planten doet ons denken aan een oase in deze heidevlakte. Hier vloeit een heerlijk ruischend beekje, dat het water van de bronnen voert naar de wasscherij. Deze boerderij passeerende, gaan wij links af een bezoek brengen aan de bronnen. Hier zien wij hoe het koele, heldere water uit den grond opborrelt en zich een weg baant tusschen planten en heesters. Eerst zijn het kleine gootjes, deze vereenigen zich telkens en het beekje wordt hoe langer hoe grooter. 't Is hier heerlijk om in de schaduw der zware beukenboomen een oogenblik te rusten. Door een prachtige beukenlaan, wandelen wij thans naar de stoomwasscherij “het Springendal" van den heer Cramer. Hier hebben wij tevens nog even gelegenheid om in den grooten vijver de karpers en goudwinden met een bezoek te vereeren. Vanaf de wasscherij gaat een flink pad door de heide naar den grintweg van Lage en zijn wij in ongeveer 45 minuten weer thuis.
Brekkelenkamp.
Wanneer U een kaart van Overijssel voor U neemt, valt U op die uitspringende tip in Duitschland, dat Noord-Oostelijk hoekje van Twente, dat aan twee zijden door Hannover begrensd wordt. Dit merkwaardig stukje grond heet Brekkelenkamp. 't Is een buurtschap, behoorende tot de gemeente Denekamp. De bewoners, meest Protestant, behooren kerkelijk onder Ootmarsum, terwijl de Katholieke bewoners te Lattrop, een aangrenzende buurtschap, ter kerke gaan.
Wij willen thans een wandeling maken naar Brekkelenkamp, waarvoor wij een geheelen dag reserveeren. We wandelen den weg naar Denekamp op, doch verlaten, zoo spoedig wij de weverij gepasseerd zijn, dezen, om links afslaande het eerste voetpaadje te nemen, dat ons na eenige bochten brengt op het z.g. Postelpad. Dit voert ons door een heide, waar wij weer ten volle van een open vrij gezicht en bloeiende heideplantjes kunnen genieten. Spoedig bereiken wij een dennenboschje, waaruit de heerlijke dennenlucht ons reeds tegemoet komt. Waar wij ons thans bevinden is de Postelhoek. Wij wandelen dezen door, zonder dat we bemerken, dat dit een afzonderlijk buurtschapje is. De huizen liggen zeer verspreid en nog al tusschen
boom en verborgen. De laatste boerderij, die wij rechts laten liggen, is de Hoogboer. Thans staan wij voor den Ottershagen, een uitgestrekte weidevlakte, die echter voor het grootste gedeelte van het jaar onder water staat, door overstroomingen van den Hollandschen Graven en den Dinkel. Een verhoogd voetpad leidt ons door deze vlakte. Aardig is het gezicht op al die vondertjes, eerst kleine, later worden ze grooter, alle zijn het bruggetjes over de doorlaten van het water. Halverwege passeeren wii een vrij lang vonder, hetwelk over den Dinkel leidt. Dadelijk wanneer wij deze over zijn, treft ons een grenssteen aan de linkerhand. Juist hier verlaat de Dinkel ons land en stroomt Duitschland in.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
Wij vervolgen onzen weg nog over menig vondertje en het pad leidt ons een verhoogd stuk bouwland op. In de verte zien wij reeds zware boomen, die ons de nabijheid van Brekkelenkamp aankondigen. Het paadje slingert zich tusschen en langs roggevelden en wij bereiken weldra de eerste boerenplaats, die van den landbouwer Lambert Scholten. Een glas versche melk smaakt ons heerlijk en wij vinden het interessant kennis te maken met een spinnewiel, hetwelk in deze buurtschap nog veel gebruikt wordt. Hier wordt nog het lijnzaad gezaaid, waarvan het vlas gewonnen en door het spinnewiel tot draden gesponnen wordt. Een boerendochter, die gaat trouwen, heeft haar eigen gesponnen linnengoed en menige huismoeder zal U hier met trotsch hare linnenkast laten zien met rollen eigengesponnen linnen. Zooals het elders ging, begint het ook hier te gaan, dat zelf-spinnen raakt uit de mode. Er is dan ook nog maar één landbouwer in deze buurtschap, die er een handweefgetouw op na houdt. Wij gaan verder en begeven ons naar het huis “Brekkelenkamp". 't Is een oud, vervallen, thans onbewoond soort van kasteel, door een ringgracht omgeven. Aan een en ander is echter nog duidelijk te zien, dat het vroeger betere dagen gekend heeft. Dit huis behoort aan Baron van Heeckeren van Twickel, die hier vele boerderijen heeft liggen. In de onmiddellijke nabijheid hiervan vinden wij twee grafsteenen, door een ijzeren hek omgeven, vermeldende de namen van Johan Hendrik Zegers en Vrouwe Heloise, Lydia, Wilhelmina Backer Van Leuven, geb. Zegers, vroegere bewoners van het huis Brekkelenkamp.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
Stellen wij belang in een grensscheiding tusschen Nederland en Duitschland, die juist door een boerderij gaat, dan begeven wij ons wat van den te volgen weg af en zien weldra dat aan iedere zijde van het huis een grenssteen juist tegen den muur staat. Voor de bewoners zoude deze grensregeling zeer moeilijk zijn en daarom wordt het geheele huis gerekend te behooren tot Duitschland. Wij vervolgen onzen weg en bereiken de school met aangrenzende onderwijzerswoning voor het hoofd der school. Wij passeeren verder nog menige boerderij, aan de eene is dit eigenaardige, aan de andere dat. In het bijzonder treft ons het orgineele van de natuur, die echte heidevlakte, waartusschen de boerderijen met hun bouwland verborgen liggen.
Verder klinkt het dialect van de bewoners ons vreemd in de ooren, hetgeen reeds zeer sterk naar het Duitsch overhelt. Allen zijn vriendelijk en rekenen het zich tot een eer, U een en ander te kunnen en mogen vertellen van hun buurtschap en hunne gebruiken. De meesten hunner o.a. bakken hun eigen tarwebrood terwijl de nieuwjaarskoeken gebakken worden in ijzers, waarin spreuken en zegenwenschen zijn aangebracht, tevens vermeldende de namen van den man en van de vrouw, benevens hun jaar van trouwen. De kleederdracht dezer menschen wijkt wel het meeste af van die der bewoners van andere buurtschappen. Vooral bij eenige der oudste huishoudingen treft men nog zeer ouderwetsche kleederdrachten aan.
Wij komen nu achter in Brekkelenkamp, dat is het meest Noordelijke gedeelte. Bij de boerderij van den landbouwer Bergman treft ons het ooievaarsnest op zijn huis. Zijn wij ook deze boerderij gepasseerd, dan zien wij, na een kromming van den weg, eensklaps het Duitsche dorpje Lage voor ons liggen, nog van ons gescheiden door een weidevlakte. waarop rustig het vee graast. Juist voor we Lage bereiken, passeeren wij nogmaals den Dinkel, die door het dorpje heenloopt. Hier hebben wij thans de gelegenheid om den inwendigen mensch te versterken, teneinde de terugtocht naar Ootmarsurn langs den grintweg te kunnen aan vaarden. Deze weg voert ons langs het Duitsche en Hollandsche grenskantoor weer huiswaarts.
Geïllustreerde gids van Ootmarsum en omstreken (1906): Naar Vasse, Hezingen etc.
Wandelingen
Naar Vasse.
Wij nemen ons voor een namiddag-wandeling te maken naar Vasse. We verlaten Ootmarsum door de Molenstraat en staan, vóór we de algemeene begraafplaats bereikt hebben, reeds aan een tweesprong. Wij gaan recht door; rechts afslaande zouden wij over 't fietspad, dat door de buurtschap Nutter leidt, en reeds in een andere wandeling besproken is, met een omweg ook te Vasse komen. Wij vervolgen onzen weg en laten den molen aan onze linkerhand liggen. Spoedig houdt de straatweg op en komen wij in een zandweg met een flink voetpad aan den kant. Richten wij hier even onzen blik rechts achter ons, dan zien wij een zachtglooiende vallei, afloopende tot den weg naar Lage, waar wij de Stoomweverij zien liggen, op den achtergrond meer en minder zwaar hout, en aan den horizon den toren en de schoorsteenen van Nordhorn (Duitschland). We richten onze schreden weer verder. Aan onze rechterhand gaat weldra een weg af, die langs een boerderij naar den Kersberg loopt. Deze is echter thans niet ons doel. Even verder, ongeveer tegenover de eerste boerderij links, slaat een klein voetpaadje rechts af, dit paadje loopt naar boven tot op den rand van het bouwland; volgen wij dit paadje, het leidt ons steeds aan den zoom van het bouwland verder. De weg, die er naast loopt, gaat soms diep naast ons, terwijl wij dan weer hiermede gelijk zijn. Wij steken den weg, waar wij nu aankomen, schuin over en vervolgen het pad, dat ons spoedig leidt in een grooten esch, waar wij niets dan roggelanden om ons heen zien. Daar duikt echter al spoedig een molenwiek en nog verder een torenspits boven de rogge op. Wij komen dicht bij dezen molen weer op een weg, die den onzen loodrecht snijdt. Dezen weg hadden wij ook kunnen nemen, wij waren dan niet dat oploopende voetpaadje opgegaan, doch hadden den grooten zandweg gevolgd, die met een grooten bocht ons ook bij dezen molen gebracht zou hebben. Wat natuur betreft is deze weg ook zeer mooi, we treffen er heele mooie begroeide plaatsjes aan, doch missen er het voetpad, en zouden door het zand moeten baggeren. Bij dezen molen nu gaan wij rechts af en leidt ons een afloopende weg naar de boerderij "de
Hazelbekke."
Een flinke mooie boerderij met hare beide tipgevels aan het achterhuis. Nemen wij een kijkje binnen, waartoe ons de eigenaar gaarne in de gelegenheid stelt en wij zien een zoogenaamd "los hoes." Dat is een huis, waarin geen afscheiding is tusschen de keuken en de deel, waar men geheel doorheen ziet van voor naar achteren. De koeien in den stal nemen deel aan de huiselijke gezelligheid en mengen zich mede in de gesprekken, terwijl U de kippen om de voeten loopen en de paarden van uit den stal U verbluft aankijken. Dicht bij dit huis, zien wij een klein schuurtje waarin koren gemalen wordt. De drijfkracht wordt geleverd door den val van het water op een in het groen verscholen waterrad. Vanaf den weg is het een heerlijk gezicht op het bemoste rad daar beneden in de diepte. De weg kronkelt zich hier om een kolkje, dat zorgt voor het waterrad, terwijl de boomen van den tegenovergestelden kant zich weerspiegelen in het frissche water.
't Is hier een uitgezocht plaatsje om eens even in de schaduw van een boom op het zachte gras neer te zitten en te luisteren naar die mengeling van geluiden, die van uit dat bladerdak boven ons tot ons komt. 't Is hier een plekje om rustig te genieten van het heerlijk buiten zijn en met volle teugen, die echt ozon-rijke lucht, gekruid met een zacht dennengeurtje, in te ademen. Verkwikt stappen we verder door het hout en slaan wij spoedig links af. Deze weg valt ons gemakkelijk op, daar er een fietspad naast loopt van den weg gescheiden door eenige paaltjes. Nu zijn we spoedig in de heide en hebben den toren van Vasse voor ons. Aan onze rechterhand zien wij een hoogte, waarop een paar boompjes staan, dit is “de Toetenberg". Deze hoogte steekt nog al uit boven de omgeving en we kunnen deze, zoo wij hiertoe lust gevoelen, beklimmen, teneinde een uitzicht te hebben over de omgeving. Ons paadje leidt ons thans geheel door een stukje roggeland, waarin wij een paar scherpe bochten maken, daarna echter komen we weer op een effen paadje, dat ons langs den weg Vasse binnenleidt. Bij Café Wermelink, als 't ware onder de schaduw van den kerktoren gelegen, zetten we ons neer en hebben wij gelegenheid iets verfrisschends te gebruiken. Wij kijken in de buurtschap rond, langs de school, een smederij, een winkel etc.; vervolgens een kijkje in de R.C. kerk met hare imitatie-steenen pilaren en wandversieringen en nemen den terugtocht weer aan. Wij gaan eerst denzelfden weg weer op, dien wij afgekomen zijn, doch slaan (om gedeeltelijk een anderen weg te volgen) spoedig ter zijde van een boerenhuis rechts af. Het paadje valt ons gemakkelijk op, het leidt ons dicht langs eenige boerderijen weer de heide in. We gaan op en neer door de heide en staan weldra voor een mooie laan, die ons voert naar de boerderij “de Mast". Ook hier hebben wij weer een heerlijk plekje. Het korenmolentje hier is in betere conditie, dan hetwelk wij eerst hebben ontmoet en presteert dan ook meerdere diensten. Hier ook hebben wij een waterrad, dat zijn stuwkracht krijgt van een kolkje aan de overzijde van den weg. Voelen we behoefte aan rust, dan hebben wij hier weer een uitgelezen plaatsje. Onze weg voert verder langs een gedeeltelijk beschaduwden weg, tot we eensklaps den ons bekenden molen voor ons zien.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901)(2x klikken)
We zij nu weer op bekend terrein en kunnen naar verkiezing langs het reeds bewandelde voetpad huiswaarts gaan of een omweg maken, tot welk doel wij bij den molen rechtsaf slaan en den grooten weg volgen. Ongetwijfeld is dit een zeer dankbare wandeling, daar men op dezen tocht prachtige boomgroepeeringen en mooie vergezichten ontmoet. Voor geoefende fietsrijders is dit een zeer aardig tochtje, daar hier en daar nogal iets van de behendigheid van den rijder gevraagd wordt. Beginnelingen in deze sport doen beter bij dit tochtje hun kar thuis te laten.
Naar Hezinghe.
We zijn thans voornemens een flinke wandeling te maken over hoogten en door laagten, een wandeling, waar we een paar moede beenen mede kunnen halen, want dan gaat het weer naar boven, dan weer naar beneden en is dit wel wat vermoeiend.
Per fiets is deze tocht wel te maken, doch alleen door zeer geoefende rijders, die gewoon zijn smalle paadjes te berijden en niet tegen wat klimmen van den weg opzien, want het zijn alle smalle paadjes die te berijden zijn. We gaan evenals bij de wandeling naar Vasse, de Molenstraat uit, vervolgens het oploopende paadje op langs bet bouwland, naar de boerderij "de Hazelbekke". Zijn we deze goed en wel gepasseerd, dan slaan we niet links af, doch gaan recht door. De weg is hier ter zijde nog al begroeid, we volgen hem en zien spoedig, dat onze weg ons naar een boerenhuis zou leiden, doch we slaan juist te voren nog links af en laten het huis rechts liggen.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
We stijgen nu, de weg is eenigszins zanderig doch het voetpaadje ter zijde is goed te bewandelen. Hebben wij het hoogste punt bereikt, dan treft ons aan de linkerzijde een open vrij gezicht over de buurtschap Vasse met spitsen toren en zien wij aan den horizon Tubbergen, Almelo, Vriezenveen, terwijl de rechterzijde ons een open gezicht over bouwland met begroeiden achtergrond aanbiedt. Onze weg leidt weer naar beneden en wij bereiken het Vasser Tichelwerk. Hier worden steenen gebakken van het leem, dat de bodem hier verschaft. We dalen nog meer, thans weer tusschen boomen en boschjes door en komen voor een weg te staan, die den onzen loodrecht snijdt. We nemen dezen weg en gaan rechts om. We volgen dezen weg niet lang. We passeeren twee boerderijen aan onze linkerhand. Dadelijk achter deze tweede boerderij volgen wij een smal wegje links af, dat weer een weinig naar beneden loopt en zich aan het eind nog meer links ombuigt. Goed en wel deze bocht gemaakt, gaan we rechthoekig rechts afslaande over een klein bruggetje en langs een boerderij, die den indruk geeft meer een burgerhuis te zijn. Dit is n.l. een Cichorei-fabriek. Op verzoek kunnen we deze bezichtigen en zien hoe de drijfkracht hier is een turbine. Men stelle zich geen model-fabriek voor, doch slechts een boerderij met daarbij een ruimte, die voor bovenbedoeld bedrijf is ingericht.
Ons paadje gaat over de toevoerbeek voor de turbine en vervolgens rechts zeer steil naar boven. We hebben nu weer een vrije open esch voor ons, links het gezicht op Almelo en Vriezenveen. We volgen den weg rechts af, langs den zoom van het roggeland, eerst nog naar boven, dan weer naar beneden, tot wij aan een zanderig gedeelte komen, waar wij voor vier wegen staan, die verder leiden. De eene buigt zich geheel rechtsaf, de daarop volgende gaat in het verlengde van den weg die wij afkwamen, de derde is de weg, dien wij moeten hebben, terwijl de vierde naar links ombuigt. Wij volgen dus den derde met laag dennenhout aan den kant en komen dan in eene heidevlakte, die zeer heuvelachtig is. Onze weg voert ons zoo'n heuvel op en wij betreden tegelijkertijd Duitsch grondgebied en staan dadelijk voor een Duitsche "Wirthschaft" waar wij, ingeval van dorst, dezen kunnen lesschen met een glas Duitsch bier. Wij gaan vervolgens om een tuintje bij deze herberg behoorende om weer het voetpaadje te bereiken, dat ons voert naar de boerderij van Scholten Nielink; deze boerderij ligt ook weer op eene hoogte en wij hebben dan ook eerst weer te klimmen, vóór wij daar zijn.
De boerderij is omgeven door een soort van hekwerk. We openen het hek en passeeren het erve, terwijl we de boerderij rechts laten liggen. Het prachtige zware hout, dat deze boerderij omgeeft, trekt in 't bijzonder onze aandacht. Het erve door het andere hek verlatende, bevinden wij ons weer in de heide. Onze weg gaat niet rechts af, doch eenigszins links naar boven, tegen de hoogte op. Links vooral, zien we nog hoogere heidetoppen, doch ons pad voert ons nu door het lagere gedeelte van deze heide. Wij houden steeds den weg, die links afgaat. De weg naar rechts laten we liggen. In het eind van deze heide gaat onze weg weer naar boven, terwijl we in de buurt zijn van eene boerderij, die we rechts laten liggen. Een blik terug over dit heuvelachtige terrein is zeer eigenaardig. Thans dalen we weer, de weg buigt naar rechts om. Iets verder volgen we den weg, die rechts afslaat terwijl we aan iedere zijde eene boerderij hebben. Zijn we deze voorbij, dan gaat de weg nog iets recht uit en buigt zich vervolgens links af en gaan wij weer een heuvel op. Juist tegelijkertijd, dat wij het hoogste punt bereikt hebben, ontvouwt zich aan ons oog een panorama, zoo wij het ons slechts kunnen voorstellen in een sprookjeswereld. Aan den voet van den berg, waarop wij ons bevinden, laag hout, iets verder hooger hout, waartusschen de roode daken van eenige boerderijen, aan den horizon plaatsjes als: Neuenhaus, Lage, Nordhorn, Denekamp, Slot-Bentheim en meer nog rechts Oldenzaal en Ootmarsum. Hebben wij naar hartelust genoten, dan dalen wij weer af, niet den weg, die voor ons ligt, doch den weg, die rechts afslaande den berg afleidt. We volgen dezen, aan den voet draait hij naar links om. We volgen dien zoolang, tot we aan de rechterhand weer hout krijgen, dan slaan we den weg rechts af, die ons voert naar de boerderij "Koning". Even voorbij deze boerderij verlaten wij Duitschland weer. Wij zien dit aan de grenssteen aan de zijde van den weg. Van dit punt uit voeren ons wegen, loopende in Oostelijke richting, naar den grintweg, die ons naar Ootmarsum terug leidt. Het is, vooral met 't oog op het maken per fiets van dezen tocht, ten zeerste aan te raden, om hem in deze volgorde te maken en b.v. niet juist van de tegenovergestelde richting, daar de hellingen dan te sterk zijn om tegenop te trappen, hetgeen van den anderen kant niet het geval is. 't Is echter voor zeer geoefende rijders een bijzonder aan te raden tochtje.
Naar Halle, (Duitschland).
We willen thans onze schreden Noord-Oostwaarts van Ootmarsum richten en een bezoek brengen aan de Duitsche buurtschap Halle.
We beginnen onze wandeling, door Ootmarsum te verlaten langs den Denekamper weg, doch slechts zeer kort, want bij de stoomweverij nemen wij den weg naar Lage, dien wij ook spoedig weer verlaten. Voor wij de school van Oud-Ootmarsum bereikt hebben, slaan wij links af. Wij passeeren eenige boerderijen, en volgen bij de eerste splitsing van den weg, de meest rechts loopende. Tusschen meer of minder zwaar hout, gaat onze weg langs flinke boerderijen (Bodde, Elferman) tot wij, na ongeveer een half uur wandelen, aan de heide komen. Doorwandelende langs onzen eenigszins zanderigen weg, bereiken wij een hoogte en vervolgens een kruispunt, waar onze weg zich vereenigt met een anderen zandweg. Wil bevinden ons thans op den binnenweg naar Uelsen. Wij laten de stoomwasscherij "Het Springendal" rechts liggen; aan onze linkerhand krijgen we een boerenhuis en eenige arbeiderswoningen. Juist achter deze arbeiderswoningen ongeveer 100 Meter van den weg staat “de Arke", door hooge kastanjeboomen en accasia's omgeven. Het is een ruïne van een voormalig jachtslot.
Slechts de vier muren staan nog, de rest is door den tand des tijds weggeknaagd. Onzen weg vervolgende, hebben wij spoedig de grens tusschen Nederland en Duitschland bereikt en zien dit aan den grenssteen, die aan den kant van den weg staat.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
De eerste boerderij, in Duitschland, die we nu bereiken, is "Koning", die om haar prettigen indruk die ze op ons maakt, ons bijzonder opvalt. Achter deze boerderij krijgen wij nog even eene kleine heidevlakte, doch buigt onze weg zich dan rechts om de buurtschap in, terwijl wij weer heerlijk beschaduwd verder wandelen. Halle is een welvarende buurtschap en het is een genot rond te dwalen door de smalle laantjes en langs de grootere met hout begroeide wegen. Vele groote boerderijen ontmoeten we hier, o.a. Schuurman, Hasmölle enz. Langs de school van Halle gaan wij Noordwaarts naar Nordbecke. Hier is het een heerlijk plekje. In de schaduw der hooge boomen in het gras uitgestrekt, luisteren wij naar het klepperend waterrad van een korenmolen. en het heerlijk gezang der tallooze, gevleugelde vrienden. Van hier bereiken wij, langs de in Oostelijke richting loopende wegen, spoedig weer den grintweg van Lage naar Ootmarsum, waarlangs wij onzen weg huiswaarts vervolgen.
Naar Vasse.
Wij nemen ons voor een namiddag-wandeling te maken naar Vasse. We verlaten Ootmarsum door de Molenstraat en staan, vóór we de algemeene begraafplaats bereikt hebben, reeds aan een tweesprong. Wij gaan recht door; rechts afslaande zouden wij over 't fietspad, dat door de buurtschap Nutter leidt, en reeds in een andere wandeling besproken is, met een omweg ook te Vasse komen. Wij vervolgen onzen weg en laten den molen aan onze linkerhand liggen. Spoedig houdt de straatweg op en komen wij in een zandweg met een flink voetpad aan den kant. Richten wij hier even onzen blik rechts achter ons, dan zien wij een zachtglooiende vallei, afloopende tot den weg naar Lage, waar wij de Stoomweverij zien liggen, op den achtergrond meer en minder zwaar hout, en aan den horizon den toren en de schoorsteenen van Nordhorn (Duitschland). We richten onze schreden weer verder. Aan onze rechterhand gaat weldra een weg af, die langs een boerderij naar den Kersberg loopt. Deze is echter thans niet ons doel. Even verder, ongeveer tegenover de eerste boerderij links, slaat een klein voetpaadje rechts af, dit paadje loopt naar boven tot op den rand van het bouwland; volgen wij dit paadje, het leidt ons steeds aan den zoom van het bouwland verder. De weg, die er naast loopt, gaat soms diep naast ons, terwijl wij dan weer hiermede gelijk zijn. Wij steken den weg, waar wij nu aankomen, schuin over en vervolgen het pad, dat ons spoedig leidt in een grooten esch, waar wij niets dan roggelanden om ons heen zien. Daar duikt echter al spoedig een molenwiek en nog verder een torenspits boven de rogge op. Wij komen dicht bij dezen molen weer op een weg, die den onzen loodrecht snijdt. Dezen weg hadden wij ook kunnen nemen, wij waren dan niet dat oploopende voetpaadje opgegaan, doch hadden den grooten zandweg gevolgd, die met een grooten bocht ons ook bij dezen molen gebracht zou hebben. Wat natuur betreft is deze weg ook zeer mooi, we treffen er heele mooie begroeide plaatsjes aan, doch missen er het voetpad, en zouden door het zand moeten baggeren. Bij dezen molen nu gaan wij rechts af en leidt ons een afloopende weg naar de boerderij "de
Hazelbekke."
Een flinke mooie boerderij met hare beide tipgevels aan het achterhuis. Nemen wij een kijkje binnen, waartoe ons de eigenaar gaarne in de gelegenheid stelt en wij zien een zoogenaamd "los hoes." Dat is een huis, waarin geen afscheiding is tusschen de keuken en de deel, waar men geheel doorheen ziet van voor naar achteren. De koeien in den stal nemen deel aan de huiselijke gezelligheid en mengen zich mede in de gesprekken, terwijl U de kippen om de voeten loopen en de paarden van uit den stal U verbluft aankijken. Dicht bij dit huis, zien wij een klein schuurtje waarin koren gemalen wordt. De drijfkracht wordt geleverd door den val van het water op een in het groen verscholen waterrad. Vanaf den weg is het een heerlijk gezicht op het bemoste rad daar beneden in de diepte. De weg kronkelt zich hier om een kolkje, dat zorgt voor het waterrad, terwijl de boomen van den tegenovergestelden kant zich weerspiegelen in het frissche water.
't Is hier een uitgezocht plaatsje om eens even in de schaduw van een boom op het zachte gras neer te zitten en te luisteren naar die mengeling van geluiden, die van uit dat bladerdak boven ons tot ons komt. 't Is hier een plekje om rustig te genieten van het heerlijk buiten zijn en met volle teugen, die echt ozon-rijke lucht, gekruid met een zacht dennengeurtje, in te ademen. Verkwikt stappen we verder door het hout en slaan wij spoedig links af. Deze weg valt ons gemakkelijk op, daar er een fietspad naast loopt van den weg gescheiden door eenige paaltjes. Nu zijn we spoedig in de heide en hebben den toren van Vasse voor ons. Aan onze rechterhand zien wij een hoogte, waarop een paar boompjes staan, dit is “de Toetenberg". Deze hoogte steekt nog al uit boven de omgeving en we kunnen deze, zoo wij hiertoe lust gevoelen, beklimmen, teneinde een uitzicht te hebben over de omgeving. Ons paadje leidt ons thans geheel door een stukje roggeland, waarin wij een paar scherpe bochten maken, daarna echter komen we weer op een effen paadje, dat ons langs den weg Vasse binnenleidt. Bij Café Wermelink, als 't ware onder de schaduw van den kerktoren gelegen, zetten we ons neer en hebben wij gelegenheid iets verfrisschends te gebruiken. Wij kijken in de buurtschap rond, langs de school, een smederij, een winkel etc.; vervolgens een kijkje in de R.C. kerk met hare imitatie-steenen pilaren en wandversieringen en nemen den terugtocht weer aan. Wij gaan eerst denzelfden weg weer op, dien wij afgekomen zijn, doch slaan (om gedeeltelijk een anderen weg te volgen) spoedig ter zijde van een boerenhuis rechts af. Het paadje valt ons gemakkelijk op, het leidt ons dicht langs eenige boerderijen weer de heide in. We gaan op en neer door de heide en staan weldra voor een mooie laan, die ons voert naar de boerderij “de Mast". Ook hier hebben wij weer een heerlijk plekje. Het korenmolentje hier is in betere conditie, dan hetwelk wij eerst hebben ontmoet en presteert dan ook meerdere diensten. Hier ook hebben wij een waterrad, dat zijn stuwkracht krijgt van een kolkje aan de overzijde van den weg. Voelen we behoefte aan rust, dan hebben wij hier weer een uitgelezen plaatsje. Onze weg voert verder langs een gedeeltelijk beschaduwden weg, tot we eensklaps den ons bekenden molen voor ons zien.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901)(2x klikken)
We zij nu weer op bekend terrein en kunnen naar verkiezing langs het reeds bewandelde voetpad huiswaarts gaan of een omweg maken, tot welk doel wij bij den molen rechtsaf slaan en den grooten weg volgen. Ongetwijfeld is dit een zeer dankbare wandeling, daar men op dezen tocht prachtige boomgroepeeringen en mooie vergezichten ontmoet. Voor geoefende fietsrijders is dit een zeer aardig tochtje, daar hier en daar nogal iets van de behendigheid van den rijder gevraagd wordt. Beginnelingen in deze sport doen beter bij dit tochtje hun kar thuis te laten.
Naar Hezinghe.
We zijn thans voornemens een flinke wandeling te maken over hoogten en door laagten, een wandeling, waar we een paar moede beenen mede kunnen halen, want dan gaat het weer naar boven, dan weer naar beneden en is dit wel wat vermoeiend.
Per fiets is deze tocht wel te maken, doch alleen door zeer geoefende rijders, die gewoon zijn smalle paadjes te berijden en niet tegen wat klimmen van den weg opzien, want het zijn alle smalle paadjes die te berijden zijn. We gaan evenals bij de wandeling naar Vasse, de Molenstraat uit, vervolgens het oploopende paadje op langs bet bouwland, naar de boerderij "de Hazelbekke". Zijn we deze goed en wel gepasseerd, dan slaan we niet links af, doch gaan recht door. De weg is hier ter zijde nog al begroeid, we volgen hem en zien spoedig, dat onze weg ons naar een boerenhuis zou leiden, doch we slaan juist te voren nog links af en laten het huis rechts liggen.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
We stijgen nu, de weg is eenigszins zanderig doch het voetpaadje ter zijde is goed te bewandelen. Hebben wij het hoogste punt bereikt, dan treft ons aan de linkerzijde een open vrij gezicht over de buurtschap Vasse met spitsen toren en zien wij aan den horizon Tubbergen, Almelo, Vriezenveen, terwijl de rechterzijde ons een open gezicht over bouwland met begroeiden achtergrond aanbiedt. Onze weg leidt weer naar beneden en wij bereiken het Vasser Tichelwerk. Hier worden steenen gebakken van het leem, dat de bodem hier verschaft. We dalen nog meer, thans weer tusschen boomen en boschjes door en komen voor een weg te staan, die den onzen loodrecht snijdt. We nemen dezen weg en gaan rechts om. We volgen dezen weg niet lang. We passeeren twee boerderijen aan onze linkerhand. Dadelijk achter deze tweede boerderij volgen wij een smal wegje links af, dat weer een weinig naar beneden loopt en zich aan het eind nog meer links ombuigt. Goed en wel deze bocht gemaakt, gaan we rechthoekig rechts afslaande over een klein bruggetje en langs een boerderij, die den indruk geeft meer een burgerhuis te zijn. Dit is n.l. een Cichorei-fabriek. Op verzoek kunnen we deze bezichtigen en zien hoe de drijfkracht hier is een turbine. Men stelle zich geen model-fabriek voor, doch slechts een boerderij met daarbij een ruimte, die voor bovenbedoeld bedrijf is ingericht.
Ons paadje gaat over de toevoerbeek voor de turbine en vervolgens rechts zeer steil naar boven. We hebben nu weer een vrije open esch voor ons, links het gezicht op Almelo en Vriezenveen. We volgen den weg rechts af, langs den zoom van het roggeland, eerst nog naar boven, dan weer naar beneden, tot wij aan een zanderig gedeelte komen, waar wij voor vier wegen staan, die verder leiden. De eene buigt zich geheel rechtsaf, de daarop volgende gaat in het verlengde van den weg die wij afkwamen, de derde is de weg, dien wij moeten hebben, terwijl de vierde naar links ombuigt. Wij volgen dus den derde met laag dennenhout aan den kant en komen dan in eene heidevlakte, die zeer heuvelachtig is. Onze weg voert ons zoo'n heuvel op en wij betreden tegelijkertijd Duitsch grondgebied en staan dadelijk voor een Duitsche "Wirthschaft" waar wij, ingeval van dorst, dezen kunnen lesschen met een glas Duitsch bier. Wij gaan vervolgens om een tuintje bij deze herberg behoorende om weer het voetpaadje te bereiken, dat ons voert naar de boerderij van Scholten Nielink; deze boerderij ligt ook weer op eene hoogte en wij hebben dan ook eerst weer te klimmen, vóór wij daar zijn.
De boerderij is omgeven door een soort van hekwerk. We openen het hek en passeeren het erve, terwijl we de boerderij rechts laten liggen. Het prachtige zware hout, dat deze boerderij omgeeft, trekt in 't bijzonder onze aandacht. Het erve door het andere hek verlatende, bevinden wij ons weer in de heide. Onze weg gaat niet rechts af, doch eenigszins links naar boven, tegen de hoogte op. Links vooral, zien we nog hoogere heidetoppen, doch ons pad voert ons nu door het lagere gedeelte van deze heide. Wij houden steeds den weg, die links afgaat. De weg naar rechts laten we liggen. In het eind van deze heide gaat onze weg weer naar boven, terwijl we in de buurt zijn van eene boerderij, die we rechts laten liggen. Een blik terug over dit heuvelachtige terrein is zeer eigenaardig. Thans dalen we weer, de weg buigt naar rechts om. Iets verder volgen we den weg, die rechts afslaat terwijl we aan iedere zijde eene boerderij hebben. Zijn we deze voorbij, dan gaat de weg nog iets recht uit en buigt zich vervolgens links af en gaan wij weer een heuvel op. Juist tegelijkertijd, dat wij het hoogste punt bereikt hebben, ontvouwt zich aan ons oog een panorama, zoo wij het ons slechts kunnen voorstellen in een sprookjeswereld. Aan den voet van den berg, waarop wij ons bevinden, laag hout, iets verder hooger hout, waartusschen de roode daken van eenige boerderijen, aan den horizon plaatsjes als: Neuenhaus, Lage, Nordhorn, Denekamp, Slot-Bentheim en meer nog rechts Oldenzaal en Ootmarsum. Hebben wij naar hartelust genoten, dan dalen wij weer af, niet den weg, die voor ons ligt, doch den weg, die rechts afslaande den berg afleidt. We volgen dezen, aan den voet draait hij naar links om. We volgen dien zoolang, tot we aan de rechterhand weer hout krijgen, dan slaan we den weg rechts af, die ons voert naar de boerderij "Koning". Even voorbij deze boerderij verlaten wij Duitschland weer. Wij zien dit aan de grenssteen aan de zijde van den weg. Van dit punt uit voeren ons wegen, loopende in Oostelijke richting, naar den grintweg, die ons naar Ootmarsum terug leidt. Het is, vooral met 't oog op het maken per fiets van dezen tocht, ten zeerste aan te raden, om hem in deze volgorde te maken en b.v. niet juist van de tegenovergestelde richting, daar de hellingen dan te sterk zijn om tegenop te trappen, hetgeen van den anderen kant niet het geval is. 't Is echter voor zeer geoefende rijders een bijzonder aan te raden tochtje.
Naar Halle, (Duitschland).
We willen thans onze schreden Noord-Oostwaarts van Ootmarsum richten en een bezoek brengen aan de Duitsche buurtschap Halle.
We beginnen onze wandeling, door Ootmarsum te verlaten langs den Denekamper weg, doch slechts zeer kort, want bij de stoomweverij nemen wij den weg naar Lage, dien wij ook spoedig weer verlaten. Voor wij de school van Oud-Ootmarsum bereikt hebben, slaan wij links af. Wij passeeren eenige boerderijen, en volgen bij de eerste splitsing van den weg, de meest rechts loopende. Tusschen meer of minder zwaar hout, gaat onze weg langs flinke boerderijen (Bodde, Elferman) tot wij, na ongeveer een half uur wandelen, aan de heide komen. Doorwandelende langs onzen eenigszins zanderigen weg, bereiken wij een hoogte en vervolgens een kruispunt, waar onze weg zich vereenigt met een anderen zandweg. Wil bevinden ons thans op den binnenweg naar Uelsen. Wij laten de stoomwasscherij "Het Springendal" rechts liggen; aan onze linkerhand krijgen we een boerenhuis en eenige arbeiderswoningen. Juist achter deze arbeiderswoningen ongeveer 100 Meter van den weg staat “de Arke", door hooge kastanjeboomen en accasia's omgeven. Het is een ruïne van een voormalig jachtslot.
Slechts de vier muren staan nog, de rest is door den tand des tijds weggeknaagd. Onzen weg vervolgende, hebben wij spoedig de grens tusschen Nederland en Duitschland bereikt en zien dit aan den grenssteen, die aan den kant van den weg staat.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
De eerste boerderij, in Duitschland, die we nu bereiken, is "Koning", die om haar prettigen indruk die ze op ons maakt, ons bijzonder opvalt. Achter deze boerderij krijgen wij nog even eene kleine heidevlakte, doch buigt onze weg zich dan rechts om de buurtschap in, terwijl wij weer heerlijk beschaduwd verder wandelen. Halle is een welvarende buurtschap en het is een genot rond te dwalen door de smalle laantjes en langs de grootere met hout begroeide wegen. Vele groote boerderijen ontmoeten we hier, o.a. Schuurman, Hasmölle enz. Langs de school van Halle gaan wij Noordwaarts naar Nordbecke. Hier is het een heerlijk plekje. In de schaduw der hooge boomen in het gras uitgestrekt, luisteren wij naar het klepperend waterrad van een korenmolen. en het heerlijk gezang der tallooze, gevleugelde vrienden. Van hier bereiken wij, langs de in Oostelijke richting loopende wegen, spoedig weer den grintweg van Lage naar Ootmarsum, waarlangs wij onzen weg huiswaarts vervolgen.
Geïllustreerde gids van Ootmarsum en omstreken (1906): Naar Agelo, Reutum etc.
Wandelingen
Naar Groot- en Klein-Agelo.
De buurtschappen Groot- en Klein-Agelo strekken zich ten Zuiden van Ootmarsum uit.
Men zoeke in deze buurtschappen bij voorkeur niet de mooiste vergezichten, deze bieden ons echter het natuurschoon in een anderen vorm aan, en wel in heerlijk beschaduwde wandelwegen, schilderachtig gelegen boerderijen en uitgestrekte roggevelden.
Om Groot-Agelo te bereiken, kunnen wij verschillende wegen nemen. Wij gaan den Oldenzaalschen weg op; dadelijk achter het R.K. Kerkhof, slaan twee wegen rechts af, de eerste is de zandweg (binnenweg) naar Weerselo, de tweede leidt naar Groot-Agelo. Volgen we dezen weg, die eerst begroeid is, doch spoedig door roggelanden loopt, dan bereiken wij, na een weiland gepasseerd te zijn de eerste boerderij (Loman). Onze weg gaat verder langs de school en vervolgens tusschen twee boerderijen door, langs weilanden en roggeakkers, naar eene boerderij (Braam) die wij door een aardig laantje bereiken. Wij kunnen van hier rechts afslaan en komen dan tusschen roggeakkers door, op den Weerselooschen zandweg, die zich langs den voet van den Zonneberg buigt en bereiken spoedig weer ons punt van uitgang. Eigenaardig is op dit gedeelte de wegen, die dikwijls zeer diep tusschen de roggeakkers door loopen. Tevens zien we hier het beste, hoe hoog zich de Zonneberg boven de omgeving verheft.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
Wij gaan echter bij de boerderij Braam links af, tusschen deze en de boerderij Holtwijk door en passeeren menig aardig wegje. Spoedig buigen wij weer links om en wandelen door tot wij aan onze rechterhand een open heidevlakte krijgen met een vrij gezicht op Oldenzaal. Van hier kunnen wij een veldpaadje nemen, dat ons naar de kanaalbrug brengt en vervolgen onzen weg langs den grintweg weer huiswaarts.
Wandelen wij, van Ootmarsurn komende door, en slaan dus niet achter het R.K. Kerkhof dadelijk af, dan kunnen we verder iederen weg nemen, die rechts afslaat, al deze wegen brengen ons in Groot-Agelo.
Wandelen wij den Oldenzaalschen weg op, dan hebben wij na de eerste groote boerderij aan onze linkerhand (Vinke) gepasseerd te zijn, de uitspanning “In ‘t Bosch.”
We zijn thans in Klein-Agelo, de grintweg vormt de grensscheiding tusschen Groot- en Klein-Agelo. Dadelijk achter deze uitspanning, waar wij eenigen tijd rustig kunnen genieten van de heerlijke natuur, gaat een weg links af. Volgen wij dezen langs eenige boerderijen en slaan dan links om, dan zullen wij, na nog eenige kleine kronkelingen van den weg mede gemaakt te hebben, komen in een aardig laantje, de z.g. Lindenlaan. Wandelen wij deze door, dan krijgen wij spoedig aan de linkerhand het laantje (Vinkenpaadje), dat naar de uitspanning "In 't Bosch" voert. Wij gaan echter rechts af en bereiken langs dit wegje den Wal, die om Ootmarsum loopt.
Naar Reutum.
Om Reutum te bereiken volgen we den Almeloschen straatweg. We klimmen sterk, tot we op den top van den Kuiperberg zijn aangekomen, dalen daarna zeer weinig tot wij den top van den Hezeberg bereiken om daarna weer snel te dalen tot de boerenhofstede Tijthof. Tot hier hadden we aan weerszijden van den straatweg een landschap vol afwisseling in hoogte, hier komen we meer in de vlakte. Even voorbij het erve Tijthof hebben we aan onze linkerhand op 10 minuten afstand het Oppersveld. Den straatweg vervolgende, komen we aan een molen en vinden daar aan onze rechterhand, op eenige minuten afstand, de Schans. Om het doel van onzen tocht te bereiken, moeten we echter den straatweg volgen. Rijk aan afwisseling is deze weg. Van bovengenoemde hofstede tot den molen houden de vergezichten op, maar is de weg begrensd door opgaand hout of struikgewas.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
Bij den molen begint een uitgestrekte vlakte, waar geen enkele boom te vinden is, een z.g. esch; alles bouwland, alles golvend koren, wat ons oog ziet. Weer daalt de weg over de geheele lengte van den esch aanmerkelijk en weer kunnen we genieten van prachtige vergezichten. Op een afstand van ruim een kwartier zien we reeds het torentje van Reutum, half verborgen in het geboomte. Den toren van Oldenzaal zien we aan onze linkerzijde, dien van Vasse en Tubbergen aan de rechterzijde. Zijn we den esch doorgewandeld, dan volgen we niet meer den straatweg naar Almelo, maar nemen den weg links, die ons leidt naar de kom van het dorpje Reutum. Hoe lieflijk liggen de huizen verscholen te midden van hoog houtgewas! Nergens meer dan hier ziet men, hoe het oude plaats maakt voor het meer moderne. Naast flinke boerenhuizen staan er ook nog gebouwd ongeveer op de wijze der oude Germanen, met wanden gevlochten van teenhout en bestreken met leem. 't Is een genot hier eens den straatweg te verlaten en rond te dolen op de vele landwegen, die ons brengen naar bouw- en weiland, heide, moeras en bosch. Het kerkje, in 1818 gebouwd, trekt nog onze aandacht, door zijn preekstoel, die in deze omgeving niet past en waarschijnlijk afkomstig is van het oude klooster te Frenswegen (Duitschland). Deze preekstoel is van hout vervaardigd en versierd met groote Apostel- en Bisschopsfiguren. Op onzen terugtocht nemen we bij gunstig weer den weg "binnendoor", we komen dan voorbij het Oppersveld, merkwaardig als historische plaats en den Zonneberg, waarschijnlijk de plaats waar de Romeinen de zon gingen vereeren.
Naar het Oppersveld en de Schans.
Wie ook maar voor eenige dagen te Ootmarsum vertoeft en nog iets, al is het maar weinig, van geschiedenis houdt, wordt onweerstaanbaar gedreven naar het Oppersveld en de Schans. Om het Oppersveld te bereiken gaat men den Almeloschen straatweg op tot even voorbij het erve Tijthof. Daar neemt men den zandweg, die links afslaat en loopt dien 10 minuten op en men ziet dan ter rechterzijde het Oppersveld, vroeger Jaagop-veld en Jaag-oppersveld geheeten. Molhuysen zegt, dat daar in een urne is gevonden een Romeinsche koperen penning van Postumus (pl. m. 250 n. Chr.) De urn bevatte bovendien de metalen spits van een lans. Aangenomen wordt dan ook, dat de Romeinen hier een kamp hadden.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
Duidelijk zijn nog waar te nemen hoogere en lagere strepen gronds over de geheele breedte van het veld, juist alsof het verschansingen zijn geweest. Meer naar het Zuiden liggen grootere en kleinere heuveltjes, waarin vele menschenbeenderen, asch en houtskool zijn gevonden, alsmede een enkele geschonden urn. Dat moet een begraafplaats geweest zijn. Een eigenaardige vondst werd nog voor niet langen tijd gedaan in een der hoogere heuvels, tusschen het Oppersveld en den straatweg. Een boer, die daar woont, verhaalt nog, hoe hij en eenige anderen er zware keien aantroffen, regelmatig naast elkaar gelegd als een vloer of een gewelf. Een kort verblijf hier stemt ons tot nadenken en een gezicht op deze heidevlakte roept in ons herinneringen wakker aan lang vervlogen eeuwen, waarin de machtige legioenen der Romeinen de rust gingen verstoren van de hier wonende volksstammen.
Om van het Oppersveld naar de Schans te komen, neemt men den terugweg naar den Almeloschen straatweg, bewandelt den weg tot aan den molen, slaat rechts af onder den molen door en men ziet reeds op een paar minuten afstand te midden der heide eenige opgeworpen hoogten: "de Schans." Vele gave urnen werden en worden er nog gevonden.
Meerdere geschiedschrijvers meenen, dat het Oppersveld en de Schans beenderen bevatten van Romeinen, dat er uren rondom Ootmarsurn eens een legerplaats der Romeinen geweest is. Zekerheid hieromtrent bestaat er niet en we moeten het betreuren, dat geen nauwkeuriger berichten over deze historische plekken zijn tot ons gekomen.
Naar den Roezeberg.
Duidelijk is nog aan Ootmarsum te zien, dat het voorheen een vesting was en poorten had, want ook nog tegenwoordig heeft de stad slechts twee groote uitgangen. We gaan nu ook maar weer de groote straat af, den Almeloschen weg op, maar beklimmen niet geheel "den Berg", doch slaan even voor de grootste hoogte rechts af en gaan langs het Tichelwerk onder een paar rijen forsche boomen door. Langzamerhand wordt de weg wat minder goed, het vergezicht kleiner, we dalen voortdurend tot we komen aan een boerderij, waar drie wegen elkaar ontmoeten. Daar gekomen kan men om den Roezeberg te bereiken den weg, die links voert, maar veel geschikter den middelsten weg nemen. Na een eind gewandeld te hebben, hebben we reeds geen spijt van onze keuze. Het lage houtgewas wordt steeds dichter; hier en daar slingeren smalle wegen zich naar beneden. Wat hooger gestegen en we hebben aan onze rechterhand een groot uitgestrekt bouwland, aan onze linkerzijde bosch en nog eens bosch.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
Nog heeft men de grootste hoogte niet bereikt. Op den top staan we te midden van uitgestrekte dennenbosschen met hier en daar laag en opgaand eikenhout. Uren kan men hier dwalen, zonder te kunnen zeggen dat men zich ooit op eenzelfde plek zal bevinden, die men eer gezien heeft, zoo schilderachtig ligt alles hier dooreen. En dan die plechtige stilte, slechts afgebroken door het gezang der vele vogels! Wie de eenzaamheid en de stilte lief heeft, moet naar den Roezeberg.
Loopen we door in de richting waarvan we kwamen, dan zien we voor ons een bijna onafzienbare heide, waarachter we van verre den toren van Tubbergen waarnemen.
Wie meer houdt van statige eikenboomen, gaat over het bouwland, langs een molen, naar de Hazelbekke en ziet daar onder forsche eiken een helderen stroom, als beweegkracht gebruikt voor een watermolen, die van den tijd heel wat te lijden heeft gehad. De terugweg kan genomen worden langs den weg van Vasse naar Ootmarsum.
Naar den Kuiperberg, Hezeberg en Zonneberg.
De bewoners eener bekoorlijke streek hebben vaak niet zooveel oog voor het schoone, dat er te zien is, als de vreemdeling, maar een wandeling naar “den Berg", zooals de Kuiperberg in den volksmond genoemd wordt, is voor de inwoners van Ootmarsum nog altijd een groot genot. 't Is waar, men vindt er ook een gezochte uitspanning “het Tichelwerk", maar niet deze alleen; de natuur trekt hier aan.
Om er te komen gaan we de Almelosche straat op. Nauwelijks hebben we de stad verlaten of de weg begint te stijgen en blijft stijgen tot we aan het doel onzer wandeling zijn. Een sterke kromming in dezen stijlen weg wijst op het gevaar, dat hier wielrijders kunnen beloopen, die er onkundig zijn. Bij deze kromming zien we het hoogste punt reeds voor ons liggen en daar kunnen we genieten van een vergezicht, zooals er geen tweede in Twenthe kan worden aangewezen. Hier ligt het Israëlietische kerkhof op het allerbekoorlijkste plekje, vlak daarachter heeft men een gezicht over de laagte, waarin Rossum ligt, een gezicht uren ver over bouwland, weide en heide, over bosschen heen zelfs, op Oldenzaal, Hengelo, Enschede, Bentheim, Nordhorn, Schuttorf, Gildehaus, Neuenhaus, Veldhausen en zooveel andere plaatsen meer. Hoe heerlijk is deze plaats door den grooten dichter B. ter Haar bezongen!
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
Ootmarsum ligt daar vlak voor ons in een vallei. Bekoorlijk steken zijn kerktorens, zijn fabrieksschoorsteenen, zijn molens boven de huizen uit! Ver, ver weg, ziet men de bruine Duitsche heuvelen. Hier is het aantrekkingspunt van Ootmarsums omgeving, hier wordt men niet moe te kijken.
Begeven we ons langs een der slingerpaadjes weer naar de straat dan passeeren we even verder bet bekende waarschuwingsbord van den A.N.W.B. en komen op een open plek, van ongeveer gelijke hoogte als de Kuiperberg. Van hier uit heeft men het mooiste gezicht op Oldenzaal en Vassse, beide oprijzend uit de vlakten aan weerszijden.
Slaan we hier een weg links af, dan leidt deze ons naar den Zonneberg, gelegen te midden van bouwland. 't Is een uitgezochte plaats voor vergezichten, daar niets hier het uitzicht belemmert. De naam van dezen berg dateert waarschijnlijk uit de grijze oudheid, toen onze Heidensche voorvaderen hier nog de zon gingen vereeren.
In de onmiddellijke nabijheid bevindt zich ook de Hezeberg, links van den straatweg. t Is een aanzienlijke hoogte, begroeid met eiken en beuken.
Bevallige paadjes slingeren zich door het bosch naar de laagte. Op den Hezeberg heeft men een der schoonste gezichten op Reutum, Tubbergen, Almelo, Weerselo en Borne.
Is men er moe gekeken en gewandeld, dan kan men naar verkiezing uitrusten op de aldaar geplaatste banken of zich gaan verfrisschen in de uitspanning "het Tichelwerk" in de onmiddellijke nabijheid.
De terugweg kan ook genomen worden door een of ander pad links of rechts van den straatweg in te slaan.
Naar Groot- en Klein-Agelo.
De buurtschappen Groot- en Klein-Agelo strekken zich ten Zuiden van Ootmarsum uit.
Men zoeke in deze buurtschappen bij voorkeur niet de mooiste vergezichten, deze bieden ons echter het natuurschoon in een anderen vorm aan, en wel in heerlijk beschaduwde wandelwegen, schilderachtig gelegen boerderijen en uitgestrekte roggevelden.
Om Groot-Agelo te bereiken, kunnen wij verschillende wegen nemen. Wij gaan den Oldenzaalschen weg op; dadelijk achter het R.K. Kerkhof, slaan twee wegen rechts af, de eerste is de zandweg (binnenweg) naar Weerselo, de tweede leidt naar Groot-Agelo. Volgen we dezen weg, die eerst begroeid is, doch spoedig door roggelanden loopt, dan bereiken wij, na een weiland gepasseerd te zijn de eerste boerderij (Loman). Onze weg gaat verder langs de school en vervolgens tusschen twee boerderijen door, langs weilanden en roggeakkers, naar eene boerderij (Braam) die wij door een aardig laantje bereiken. Wij kunnen van hier rechts afslaan en komen dan tusschen roggeakkers door, op den Weerselooschen zandweg, die zich langs den voet van den Zonneberg buigt en bereiken spoedig weer ons punt van uitgang. Eigenaardig is op dit gedeelte de wegen, die dikwijls zeer diep tusschen de roggeakkers door loopen. Tevens zien we hier het beste, hoe hoog zich de Zonneberg boven de omgeving verheft.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
Wij gaan echter bij de boerderij Braam links af, tusschen deze en de boerderij Holtwijk door en passeeren menig aardig wegje. Spoedig buigen wij weer links om en wandelen door tot wij aan onze rechterhand een open heidevlakte krijgen met een vrij gezicht op Oldenzaal. Van hier kunnen wij een veldpaadje nemen, dat ons naar de kanaalbrug brengt en vervolgen onzen weg langs den grintweg weer huiswaarts.
Wandelen wij, van Ootmarsurn komende door, en slaan dus niet achter het R.K. Kerkhof dadelijk af, dan kunnen we verder iederen weg nemen, die rechts afslaat, al deze wegen brengen ons in Groot-Agelo.
Wandelen wij den Oldenzaalschen weg op, dan hebben wij na de eerste groote boerderij aan onze linkerhand (Vinke) gepasseerd te zijn, de uitspanning “In ‘t Bosch.”
We zijn thans in Klein-Agelo, de grintweg vormt de grensscheiding tusschen Groot- en Klein-Agelo. Dadelijk achter deze uitspanning, waar wij eenigen tijd rustig kunnen genieten van de heerlijke natuur, gaat een weg links af. Volgen wij dezen langs eenige boerderijen en slaan dan links om, dan zullen wij, na nog eenige kleine kronkelingen van den weg mede gemaakt te hebben, komen in een aardig laantje, de z.g. Lindenlaan. Wandelen wij deze door, dan krijgen wij spoedig aan de linkerhand het laantje (Vinkenpaadje), dat naar de uitspanning "In 't Bosch" voert. Wij gaan echter rechts af en bereiken langs dit wegje den Wal, die om Ootmarsum loopt.
Naar Reutum.
Om Reutum te bereiken volgen we den Almeloschen straatweg. We klimmen sterk, tot we op den top van den Kuiperberg zijn aangekomen, dalen daarna zeer weinig tot wij den top van den Hezeberg bereiken om daarna weer snel te dalen tot de boerenhofstede Tijthof. Tot hier hadden we aan weerszijden van den straatweg een landschap vol afwisseling in hoogte, hier komen we meer in de vlakte. Even voorbij het erve Tijthof hebben we aan onze linkerhand op 10 minuten afstand het Oppersveld. Den straatweg vervolgende, komen we aan een molen en vinden daar aan onze rechterhand, op eenige minuten afstand, de Schans. Om het doel van onzen tocht te bereiken, moeten we echter den straatweg volgen. Rijk aan afwisseling is deze weg. Van bovengenoemde hofstede tot den molen houden de vergezichten op, maar is de weg begrensd door opgaand hout of struikgewas.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
Bij den molen begint een uitgestrekte vlakte, waar geen enkele boom te vinden is, een z.g. esch; alles bouwland, alles golvend koren, wat ons oog ziet. Weer daalt de weg over de geheele lengte van den esch aanmerkelijk en weer kunnen we genieten van prachtige vergezichten. Op een afstand van ruim een kwartier zien we reeds het torentje van Reutum, half verborgen in het geboomte. Den toren van Oldenzaal zien we aan onze linkerzijde, dien van Vasse en Tubbergen aan de rechterzijde. Zijn we den esch doorgewandeld, dan volgen we niet meer den straatweg naar Almelo, maar nemen den weg links, die ons leidt naar de kom van het dorpje Reutum. Hoe lieflijk liggen de huizen verscholen te midden van hoog houtgewas! Nergens meer dan hier ziet men, hoe het oude plaats maakt voor het meer moderne. Naast flinke boerenhuizen staan er ook nog gebouwd ongeveer op de wijze der oude Germanen, met wanden gevlochten van teenhout en bestreken met leem. 't Is een genot hier eens den straatweg te verlaten en rond te dolen op de vele landwegen, die ons brengen naar bouw- en weiland, heide, moeras en bosch. Het kerkje, in 1818 gebouwd, trekt nog onze aandacht, door zijn preekstoel, die in deze omgeving niet past en waarschijnlijk afkomstig is van het oude klooster te Frenswegen (Duitschland). Deze preekstoel is van hout vervaardigd en versierd met groote Apostel- en Bisschopsfiguren. Op onzen terugtocht nemen we bij gunstig weer den weg "binnendoor", we komen dan voorbij het Oppersveld, merkwaardig als historische plaats en den Zonneberg, waarschijnlijk de plaats waar de Romeinen de zon gingen vereeren.
Naar het Oppersveld en de Schans.
Wie ook maar voor eenige dagen te Ootmarsum vertoeft en nog iets, al is het maar weinig, van geschiedenis houdt, wordt onweerstaanbaar gedreven naar het Oppersveld en de Schans. Om het Oppersveld te bereiken gaat men den Almeloschen straatweg op tot even voorbij het erve Tijthof. Daar neemt men den zandweg, die links afslaat en loopt dien 10 minuten op en men ziet dan ter rechterzijde het Oppersveld, vroeger Jaagop-veld en Jaag-oppersveld geheeten. Molhuysen zegt, dat daar in een urne is gevonden een Romeinsche koperen penning van Postumus (pl. m. 250 n. Chr.) De urn bevatte bovendien de metalen spits van een lans. Aangenomen wordt dan ook, dat de Romeinen hier een kamp hadden.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
Duidelijk zijn nog waar te nemen hoogere en lagere strepen gronds over de geheele breedte van het veld, juist alsof het verschansingen zijn geweest. Meer naar het Zuiden liggen grootere en kleinere heuveltjes, waarin vele menschenbeenderen, asch en houtskool zijn gevonden, alsmede een enkele geschonden urn. Dat moet een begraafplaats geweest zijn. Een eigenaardige vondst werd nog voor niet langen tijd gedaan in een der hoogere heuvels, tusschen het Oppersveld en den straatweg. Een boer, die daar woont, verhaalt nog, hoe hij en eenige anderen er zware keien aantroffen, regelmatig naast elkaar gelegd als een vloer of een gewelf. Een kort verblijf hier stemt ons tot nadenken en een gezicht op deze heidevlakte roept in ons herinneringen wakker aan lang vervlogen eeuwen, waarin de machtige legioenen der Romeinen de rust gingen verstoren van de hier wonende volksstammen.
Om van het Oppersveld naar de Schans te komen, neemt men den terugweg naar den Almeloschen straatweg, bewandelt den weg tot aan den molen, slaat rechts af onder den molen door en men ziet reeds op een paar minuten afstand te midden der heide eenige opgeworpen hoogten: "de Schans." Vele gave urnen werden en worden er nog gevonden.
Meerdere geschiedschrijvers meenen, dat het Oppersveld en de Schans beenderen bevatten van Romeinen, dat er uren rondom Ootmarsurn eens een legerplaats der Romeinen geweest is. Zekerheid hieromtrent bestaat er niet en we moeten het betreuren, dat geen nauwkeuriger berichten over deze historische plekken zijn tot ons gekomen.
Naar den Roezeberg.
Duidelijk is nog aan Ootmarsum te zien, dat het voorheen een vesting was en poorten had, want ook nog tegenwoordig heeft de stad slechts twee groote uitgangen. We gaan nu ook maar weer de groote straat af, den Almeloschen weg op, maar beklimmen niet geheel "den Berg", doch slaan even voor de grootste hoogte rechts af en gaan langs het Tichelwerk onder een paar rijen forsche boomen door. Langzamerhand wordt de weg wat minder goed, het vergezicht kleiner, we dalen voortdurend tot we komen aan een boerderij, waar drie wegen elkaar ontmoeten. Daar gekomen kan men om den Roezeberg te bereiken den weg, die links voert, maar veel geschikter den middelsten weg nemen. Na een eind gewandeld te hebben, hebben we reeds geen spijt van onze keuze. Het lage houtgewas wordt steeds dichter; hier en daar slingeren smalle wegen zich naar beneden. Wat hooger gestegen en we hebben aan onze rechterhand een groot uitgestrekt bouwland, aan onze linkerzijde bosch en nog eens bosch.
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
Nog heeft men de grootste hoogte niet bereikt. Op den top staan we te midden van uitgestrekte dennenbosschen met hier en daar laag en opgaand eikenhout. Uren kan men hier dwalen, zonder te kunnen zeggen dat men zich ooit op eenzelfde plek zal bevinden, die men eer gezien heeft, zoo schilderachtig ligt alles hier dooreen. En dan die plechtige stilte, slechts afgebroken door het gezang der vele vogels! Wie de eenzaamheid en de stilte lief heeft, moet naar den Roezeberg.
Loopen we door in de richting waarvan we kwamen, dan zien we voor ons een bijna onafzienbare heide, waarachter we van verre den toren van Tubbergen waarnemen.
Wie meer houdt van statige eikenboomen, gaat over het bouwland, langs een molen, naar de Hazelbekke en ziet daar onder forsche eiken een helderen stroom, als beweegkracht gebruikt voor een watermolen, die van den tijd heel wat te lijden heeft gehad. De terugweg kan genomen worden langs den weg van Vasse naar Ootmarsum.
Naar den Kuiperberg, Hezeberg en Zonneberg.
De bewoners eener bekoorlijke streek hebben vaak niet zooveel oog voor het schoone, dat er te zien is, als de vreemdeling, maar een wandeling naar “den Berg", zooals de Kuiperberg in den volksmond genoemd wordt, is voor de inwoners van Ootmarsum nog altijd een groot genot. 't Is waar, men vindt er ook een gezochte uitspanning “het Tichelwerk", maar niet deze alleen; de natuur trekt hier aan.
Om er te komen gaan we de Almelosche straat op. Nauwelijks hebben we de stad verlaten of de weg begint te stijgen en blijft stijgen tot we aan het doel onzer wandeling zijn. Een sterke kromming in dezen stijlen weg wijst op het gevaar, dat hier wielrijders kunnen beloopen, die er onkundig zijn. Bij deze kromming zien we het hoogste punt reeds voor ons liggen en daar kunnen we genieten van een vergezicht, zooals er geen tweede in Twenthe kan worden aangewezen. Hier ligt het Israëlietische kerkhof op het allerbekoorlijkste plekje, vlak daarachter heeft men een gezicht over de laagte, waarin Rossum ligt, een gezicht uren ver over bouwland, weide en heide, over bosschen heen zelfs, op Oldenzaal, Hengelo, Enschede, Bentheim, Nordhorn, Schuttorf, Gildehaus, Neuenhaus, Veldhausen en zooveel andere plaatsen meer. Hoe heerlijk is deze plaats door den grooten dichter B. ter Haar bezongen!
Fragment Chromotopografische kaart des Rijks (1901) (2x klikken)
Ootmarsum ligt daar vlak voor ons in een vallei. Bekoorlijk steken zijn kerktorens, zijn fabrieksschoorsteenen, zijn molens boven de huizen uit! Ver, ver weg, ziet men de bruine Duitsche heuvelen. Hier is het aantrekkingspunt van Ootmarsums omgeving, hier wordt men niet moe te kijken.
Begeven we ons langs een der slingerpaadjes weer naar de straat dan passeeren we even verder bet bekende waarschuwingsbord van den A.N.W.B. en komen op een open plek, van ongeveer gelijke hoogte als de Kuiperberg. Van hier uit heeft men het mooiste gezicht op Oldenzaal en Vassse, beide oprijzend uit de vlakten aan weerszijden.
Slaan we hier een weg links af, dan leidt deze ons naar den Zonneberg, gelegen te midden van bouwland. 't Is een uitgezochte plaats voor vergezichten, daar niets hier het uitzicht belemmert. De naam van dezen berg dateert waarschijnlijk uit de grijze oudheid, toen onze Heidensche voorvaderen hier nog de zon gingen vereeren.
In de onmiddellijke nabijheid bevindt zich ook de Hezeberg, links van den straatweg. t Is een aanzienlijke hoogte, begroeid met eiken en beuken.
Bevallige paadjes slingeren zich door het bosch naar de laagte. Op den Hezeberg heeft men een der schoonste gezichten op Reutum, Tubbergen, Almelo, Weerselo en Borne.
Is men er moe gekeken en gewandeld, dan kan men naar verkiezing uitrusten op de aldaar geplaatste banken of zich gaan verfrisschen in de uitspanning "het Tichelwerk" in de onmiddellijke nabijheid.
De terugweg kan ook genomen worden door een of ander pad links of rechts van den straatweg in te slaan.