donderdag 22 oktober 2009
Geïllustreerde gids voor Zwolle en Omstreken: Voorwoord
VOORWOORD
Onder het groot aantal stadsgidsen dat reeds bestaat, ontbrak tot heden nog altijd een Gids voor de hoofdstad van Overijssel. Toch is de stad m.i. belangrijk en schoon genoeg, inzonderheid om hare omgeving, om de uitgave van een Gids waardig te zijn. De Heer J. Craandijk, de bekende schrijver der “Wandelingen door Nederland", uitgegeven bij den Heer H.D. Tjeenk Willink te Haarlem, spreekt in zijn "Wandelgids door de schoonste streken van Nederland" dan ook, als zijn verwachting uit, "dat een der ingezetenen van Zwolle de hand eens aan den ploeg zal slaan, om ten gerieve van Zwolle's bezoekers een gids voor Zwolle en omstreken te leveren".
De ondergeteekende, hoewel geen geboren Zwollenaar, doch door een twaalfjarig verblijf de stad lief gekregen hebbende, heeft het beproefd, in den trant der bestaande werkjes van dien aard, een "Gids voor Zwolle en omstreken" samen te stellen. Natuurlijk kon het niet in de bedoeling liggen eene volledige geschiedenis en plaatsbeschrijving van Zwolle te leveren: dit zal niemand van een werkje als dit verwachten of kunnen eischen. 't Zal genoeg zijn wanneer door plaat en woord aan onze landgenooten, die Zwolle niet kennen, een eenigszins gelijkend beeld van de stad wordt gegeven en de lust haar te bezoeken, daardoor wordt opgewekt. Zwolle mocht niet langer achterstaan in dit opzicht bij andere steden van gelijken of minderen rang, die reeds lang 't een of ander hebben om de plaats van hare schoonste zijden te doen kennen.
Het aanstaande bezoek van H.H.M.M. de Koningin en de Koningin-Regentes aan onze stad verhaastte de uitgaaf: dan toch zijn vele vreemdelingen te wachten, die in dit werkje eene gewilde handleiding zullen vinden om hun bezoek nuttig en aangenaam te maken. De uitgevers waren vrijgevig genoeg, portretten van Hare Majesteiten te doen voorafgaan; het boekje wint daardoor in belangrijkheid.
Ik maak van deze gelegenheid gebruik om mijn dank te betuigen aan allen die mij bij mijn streven behulpzaam zijn geweest, inzonderheid aan de heeren photografen, zoowel die van beroep als een tweetal jeugdige amateurs te dezer stede, die belangeloos hunne opnamen afstonden tot het vervaardigen der cliché's voor de afbeeldingen.
Aangenaam zal het mij zijn, wanneer deze bescheiden poging een gunstig onthaal mag vinden bij mijne stadgenooten, en zeer zal het mij verheugen indien de uitgave van dezen gids het vreemdelingenbezoek aan Zwolle doet toenemen en de belangen harer nijvere ingezetenen daardoor worden gebaat.
ZWOLLE, Augustus 1895.
C. J. VAN DER LOO
Geïllustreerde gids voor Zwolle en Omstreken: Inleiding
INLEIDING
Is men tegen den vacantietijd zijn reisplan opmaakt en bij uitzondering dit binnen de grenzen van ons land beperkt, zal in negen van de tien gevallen de keuze vallen op de Geldersche streken, Arnhem natuurlijk bovenaan. Nu, 't moet erkend worden: de Geldersche natuur is schoon. Zutphen komt ook nog in aanmerking met de omliggende plaatsen, maar veel noordelijker gaat het al niet. Toch is dit af te keuren. Laat men de proef eens nemen met de spoorlijn te volgen tot aan Zwolle en Kampen, en men zal zich niet beklagen. Eén blik op nevenstaande afbeelding, voorstellende een gezicht op Zwolle, zal deze uitspraak reeds rechtvaardigen. Daarenboven behoort Zwolle tot de oudste steden van ons land en is niet van historisch belang ontbloot. Een harer voorsteden komt onder den naam van "Aschendorpe" reed voor op de kaart van W.J. Hofdijk : Nederland in zijne Go-verdeeling in de 10de eeuw.
Haar naamsoorsprong is niet juist op te geven. Volgens sommigen is die afgeleid van "Swoll-êe of Aa," (vgl. het fransche woord eau = water) de naam van een riviertje dat door de plaats stroomde en dikwijls bij veel wateraanvoer sterk zwol. In 1233 verkreeg het toenmalig dorp stadsrechten en nam aldra zeer in bloei toe: zoo zelfs dat deze den naijver opwekte der naburige Heeren van Voorst, die de stad in 1324 in brand staken om haar te verdelgen. Deze brand, in den nacht van Sint Margriet, verwoestte vijfhonderd huizen, en tastte zelfs de Bethlehemsche kerk aan. Schooner en grooter echter verrees zij uit haar asch, werd als belangrijke handelsstad in het Hanse-verbond opgenomen en verkreeg in 1488 van den keizer Maximiliaan het muntrecht. Nog tien malen werd de stad door geweldige branden geteisterd, doch telkens weer herbouwd. In 1790 ontving ze vrijheid hare wallen te slechten en thans leven dezen alleen in de herinnering voort, daar zelfs de namen voor een deel door anderen zijn vervangen.
In zestig jaren is Zwolle's bevolking ongeveer verdubbeld en bedraagt thans bijna 28,000 zielen. Zij heeft na Rotterdam de aanzienlijkste veemarkt van ons land en is als centraal punt der spoorlijnen naar het Noorden en naar Gelderland, naar Twenthe en Utrecht van veel gewicht. De in den laatsten tijd zeer uitgebreide werkplaatsen van de Staatsspoor verschaffen aan omstreeks 700 werklieden een goed bestaan. Als geboorteplaats van den dichter Rhijnvis Feith, den letterkundige E.J. Potgieter en den staatsman Joan Rudolf Thorbecke, is Zwolle ook niet onvermaard.
Behalve de genoemde personen noemen wij hier nog de namen van Willem Bartjens, den rekenmeester; Joan Cele, (1377-1417) den vermaarden rector der Latijnsche school, die onder hem hare leerlingen tot boven acht honderd zag aangroeien; den schilder G. ter Borch, en den ook als schrijver bekenden predikant G.H. van Senden (overl. 1851), die of in Zwolle geboren en begraven zijn, of door hun verblijf en werkzaamheid aldaar der stad de vermaardheid van hunne namen hebben medegedeeld.
Op het gebied der nijverheid mag Zwolle met eere worden genoemd. Men vindt er o.a. twee ijzergieterijen, twee machinefabrieken, twee scheepstimmerwerven, touwslagerijen, likeurstokerijen, bier- en azijnmakerijen, twee creosoteerinrichtingen, oliefabrieken, zeepziederijen, stoom-houtzagerijen, een zoutkeet, enz. enz. In den laatsten tijd begint het ook zich naam te maken in de meubel-industrie, in welk vak meerdere firma's reeds hun werk op tentoonstellingen bekroond zagen. Zwolle is de zetel der Vereeniging tot ontwikkeling van provinciale welvaart, voorzitter de heer Van Naamen van Eemnes en der Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, voorzitter de heer mr. R. E. Hattink te Almelo.
Is men tegen den vacantietijd zijn reisplan opmaakt en bij uitzondering dit binnen de grenzen van ons land beperkt, zal in negen van de tien gevallen de keuze vallen op de Geldersche streken, Arnhem natuurlijk bovenaan. Nu, 't moet erkend worden: de Geldersche natuur is schoon. Zutphen komt ook nog in aanmerking met de omliggende plaatsen, maar veel noordelijker gaat het al niet. Toch is dit af te keuren. Laat men de proef eens nemen met de spoorlijn te volgen tot aan Zwolle en Kampen, en men zal zich niet beklagen. Eén blik op nevenstaande afbeelding, voorstellende een gezicht op Zwolle, zal deze uitspraak reeds rechtvaardigen. Daarenboven behoort Zwolle tot de oudste steden van ons land en is niet van historisch belang ontbloot. Een harer voorsteden komt onder den naam van "Aschendorpe" reed voor op de kaart van W.J. Hofdijk : Nederland in zijne Go-verdeeling in de 10de eeuw.
Haar naamsoorsprong is niet juist op te geven. Volgens sommigen is die afgeleid van "Swoll-êe of Aa," (vgl. het fransche woord eau = water) de naam van een riviertje dat door de plaats stroomde en dikwijls bij veel wateraanvoer sterk zwol. In 1233 verkreeg het toenmalig dorp stadsrechten en nam aldra zeer in bloei toe: zoo zelfs dat deze den naijver opwekte der naburige Heeren van Voorst, die de stad in 1324 in brand staken om haar te verdelgen. Deze brand, in den nacht van Sint Margriet, verwoestte vijfhonderd huizen, en tastte zelfs de Bethlehemsche kerk aan. Schooner en grooter echter verrees zij uit haar asch, werd als belangrijke handelsstad in het Hanse-verbond opgenomen en verkreeg in 1488 van den keizer Maximiliaan het muntrecht. Nog tien malen werd de stad door geweldige branden geteisterd, doch telkens weer herbouwd. In 1790 ontving ze vrijheid hare wallen te slechten en thans leven dezen alleen in de herinnering voort, daar zelfs de namen voor een deel door anderen zijn vervangen.
In zestig jaren is Zwolle's bevolking ongeveer verdubbeld en bedraagt thans bijna 28,000 zielen. Zij heeft na Rotterdam de aanzienlijkste veemarkt van ons land en is als centraal punt der spoorlijnen naar het Noorden en naar Gelderland, naar Twenthe en Utrecht van veel gewicht. De in den laatsten tijd zeer uitgebreide werkplaatsen van de Staatsspoor verschaffen aan omstreeks 700 werklieden een goed bestaan. Als geboorteplaats van den dichter Rhijnvis Feith, den letterkundige E.J. Potgieter en den staatsman Joan Rudolf Thorbecke, is Zwolle ook niet onvermaard.
Behalve de genoemde personen noemen wij hier nog de namen van Willem Bartjens, den rekenmeester; Joan Cele, (1377-1417) den vermaarden rector der Latijnsche school, die onder hem hare leerlingen tot boven acht honderd zag aangroeien; den schilder G. ter Borch, en den ook als schrijver bekenden predikant G.H. van Senden (overl. 1851), die of in Zwolle geboren en begraven zijn, of door hun verblijf en werkzaamheid aldaar der stad de vermaardheid van hunne namen hebben medegedeeld.
Op het gebied der nijverheid mag Zwolle met eere worden genoemd. Men vindt er o.a. twee ijzergieterijen, twee machinefabrieken, twee scheepstimmerwerven, touwslagerijen, likeurstokerijen, bier- en azijnmakerijen, twee creosoteerinrichtingen, oliefabrieken, zeepziederijen, stoom-houtzagerijen, een zoutkeet, enz. enz. In den laatsten tijd begint het ook zich naam te maken in de meubel-industrie, in welk vak meerdere firma's reeds hun werk op tentoonstellingen bekroond zagen. Zwolle is de zetel der Vereeniging tot ontwikkeling van provinciale welvaart, voorzitter de heer Van Naamen van Eemnes en der Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, voorzitter de heer mr. R. E. Hattink te Almelo.
Geïllustreerde gids voor Zwolle en Omstreken: Eerste wandeling door de stad
Eerste wandeling door de stad
Maken wij ons thans op de stad te gaan bezichtigen. Wij beginnen onze eerste wandeling door de stad aan het station der Nederlandsche Centraal- en Staatsspoorwegen, door het Klein Weezenland naar de Groote Markt. Deze naam, alsmede die van Groot Weezenland aan de rechterzijde, is afkomstig van de landerijen die op deze plaats lagen en aan het Hervormd Weeshuis behoorden of nog behooren.
Het station aan de stadzijde uitkomende, rust reeds dadelijk het oog met welgevallen op de lommerrijke laan vóór ons, die den naam draagt van Stationsweg. Slaat men den blik naar de zijden, dan ziet men aan beide kanten een laan van iepeboomen, die onder de namen Ooster- en Westerlaan bekend zijn.
Het ruime Stationsplein overstekend, heeft men aan zijne linkerhand den fraaien tuin der Buitensocieteit en aan de rechterhand eenige schoone villa's met tuintjes er voor. Loop den Stationsweg ten einde, en verrassend schoon is de aanblik van den met geboomte van allerlei kleur begroeiden stadswal aan de overzijde der gracht, terwijl op eenigen afstand de Sassenpoort haar torens in de lucht verheft en met den ophaalbrug over de gracht een fraai panorama vormt.
Aan de rechterzijde ziet men een nieuwe straat aangelegd, dwars loopende door de vroegere buitenplaats Pniel, sinds den dood van de laatste bewoonster, mevr. de baronesse Van Nagell, door de Zwolsche Bouwmaatschappij voor bouwgrond in perceelen verdeeld en gedeeltelijk reeds bebouwd. Aan de linkerhand staat op den hoek de woning van den heer Deking Dura, hoofd-ingenieur van den provincialen Waterstaat. Richt nu den blik op de stad naar die zijde en ge ziet wat op de plaat tegenover blz. 27 getrouw is afgebeeld. Langs schoone villas voert ons thans de weg, het Klein Weezenland genaamd, naar de brug, die wij aan de linkerhand op onze afbeelding opmerken.
Het is van dezen weg of singel, dat Henry Havard in zijn werk "La Hollande à vol d'oiseau", 3e ed. 1882, zegt: "Je sais peu d'entourages de villes qui soient plus agréables que ce Buitensingel".
En die lof is niet onverdiend. De brug, dien wij thans overgaan, draagt den naam van Nieuwe Havenbrug en voert ons weldra door de Luttekestraat tot op de Groote Markt. Die niet wenscht te loopen, kan den weg van het station naar de Groote Markt voor eenige centen ook met de tram afleggen, die sinds een drietal jaren is aangelegd.
Op de plaats waar thans de brug ligt, stond vroeger de Luttekepoort, toen geschiedde de passage over de gracht per veerpont. Waar thans op onze afbeelding de aanlegplaats voor schepen is, omgaf, als aan meerdere zijden, een hooge wal de stad; deze werd omstreeks 1840 geslecht; eenige jaren later kwam een voetbrug tot stand, die in 1874 door de thans bestaande rij- en loopbrug is vervangen.
De brug gepasseerd zijnde, hebben we den Eekwal aan onze linker- en de Potgietersingel aan onze rechterhand; deze gaan we thans voorbij, de Nieuwe Haven op en door, en rechtuit de Luttekestraat in. Al dadelijk valt ons oog op den fraaien winkel van porcelein, glaswerk enz. van den heer Zion Klinkert, genaamd de Mercuur, met het beeld van den handelsgod op de nok.
Wij houden links en gaan in deze straat vol winkels de woning voorbij, thans bewoond door den heer Kamphof, tinnegieter, waarin de gevierde dichter en letterkundige E.J. Potgieter het levenslicht aanschouwde. Twee wit marmeren steenen boven de winkelramen aangebracht, bevatten zijn naam en geboorte- en sterfjaar (1808-1875). Verder voortwandelend, bereiken wij, achter de Groote kerk omgaande, weldra de Groote Markt.
Deze markt, eenigszins als het middelpunt der stad te beschouwen, (zie den plattegrond) biedt ons een aangenaam gezicht en vele bezienswaardigheden. Aan de linkerhand hebben we de Societeit de Harmonie, van waaruit men de gansche markt kan overzien. Opgericht in 1828, werd de societeit in 1867 in dit gebouw overgebracht. De bovenzaal wordt meermalen gebezigd tot het houden van vergaderingen en ook worden in deze zaal de akte-examens voor het lager onderwijs afgenomen. Recht vóór ons valt het oog op het Heerenlogement van den heer Jansen, met een zonnewijzer boven aan den gevel. Achter ons zien we de Hoofdwacht, in 1887 gerestaureerd en in gebruik deels bij de militaire administratie, deels bij de politie. In het front van den gevel, op welks top het wapen van Zwolle prijkt, leest men: Anno 1614 Vigilitate et Orate, d.i. Waak en Bid.
Naast de hoofdwacht staat de hoofdingang van de Groote of Sint Michaëlskerk, met het beeld van dien heilige boven op den top. Sinds 1883 is men bezig de kerk te restaureeren, waartoe de bekende bouwmeester van 't Rijks museum, de heer Dr. P.J.H. Cuypers te Amsterdam, zijne adviezen verstrekte.
De bouw van de Groote kerk werd begonnen in 1406 of misschien nog vroeger en duurde ongeveer een halve eeuw. Zij ligt in de richting van 't oosten naar 't westen. Die haar willen bezichtigen, wenden zich tot den koster, den heer Maas, wonende op de Oude Vischmarkt G 11. Aan de inwendige restauratie is sinds lang en inzonderheid in den laatsten tijd druk gewerkt, waartoe het kerkgebouw zelfs eenige weken voor den openbaren dienst gesloten was. Wij wijzen inzonderheid op den predikstoel, van welk kunstwerk de bijgevoegde afbeelding van het interieur der kerk ons een zeer juisten indruk geeft. Op de trappen vindt men de dagteekening van den bouw van den kansel vermeld (1617-1622); de bouwmeester was Adam Straas van Weilburg (Nassau). Vervolgens verdient onze aandacht het buitengemeen fraaie orgel, gedurende de jaren 1721 tot en met 1724 vervaardigd door J. en G. Snitskers, van Hamburg. Het orgel is grootendeels een geschenk van de gebroeders Hueten, wier wapen onder tegen het orgel is aangebracht met de vermelding van hunne gift in het latijn er onder. Na gedurende de jaren 1883-1885 gerepareerd en ook van buiten in zijn oorspronkelijken staat hersteld te zijn door het wegnemen van de verflaag, door een vorig geslacht aangebracht, wordt het thans iederen Zondag gebezigd ter begeleiding van het kerkgezang, bespeeld door de bekwame handen van den organist J.C. van Apeldoorn, die ook meermalen de Zwolsche burgerij van de welluidende tonen van het instrument doet genieten door het geven van een kerkelijk concert. In Juni 1580 werd de kerk door de beeldstormers van binnen zeer beschadigd; kwam toen en bleef sinds in het bezit der Hervormden, welk bezit alleen voor korten tijd in de jaren 1672-73 gestoord werd door de komst van den Keurvorst van Keulen binnen Zwolle, die de Michaelikerk aan de Katholieken overgaf. Na en tengevolge van den vrede van Nijmegen (1678) kwam de kerk in het bezit der Hervormden terug. In het fraaie koorhek vindt men drie eikenhouten paneelen, waarop met antieke letters, rood met goud en in de oude spelling, de Tien Geboden en het Gebed des Heeren zijn geschilderd door de bekwame hand van den schilder G.J. Wissink.
De Groote kerk bezat vroeger ook een toren, die meermalen door den bliksem werd getroffen. Zóó o. a. den 25 Juni 1606, toen door den ontstanen brand de klokken naar beneden vielen, die misschien reeds een eeuw door hun geluid de ooren der Zwollenaren hadden gestreeld. Toen toch bezat Zwolle wat het thans tot veler spijt mist, n.l. een klokkenspel. Na de herstelling van den toren in 1608, werden in 1611 nieuwe klokken gegoten door meester Jan Burgerhuis , die met het uurwerk werden verbonden. Helaas, dat op nieuw, ruim een halve eeuw later (1669), het hemelvuur den toren in brand stak, de klokken deed smelten, en zijne verwoestende kracht zóó ver uitstrekte, dat de kosten voor den opbouw des torens benoodigd, niet meer konden gevonden worden, en de Groote kerk het thans zonder dit sieraad moet stellen.
In den zijgevel van het hoekhuis op de Groote Markt, waarin de sigarenwinkel van Kreno wordt gehouden, ziet men een hondje afgebeeld dat bij die ramp het leven verloor. Aan de andere zijde van den hoofdingang der Groote kerk is een gebouwtje in overeenstemmenden stijl opgericht, dat dienst doet als catechisatiekamer. Eenige vroeger op deze plek staande huizen zijn voor dit doel gesloopt.
Op de Groote Markt worden nu en dan ook muziekuitvoeringen gegeven door het stedelijk muziekkorps: dan ziet men oud en jong in grooten getale zich bewegen om de muziektent, die vóór het bordes der Harmonie is opgeslagen en het marktplein biedt dan een vroolijk gezicht. Dat dit des Vrijdags - den marktdag - en in Augustus in de kermis week - niet minder het geval is, zal men lichtelijk beseffen.
Verlaten we thans de Groote Markt en wenden we ons naar de Melkmarkt, een breede doch korte straat met dubbele boomenrij, waarvan de voorste helft sinds een paar jaren door jongere zijn vervangen. Wilt ge soms eerst even uitrusten, dan kunt ge dit uitstekend doen in de Zwolsche Melkinrichting, tevens wachtkamer van de tram, aan de noordzijde van de markt, naast den boekhandel der firma W.E.J. Tjeenk Willink. Gij kunt hier binnen of buiten zitten en u in het schoone gezicht en de drukte op uw gemak verlustigen. Aan beide zijden van de Melkmarkt vindt men vele winkels en Café's, terwijl aan de zuidzijde het Post- en Telegraafkantoor is gevestigd; ook den boekhandel van de Erven J J. Tijl - tevens bureau van de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant - vindt men aan die zijde. Aan het einde er van wijzen we u op het zoogenaamde Vrouwenhuis, gesticht in 1742 door mej. Aleida Greve, en door haar bestemd om na haar dood tot verblijfplaats voor veertien bejaarde vrouwen te dienen, onder toezicht van een bestuurster. Iedere vrouw heeft haar eigen vertrekje, vrij licht en vuur, kostelooze geneeskundige hulp en een maandelijksch inkomen van f 2.20, benevens nog eenige emolumenten. Boven den ingang staat: Praestant aeterna caducis, d. w. z. "Het eeuwige gaat boven het vergankelijke". Op een steen in den voorgevel kan men de stichting lezen. Rechtuit gaande, komen we aan den vischafslag; ter zijde de groote stoom-bierbrouwerij en mouterij het Schaap. Het plein aan uwe rechterhand heet Roode Torenplein. Gij ziet den steiger waar de raderbooten der Zwolsche Nachtstoombootonderneming, varende op Amsterdam, aanleggen en het sierlijk houten kantoortje dier onderneming in de nabijheid. We slaan evenwel nu den anderen kant op, over den Jufferenwal met de Gymnastiekschool naar de Kamperpoortenbrug en linksom de Kamperstraat in. In deze straat vindt men verscheidene groote heerenhuizen, thans evenwel gedeeltelijk door de nijvere burgerij in beslag genomen, die er hare affaires in vestigde, nadat de vroegere eigenaars en bewoners de stad voor een andere woonplaats hadden verwisseld of door den dood weggenomen waren. In het huis, gedeeltelijk bewoond door den heer H.E. Otté, tandarts, (B 191) en vroeger eigendom van den heer Nobel, lid van de Eerste Kamer der S.-G., logeerde in October 1811 keizer Napoleon, tijdens zijn bezoek aan de hoofdplaats van het Departement der Monden van den IJssel. In het Museum op het Aa-plein kan men de kop en schotel zien, waaruit de keizer (dien men echter liever in Frankrijk had zien blijven) chocolade heeft gedronken.
Doorloopende, vindt men aan dezelfde zijde der straat het van ouds gerenommeerde hotel De Keizerskroon, thans beheerd door den heer P. Stam. Iets verder links afslaande, gaan we de Van Hattumstraat in, aldus geheeten naar Zwolle's geschiedschrijver Mr. Burchard Johan van Hattum, overleden omstreeks 1792, en komen alzoo op de Ossenmarkt met de Onze Lieve Vrouwe- of Kruiskerk. Den toren dezer kerk ziet men verre om Zwolle heen boven alles uitsteken. Hare hoogte bedraagt omtrent 300 voet; in de wandeling draagt ze den naam van Peperbus, met welk tafelgereedschap haar top wel eenige gelijkenis toont. De kerk heeft den eerbiedwaardigen ouderdom van vijfhonderd jaren en is aan tal van wisselingen ter prooi geweest. In 1578 kwam zij in het bezit der Hervormden, die haar een tijdlang voor hunne godsdienstoefeningen bezigden, doch, later meerdere gebouwen voor dit doel gekregen hebbende, werd de kerk op de Ossenmarkt veronachtzaamd en diende bij afwisseling tot bergplaats, koetshuis, exercitielokaal ten tijde van de Patriotten, enz. Koning Lodewijk Napoleon gaf de kerk in 1809 aan de Katholieken, die er langzamerhand een alleszins presentabel kerkgebouw van gemaakt hebben met drie altaren, geschilderde ramen en vele inwendige versieringen, waartoe de, ook buiten Zwolle, in de wetenschappelijke wereld welbekende pastoor O.A. Spitzen den grootsten stoot gaf.
Door de steeg langs het logement "de Halve Maan" verlaten wij de Ossenmarkt, komen in de Korte Kamperstraat en slaan rechtsom de Voorstraat in. Het huis op den hoek dier beide straten is het eigendom der Afdeeling Zwolle van het Neder1andsch Werkliedenverbond "Patrimonium", welke op de bovenzaal hare vergaderingen houdt. De Voorstraat uitwandelend, vindt ge aan het einde er van gelegenheid van de wandeling uit te rusten in de nette Nieuwe Melkinrichting van den heer W. Holtland, waar ge een flink gezicht hebt in de drukke Luttekestraat, en van waar ge gemakkelijk de Groote Markt weer kunt bereiken, van welke wij onze tweede wandeling door de stad willen aanvangen
Maken wij ons thans op de stad te gaan bezichtigen. Wij beginnen onze eerste wandeling door de stad aan het station der Nederlandsche Centraal- en Staatsspoorwegen, door het Klein Weezenland naar de Groote Markt. Deze naam, alsmede die van Groot Weezenland aan de rechterzijde, is afkomstig van de landerijen die op deze plaats lagen en aan het Hervormd Weeshuis behoorden of nog behooren.
Het station aan de stadzijde uitkomende, rust reeds dadelijk het oog met welgevallen op de lommerrijke laan vóór ons, die den naam draagt van Stationsweg. Slaat men den blik naar de zijden, dan ziet men aan beide kanten een laan van iepeboomen, die onder de namen Ooster- en Westerlaan bekend zijn.
Het ruime Stationsplein overstekend, heeft men aan zijne linkerhand den fraaien tuin der Buitensocieteit en aan de rechterhand eenige schoone villa's met tuintjes er voor. Loop den Stationsweg ten einde, en verrassend schoon is de aanblik van den met geboomte van allerlei kleur begroeiden stadswal aan de overzijde der gracht, terwijl op eenigen afstand de Sassenpoort haar torens in de lucht verheft en met den ophaalbrug over de gracht een fraai panorama vormt.
Aan de rechterzijde ziet men een nieuwe straat aangelegd, dwars loopende door de vroegere buitenplaats Pniel, sinds den dood van de laatste bewoonster, mevr. de baronesse Van Nagell, door de Zwolsche Bouwmaatschappij voor bouwgrond in perceelen verdeeld en gedeeltelijk reeds bebouwd. Aan de linkerhand staat op den hoek de woning van den heer Deking Dura, hoofd-ingenieur van den provincialen Waterstaat. Richt nu den blik op de stad naar die zijde en ge ziet wat op de plaat tegenover blz. 27 getrouw is afgebeeld. Langs schoone villas voert ons thans de weg, het Klein Weezenland genaamd, naar de brug, die wij aan de linkerhand op onze afbeelding opmerken.
Het is van dezen weg of singel, dat Henry Havard in zijn werk "La Hollande à vol d'oiseau", 3e ed. 1882, zegt: "Je sais peu d'entourages de villes qui soient plus agréables que ce Buitensingel".
En die lof is niet onverdiend. De brug, dien wij thans overgaan, draagt den naam van Nieuwe Havenbrug en voert ons weldra door de Luttekestraat tot op de Groote Markt. Die niet wenscht te loopen, kan den weg van het station naar de Groote Markt voor eenige centen ook met de tram afleggen, die sinds een drietal jaren is aangelegd.
Op de plaats waar thans de brug ligt, stond vroeger de Luttekepoort, toen geschiedde de passage over de gracht per veerpont. Waar thans op onze afbeelding de aanlegplaats voor schepen is, omgaf, als aan meerdere zijden, een hooge wal de stad; deze werd omstreeks 1840 geslecht; eenige jaren later kwam een voetbrug tot stand, die in 1874 door de thans bestaande rij- en loopbrug is vervangen.
De brug gepasseerd zijnde, hebben we den Eekwal aan onze linker- en de Potgietersingel aan onze rechterhand; deze gaan we thans voorbij, de Nieuwe Haven op en door, en rechtuit de Luttekestraat in. Al dadelijk valt ons oog op den fraaien winkel van porcelein, glaswerk enz. van den heer Zion Klinkert, genaamd de Mercuur, met het beeld van den handelsgod op de nok.
Wij houden links en gaan in deze straat vol winkels de woning voorbij, thans bewoond door den heer Kamphof, tinnegieter, waarin de gevierde dichter en letterkundige E.J. Potgieter het levenslicht aanschouwde. Twee wit marmeren steenen boven de winkelramen aangebracht, bevatten zijn naam en geboorte- en sterfjaar (1808-1875). Verder voortwandelend, bereiken wij, achter de Groote kerk omgaande, weldra de Groote Markt.
Deze markt, eenigszins als het middelpunt der stad te beschouwen, (zie den plattegrond) biedt ons een aangenaam gezicht en vele bezienswaardigheden. Aan de linkerhand hebben we de Societeit de Harmonie, van waaruit men de gansche markt kan overzien. Opgericht in 1828, werd de societeit in 1867 in dit gebouw overgebracht. De bovenzaal wordt meermalen gebezigd tot het houden van vergaderingen en ook worden in deze zaal de akte-examens voor het lager onderwijs afgenomen. Recht vóór ons valt het oog op het Heerenlogement van den heer Jansen, met een zonnewijzer boven aan den gevel. Achter ons zien we de Hoofdwacht, in 1887 gerestaureerd en in gebruik deels bij de militaire administratie, deels bij de politie. In het front van den gevel, op welks top het wapen van Zwolle prijkt, leest men: Anno 1614 Vigilitate et Orate, d.i. Waak en Bid.
Naast de hoofdwacht staat de hoofdingang van de Groote of Sint Michaëlskerk, met het beeld van dien heilige boven op den top. Sinds 1883 is men bezig de kerk te restaureeren, waartoe de bekende bouwmeester van 't Rijks museum, de heer Dr. P.J.H. Cuypers te Amsterdam, zijne adviezen verstrekte.
De bouw van de Groote kerk werd begonnen in 1406 of misschien nog vroeger en duurde ongeveer een halve eeuw. Zij ligt in de richting van 't oosten naar 't westen. Die haar willen bezichtigen, wenden zich tot den koster, den heer Maas, wonende op de Oude Vischmarkt G 11. Aan de inwendige restauratie is sinds lang en inzonderheid in den laatsten tijd druk gewerkt, waartoe het kerkgebouw zelfs eenige weken voor den openbaren dienst gesloten was. Wij wijzen inzonderheid op den predikstoel, van welk kunstwerk de bijgevoegde afbeelding van het interieur der kerk ons een zeer juisten indruk geeft. Op de trappen vindt men de dagteekening van den bouw van den kansel vermeld (1617-1622); de bouwmeester was Adam Straas van Weilburg (Nassau). Vervolgens verdient onze aandacht het buitengemeen fraaie orgel, gedurende de jaren 1721 tot en met 1724 vervaardigd door J. en G. Snitskers, van Hamburg. Het orgel is grootendeels een geschenk van de gebroeders Hueten, wier wapen onder tegen het orgel is aangebracht met de vermelding van hunne gift in het latijn er onder. Na gedurende de jaren 1883-1885 gerepareerd en ook van buiten in zijn oorspronkelijken staat hersteld te zijn door het wegnemen van de verflaag, door een vorig geslacht aangebracht, wordt het thans iederen Zondag gebezigd ter begeleiding van het kerkgezang, bespeeld door de bekwame handen van den organist J.C. van Apeldoorn, die ook meermalen de Zwolsche burgerij van de welluidende tonen van het instrument doet genieten door het geven van een kerkelijk concert. In Juni 1580 werd de kerk door de beeldstormers van binnen zeer beschadigd; kwam toen en bleef sinds in het bezit der Hervormden, welk bezit alleen voor korten tijd in de jaren 1672-73 gestoord werd door de komst van den Keurvorst van Keulen binnen Zwolle, die de Michaelikerk aan de Katholieken overgaf. Na en tengevolge van den vrede van Nijmegen (1678) kwam de kerk in het bezit der Hervormden terug. In het fraaie koorhek vindt men drie eikenhouten paneelen, waarop met antieke letters, rood met goud en in de oude spelling, de Tien Geboden en het Gebed des Heeren zijn geschilderd door de bekwame hand van den schilder G.J. Wissink.
De Groote kerk bezat vroeger ook een toren, die meermalen door den bliksem werd getroffen. Zóó o. a. den 25 Juni 1606, toen door den ontstanen brand de klokken naar beneden vielen, die misschien reeds een eeuw door hun geluid de ooren der Zwollenaren hadden gestreeld. Toen toch bezat Zwolle wat het thans tot veler spijt mist, n.l. een klokkenspel. Na de herstelling van den toren in 1608, werden in 1611 nieuwe klokken gegoten door meester Jan Burgerhuis , die met het uurwerk werden verbonden. Helaas, dat op nieuw, ruim een halve eeuw later (1669), het hemelvuur den toren in brand stak, de klokken deed smelten, en zijne verwoestende kracht zóó ver uitstrekte, dat de kosten voor den opbouw des torens benoodigd, niet meer konden gevonden worden, en de Groote kerk het thans zonder dit sieraad moet stellen.
In den zijgevel van het hoekhuis op de Groote Markt, waarin de sigarenwinkel van Kreno wordt gehouden, ziet men een hondje afgebeeld dat bij die ramp het leven verloor. Aan de andere zijde van den hoofdingang der Groote kerk is een gebouwtje in overeenstemmenden stijl opgericht, dat dienst doet als catechisatiekamer. Eenige vroeger op deze plek staande huizen zijn voor dit doel gesloopt.
Op de Groote Markt worden nu en dan ook muziekuitvoeringen gegeven door het stedelijk muziekkorps: dan ziet men oud en jong in grooten getale zich bewegen om de muziektent, die vóór het bordes der Harmonie is opgeslagen en het marktplein biedt dan een vroolijk gezicht. Dat dit des Vrijdags - den marktdag - en in Augustus in de kermis week - niet minder het geval is, zal men lichtelijk beseffen.
Verlaten we thans de Groote Markt en wenden we ons naar de Melkmarkt, een breede doch korte straat met dubbele boomenrij, waarvan de voorste helft sinds een paar jaren door jongere zijn vervangen. Wilt ge soms eerst even uitrusten, dan kunt ge dit uitstekend doen in de Zwolsche Melkinrichting, tevens wachtkamer van de tram, aan de noordzijde van de markt, naast den boekhandel der firma W.E.J. Tjeenk Willink. Gij kunt hier binnen of buiten zitten en u in het schoone gezicht en de drukte op uw gemak verlustigen. Aan beide zijden van de Melkmarkt vindt men vele winkels en Café's, terwijl aan de zuidzijde het Post- en Telegraafkantoor is gevestigd; ook den boekhandel van de Erven J J. Tijl - tevens bureau van de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant - vindt men aan die zijde. Aan het einde er van wijzen we u op het zoogenaamde Vrouwenhuis, gesticht in 1742 door mej. Aleida Greve, en door haar bestemd om na haar dood tot verblijfplaats voor veertien bejaarde vrouwen te dienen, onder toezicht van een bestuurster. Iedere vrouw heeft haar eigen vertrekje, vrij licht en vuur, kostelooze geneeskundige hulp en een maandelijksch inkomen van f 2.20, benevens nog eenige emolumenten. Boven den ingang staat: Praestant aeterna caducis, d. w. z. "Het eeuwige gaat boven het vergankelijke". Op een steen in den voorgevel kan men de stichting lezen. Rechtuit gaande, komen we aan den vischafslag; ter zijde de groote stoom-bierbrouwerij en mouterij het Schaap. Het plein aan uwe rechterhand heet Roode Torenplein. Gij ziet den steiger waar de raderbooten der Zwolsche Nachtstoombootonderneming, varende op Amsterdam, aanleggen en het sierlijk houten kantoortje dier onderneming in de nabijheid. We slaan evenwel nu den anderen kant op, over den Jufferenwal met de Gymnastiekschool naar de Kamperpoortenbrug en linksom de Kamperstraat in. In deze straat vindt men verscheidene groote heerenhuizen, thans evenwel gedeeltelijk door de nijvere burgerij in beslag genomen, die er hare affaires in vestigde, nadat de vroegere eigenaars en bewoners de stad voor een andere woonplaats hadden verwisseld of door den dood weggenomen waren. In het huis, gedeeltelijk bewoond door den heer H.E. Otté, tandarts, (B 191) en vroeger eigendom van den heer Nobel, lid van de Eerste Kamer der S.-G., logeerde in October 1811 keizer Napoleon, tijdens zijn bezoek aan de hoofdplaats van het Departement der Monden van den IJssel. In het Museum op het Aa-plein kan men de kop en schotel zien, waaruit de keizer (dien men echter liever in Frankrijk had zien blijven) chocolade heeft gedronken.
Doorloopende, vindt men aan dezelfde zijde der straat het van ouds gerenommeerde hotel De Keizerskroon, thans beheerd door den heer P. Stam. Iets verder links afslaande, gaan we de Van Hattumstraat in, aldus geheeten naar Zwolle's geschiedschrijver Mr. Burchard Johan van Hattum, overleden omstreeks 1792, en komen alzoo op de Ossenmarkt met de Onze Lieve Vrouwe- of Kruiskerk. Den toren dezer kerk ziet men verre om Zwolle heen boven alles uitsteken. Hare hoogte bedraagt omtrent 300 voet; in de wandeling draagt ze den naam van Peperbus, met welk tafelgereedschap haar top wel eenige gelijkenis toont. De kerk heeft den eerbiedwaardigen ouderdom van vijfhonderd jaren en is aan tal van wisselingen ter prooi geweest. In 1578 kwam zij in het bezit der Hervormden, die haar een tijdlang voor hunne godsdienstoefeningen bezigden, doch, later meerdere gebouwen voor dit doel gekregen hebbende, werd de kerk op de Ossenmarkt veronachtzaamd en diende bij afwisseling tot bergplaats, koetshuis, exercitielokaal ten tijde van de Patriotten, enz. Koning Lodewijk Napoleon gaf de kerk in 1809 aan de Katholieken, die er langzamerhand een alleszins presentabel kerkgebouw van gemaakt hebben met drie altaren, geschilderde ramen en vele inwendige versieringen, waartoe de, ook buiten Zwolle, in de wetenschappelijke wereld welbekende pastoor O.A. Spitzen den grootsten stoot gaf.
Door de steeg langs het logement "de Halve Maan" verlaten wij de Ossenmarkt, komen in de Korte Kamperstraat en slaan rechtsom de Voorstraat in. Het huis op den hoek dier beide straten is het eigendom der Afdeeling Zwolle van het Neder1andsch Werkliedenverbond "Patrimonium", welke op de bovenzaal hare vergaderingen houdt. De Voorstraat uitwandelend, vindt ge aan het einde er van gelegenheid van de wandeling uit te rusten in de nette Nieuwe Melkinrichting van den heer W. Holtland, waar ge een flink gezicht hebt in de drukke Luttekestraat, en van waar ge gemakkelijk de Groote Markt weer kunt bereiken, van welke wij onze tweede wandeling door de stad willen aanvangen
Geïllustreerde gids voor Zwolle en Omstreken: Tweede wandeling door de stad
Tweede wandeling door de stad
Ons eerste doel is thans de Diezerstraat, die van de Markt uitgaande, leidt naar de Diezerpoortenbrug, Diezerpoortenplas en Diezerkade, allen zoo geheeten naar den polder de Dieze, naar die zijde linksaf gelegen.
Het gezicht in de Diezerstraat van af de Groote Markt is zeer schoon te noemen, wat bijzonderlijk te danken is aan de kromming halverwege de straat, waardoor de gevels van verschillenden bouwtrant ons met één blik in 't oog vallen. Onze voorvaderen hadden ontegenzeggelijk meer gevoel voor een fraaie straat dan wij: thans bouwt men de gevels zooveel mogelijk eenvormig en legt men de straten meest rechthoekig aan, hoewel moet worden erkend dat wat het eerste betreft, in den laatsten tijd een gunstige verandering zich openbaart.
De Diezerstraat kan als de hoofdstraat van Zwolle worden aangemerkt. Zij is de winkelstraat bij uitnemendheid; alle takken van winkelnering vindt men daar vertegenwoordigd, en verscheidene perceelen zijn in de laatste jaren door fraaie onderpuien of geheel nieuwe gevels uitermate verfraaid. Het is niet mogelijk in het bestek van dit boekje afzonderlijk stil te staan bij alle fraaie en goed voorziene magazijnen die men in deze straat aantreft; de bezoekers en inzonderheid de bezoeksters die van "winkels kijken" houden, kunnen hier aan deze hunne neiging botvieren.
Wanneer we enkele bij uitstek fraaie gevels of onderstukken uit den laatsten tijd willen noemen, dan kunnen we beginnen met die van den heer Ad. Hendriksen, zichtbaar van de Groote Markt; aan dezelfde zijde der straat, iets verder, het keurig ingerichte meubelmagazijn van de firma Schoemaker & Zonen; het modemagazijn van den heer H. van Eelen; den ijzerwinkel van den heer Stroink op den hoek der Spiegelsteeg , enz. Meer als een eigenaardige liefhebberij is misschien de versiering te beschouwen van het huis gemerkt F 25, dicht bij de Broerenstraat, waar niet meer of minder dan de twaalf apostelen in den voorgevel prijken. Meerdere huizen in de Diezerstraat, hoewel gerestaureerd, dragen nog hunne oude kenteekenen: ze allen op te noemen gaat niet, doch de meesten vallen den opmerkzamen wandelaar wel in 't oog.
Het hoofdgebouw in de Diezerstraat is het Gouvernementsgebouw, staande aan de zuidzijde der straat dicht bij de Smeden. In dit kloeke en breede huis, in 1874 in zijn tegenwoordigen vorm gebouwd, zijn de verschillende bureaux van het bestuur der provincie gevestigd. Aan het hoofd van dit bestuur staat de HoogEdelgestrenge Heer P. Lycklama à Nijeholt, oud-burgemeester van Leeuwarden en Rotterdam, met ingang van 1 December 1893 als Commissaris der Koningin in de provincie Overijssel benoemd, ter opvolging van den uit Groningen gekomen, doch spoedig weer vertrokken Jhr. Mr. J.A.A. van Panhuys. Aan de provinciale griffie zijn werkzaam 23 ambtenaren en bedienden. In het gebouw bevinden zich ook de lokalen van het Rijks archief; de daarvoor benoodigde ruimte is niet toereikend, waarom in 1894 door het Rijk van de gemeente is overgenomen de Sassenpoort, waarover later, die na verbouwing tot bewaarplaats van dat archief zal worden ingericht.
De open ruimte naast het gouvernementsgebouw is ontstaan door de amoveering van het sedert 1878 niet meer in gebruik zijnde paleis van den Gouverneur van Overijssel; deze ruimte zal, met die, vrijkomende door het vermoedelijk af te breken gebouw op den hoek der Roodehaansteeg, waarin thans de vergaderingen der Provinciale Staten worden gehouden, worden bestemd voor den bouw eener nieuwe vergaderzaal der Provinciale Staten met sectiekamers enz., kamer voor den Commissaris der Koningin, alsmede ter verbreeding der Roodehaansteeg. Voor het uitvoeren dier werken is op de Rijks begrooting voor 1895 als eerste termijn uitgetrokken een bedrag van f 15000.
Voorbij de Mandjessteeg heet de straat Smeden, alzoo geheeten omdat gedurende lange tijden alleen in dit gedeelte der stad het smidsberoep mocht worden uitgeoefend. In het perceel E 16, onlangs aangekocht door het Leger des Heils, zullen voortaan de samenkomsten dier vereeniging plaats hebben. Linksaf slaande gaan wij door de Korte Smeden naar het Eiland, aan het einde van welke straat de Broerenkerk is te vinden.
Deze naam komt af van de predikbroeders, die in vroeger eeuwen hier hun klooster hadden en wier naam verkort nog voortleeft in Broerenstraat en -kerk, de Broeren en Achter de Broeren. Zelfs de aangrenzende kazerne voor artillerie en infanterie heet naar hen in de wandeling de Broerenkazerne. Het Predikheerenklooster werd gesticht in 1465, naast de Broerenkerk, door den Engelschman Alanus de Rupe. Na de Hervorming is het klooster als zooveel andere van de Roomsch Katholieken afkomstige gebouwen, van zijne oorspronkelijke bestemming beroofd, en naar het gebruik dat men van de verschillende deelen maakte, veranderd. De kerk kwam in het jaar 1610 aan de Hervormden; in 1824 schonk de heer P. Queysen haar een orgel; de naam en het wapen van den schenker zijn er op geschilderd, benevens dit versje :
Treed, sterv'ling, treed eerbiedig nader
En wijd bij orgeltoon uw lied
Aan Hem, die als weldadig Vader,
Op al zijn scheps'len nederziet.
Evenals de O.L.V. kerk diende ook de Broerenkerk in den onrustigen revolutietijd in het laatst der vorige en het begin van deze eeuw tot paardenstal en exercitielokaal gedurende den winter.
Op het open plein achter de Broerenkerk vindt men den ingang der kazerne, en ziet men tevens de Synagoge, gesticht in 1758 en hersteld in 1860, die haar ingang in de Waterstraat heeft. Alles ziet er hier in den omtrek onoogelijk uit, en wij haasten ons naar de Vischpoortenplas, steken die over in schuinsche richting en bevinden ons dan op het Aa-plein, waar al spoedig onze aandacht getrokken wordt door het lokaal der Vereeniging voor Christelijke belangen, dat in 1869 in gebruik genomen, tot vergaderzaal dient voor allerlei christelijke vereenigingen, de jongelingsvereeniging "de Heer is onze Banier" bovenaan. Des winters hebben beneden op Dinsdagavond predikbeurten plaats; zondagsscholen worden er in gehouden, die druk worden bezocht enz.
Ook vindt men op dit plein aan dezelfde zijde het Geschiedkundig Overijsselsch Museum (zie blz. 13) dat een bezoek alleszins waard is. De schilderstukken, gravures, wapens, zegels enz., hebben allen betrekking op de provincie Overijssel.
Vervolgens rechtsom de Steenstraat inslaande en ten einde loopende, bevinden wij ons op den Buitenkant, alwaar de aanlegplaats is voor verschillende beurtschepen, alsmede het kantoor der Zwolsche en Rotterdamsche Schroefstoombootmaatschappij. De huizen zijn hier bijna allen ter hoogte van de eerste verdieping een weinig uitgebouwd; oorspronkelijk tegen den stadsmuur gelegen, hebben ze dientengevolge meest allen weinig diepte. Links het water, de Thorbeckegracht geheeten, houdend, komen we aan de Nieuwe Stadsherberg, met steiger, vroeger dienende voor de stoombooten op Amsterdam, en weder op het Rodetorenplein. Dit plein, in de laatste jaren aanzienlijk vergroot, dient thans hoofdzakelijk in de kermisweek tot het plaatsen van spellen e.d.g., die wegens hunne grootte moeilijk ergens anders kunnen opgeslagen worden.
Wij gaan de Nieuwstraat in, komen voorbij de Christelijke Bewaarschool in de dwarsloopende Steenstraat en vervolgens langs het gebouw der St. Joseph-vereeniging (vroeger R. K. kerk) in de daarmede evenwijdig loopende Roggenstraat. Op den hoek dezer nauwe doch vrij drukke winkelstraat wordt ons oog geboeid door de fraaie, in 1892-93 gebouwde Sint Michaelskerk, met schoonen, 78 meter hoogen toren en het beeld van dien heilige op den hoek. De hoofdingang bevindt zich in de Roggenstraat; de woorden Quis ut Deus, d.w.z. "Wie is gelijk God?" leest men boven de deuren.
Jammer dat de omgeving niet vergunt een photografie van dit gebouw te nemen, waarom wij genoodzaakt waren de afbeelding naar een teekening te maken; stond het niet zoo tusschen de huizen ingesloten, het zou gewis beter effect maken. Maar de grond is hier duur en voor den bouw heeft men gedurende tal van jaren, vele huizen aan elkander palende, moeten aankoopen om de noodige ruimte te bekomen. De architect is de heer Nicolaas Molenaar van 's Hage, de bouwsom beliep ruim 1 1/4 ton gouds.
De stijl van het fraaie bouwwerk is de Gothische der 14de eeuw; het is inwendig voorzien van een verwarmingstoestel door middel van heete lucht; het toezicht op den bouw werd uitgeoefend door den opzichter, thans timmerman hier ter stede, den heer A. van Dieden. In dit bedehuis zal eerlang een monument worden geplaatst voor den in de nabijheid van Zwolle geleefd hebbenden Thomas à Kempis, den auteur van het alom bekende boekje “Over de navolging van Christus" en dien wij later uitvoeriger zullen ter sprake brengen.
In de Roggenstraat bevindt zich ook het R.K. Weeshuis, in 1850 aldaar van uit de Goudsteeg overgebracht. De Nieuwstraat verder doorwandelend langs de zijde der kerk, komen we voorbij de Spiegelsteeg - op den hoek de photografie-inrichting van den heer G. Kingma - in de Broerenstraat. Even linksaf slaande, staan wij voor het Weeshuis der Hervormde gemeente. Dit huis, een gewezen nonnenklooster uit de 15de eeuw, staande op den hoek der Broeren- en Bitterstraat, erlangde in 1736 zijne tegenwoordige bestemming, doch met dit onderscheid, dat toenmaals alleen kinderen werden opgenomen van ouders, die geen burgerrecht bezaten; in Januari 1795 kwamen hier ook de z.g.n. burgerweezen onder dak, toen het huis, waarin deze tot dien tijd verpleegd werden, tijdelijk ingericht werd tot hospitaal voor het Engelsche leger, dat de wijk moest nemen voor de Fransche en Bataafsche troepen. Bij besluit van de Representanten des Zwolschen volks van den 17 October 1795, werd deze combinatie der verschillende weezen bestendigd. Een 60tal vinden er thans eene uitstekende verpleging; de inkomsten zijn van dien aard, dat ook het huis zelf zoowel van binnen als van buiten goed ingericht is en onderhouden wordt.
Thans keeren wij op onze schreden terug en gaan de Broerenstraat uit, steken de Diezerstraat over en komen door de Nieuwe Brouwersteeg op het Gasthuisplein. Dit ruime plein draagt zijn naam naar het Binnen Gasthuis, waarover straks meer. De steeg uitkomende, valt ons oog terstond op de reeks gebouwen die het R.K. Gesticht van Liefde uitmaken, waarin ongeveer een veertigtal Zusters van Liefde zich wijden aan werken van barmhartigheid. Het gesticht beslaat een grooten plek gronds, komt zelfs uit aan de beide aangrenzende straten de Vijfhoek en de Wolweverstraat, en staat in Zwolle algemeen zeer gunstig aangeschreven. Aan een groot aantal kinderen wordt door de Zusters onderricht verstrekt in de gewone vakken van het lager onderwijs en in de handwerken, terwijl er ook een burgerbewaarschool aan verbonden is. De grootste vermaardheid dankt het gesticht aan de uitstekende ziekenverpleging der zusters, die zich tot voor korten tijd uitstrekte over patienten van alle geloofsbelijdenissen. In Mei van dit jaar evenwel is het besluit genomen alléén Roomsch Katholieken op te nemen; de gelegenheid die van gemeentewege geboden wordt in het sinds 1883 bestaande Sophia-Ziekenhuis, is daarop zeker van invloed geweest.
De eerste Zusters van liefde kwamen in 1844 van Tilburg in Zwolle aan; zij namen haar intrek in de pastorie in de Rozemarijnstraat (tusschen Nieuw- en Bitterstraat). Daar weldra meerdere kwamen, moest men naar ruimer gelegenheid tot huisvesting, tevens terrein voor de werkzaamheden, uitzien, en men vond dit in een branderij "de 'Windhond" genaamd, die in 1846 in eigendom aan de Zusters overging. De pastoor H. van Kessel, aartspriester van Salland en Drenthe, legde den eersten steen van het verbouwde perceel (9 Juni 1847). Door voortdurenden aankoop van nieuwe perceelen werd het Gesticht langzamerhand aanzienlijk vergroot. De kleine doch schoone kapel, van buiten gedeeltelijk door een muur verborgen, werd in 1887 plechtig ingewijd door Mgr O.A. Spitzen.
In den Vijfhoek bevindt zich het R.K. Oude mannen en vrouwenhuis, in de Wolweverstraat de burgerbewaarschool en naaischool, die beide met het Liefdegesticht in verband staan. In laatstgenoemde straat vindt men ook de kerk der Doopsgezinden, die reeds in de tweede helft der 16de eeuw zich in Zwolle bevonden, doch toenmaals in 't geheim hunne samenkomsten moesten houden. Voor het einde der 17de eeuw diende de tegenwoordige kerk hun reeds tot gemeenschappelijke godsdienstoefening ; in 1846 zag men zich verplicht het bedehuis te vergrooten, omdat de toenmalige predikant, Ds. L. ten Cate Coster, door zijne rechtzinnige prediking ook van andere kerken veel toeloop had; dit was evenzeer het geval met zijn opvolger, Ds. Taco Kuiper, doch onder de meer moderne prediking der latere leeraars nam dit een einde en is 't gebouw thans meer dan voldoende voor de behoefte.
Nog vindt men in deze straat de onaanzienlijke Herinkshuizen, dagteekenende van 1783, toen de weduwe van den heer J.C. Herink bij testament bepaalde dat in haar huis zes vrouwen, drie van den Lutherschen en evenzooveel van den Gereformeerden godsdienst, vrije woning en tien stuivers toelage per week zouden genieten. Thans staat dit huis onder het bestuur van het Gasthuis, en vergunnen de inkomsten bovengenoemde voorrechten aan slechts vier vrouwkens.
Op den hoek der Wolweverstraat staat de likeurstokerij van de heeren Doijer & Van Deventer, en zóó zien wij ons weer verplaatst tegenover het straks reeds genoemde Binnen Gasthuis.
Het woord "gasthuis" doet ons terstond de bestemming van dit huis beseffen. Oorspronkelijk - en dat reeds in het begin der 14e eeuw - werden in dit huis arme vreemdelingen als "gasten" opgenomen en verzorgd, doch in lateren tijd en nog heden, werd aan ouden van dagen, ook gehuwden, vaste woning in dit huis gegeven, nog veraangenaamd door een kleine maandelijksche toelage. Dat er steeds liefhebbers genoeg zijn, om een door sterfgeval opengekomen plaats in te nemen, zal gewis niemand bevreemden.
Aan het Gasthuisplein grenst de Oude Vischmarkt, aldus geheeten omdat weleer op deze plaats - half plein, half straat - uitsluitend visch mocht worden geveild; thans vindt dit op het Roode Torenplein plaats (zie blz. 43). Na nog even gewezen te hebben op het fraaie gebouw aan uwe linkerhand, de Pius-societeit, dagteekenend van 1887, vervolgen wij onze wandeling, om die, op de Groote Markt aangekomen, een wijle te staken.
Ons eerste doel is thans de Diezerstraat, die van de Markt uitgaande, leidt naar de Diezerpoortenbrug, Diezerpoortenplas en Diezerkade, allen zoo geheeten naar den polder de Dieze, naar die zijde linksaf gelegen.
Het gezicht in de Diezerstraat van af de Groote Markt is zeer schoon te noemen, wat bijzonderlijk te danken is aan de kromming halverwege de straat, waardoor de gevels van verschillenden bouwtrant ons met één blik in 't oog vallen. Onze voorvaderen hadden ontegenzeggelijk meer gevoel voor een fraaie straat dan wij: thans bouwt men de gevels zooveel mogelijk eenvormig en legt men de straten meest rechthoekig aan, hoewel moet worden erkend dat wat het eerste betreft, in den laatsten tijd een gunstige verandering zich openbaart.
De Diezerstraat kan als de hoofdstraat van Zwolle worden aangemerkt. Zij is de winkelstraat bij uitnemendheid; alle takken van winkelnering vindt men daar vertegenwoordigd, en verscheidene perceelen zijn in de laatste jaren door fraaie onderpuien of geheel nieuwe gevels uitermate verfraaid. Het is niet mogelijk in het bestek van dit boekje afzonderlijk stil te staan bij alle fraaie en goed voorziene magazijnen die men in deze straat aantreft; de bezoekers en inzonderheid de bezoeksters die van "winkels kijken" houden, kunnen hier aan deze hunne neiging botvieren.
Wanneer we enkele bij uitstek fraaie gevels of onderstukken uit den laatsten tijd willen noemen, dan kunnen we beginnen met die van den heer Ad. Hendriksen, zichtbaar van de Groote Markt; aan dezelfde zijde der straat, iets verder, het keurig ingerichte meubelmagazijn van de firma Schoemaker & Zonen; het modemagazijn van den heer H. van Eelen; den ijzerwinkel van den heer Stroink op den hoek der Spiegelsteeg , enz. Meer als een eigenaardige liefhebberij is misschien de versiering te beschouwen van het huis gemerkt F 25, dicht bij de Broerenstraat, waar niet meer of minder dan de twaalf apostelen in den voorgevel prijken. Meerdere huizen in de Diezerstraat, hoewel gerestaureerd, dragen nog hunne oude kenteekenen: ze allen op te noemen gaat niet, doch de meesten vallen den opmerkzamen wandelaar wel in 't oog.
Het hoofdgebouw in de Diezerstraat is het Gouvernementsgebouw, staande aan de zuidzijde der straat dicht bij de Smeden. In dit kloeke en breede huis, in 1874 in zijn tegenwoordigen vorm gebouwd, zijn de verschillende bureaux van het bestuur der provincie gevestigd. Aan het hoofd van dit bestuur staat de HoogEdelgestrenge Heer P. Lycklama à Nijeholt, oud-burgemeester van Leeuwarden en Rotterdam, met ingang van 1 December 1893 als Commissaris der Koningin in de provincie Overijssel benoemd, ter opvolging van den uit Groningen gekomen, doch spoedig weer vertrokken Jhr. Mr. J.A.A. van Panhuys. Aan de provinciale griffie zijn werkzaam 23 ambtenaren en bedienden. In het gebouw bevinden zich ook de lokalen van het Rijks archief; de daarvoor benoodigde ruimte is niet toereikend, waarom in 1894 door het Rijk van de gemeente is overgenomen de Sassenpoort, waarover later, die na verbouwing tot bewaarplaats van dat archief zal worden ingericht.
De open ruimte naast het gouvernementsgebouw is ontstaan door de amoveering van het sedert 1878 niet meer in gebruik zijnde paleis van den Gouverneur van Overijssel; deze ruimte zal, met die, vrijkomende door het vermoedelijk af te breken gebouw op den hoek der Roodehaansteeg, waarin thans de vergaderingen der Provinciale Staten worden gehouden, worden bestemd voor den bouw eener nieuwe vergaderzaal der Provinciale Staten met sectiekamers enz., kamer voor den Commissaris der Koningin, alsmede ter verbreeding der Roodehaansteeg. Voor het uitvoeren dier werken is op de Rijks begrooting voor 1895 als eerste termijn uitgetrokken een bedrag van f 15000.
Voorbij de Mandjessteeg heet de straat Smeden, alzoo geheeten omdat gedurende lange tijden alleen in dit gedeelte der stad het smidsberoep mocht worden uitgeoefend. In het perceel E 16, onlangs aangekocht door het Leger des Heils, zullen voortaan de samenkomsten dier vereeniging plaats hebben. Linksaf slaande gaan wij door de Korte Smeden naar het Eiland, aan het einde van welke straat de Broerenkerk is te vinden.
Deze naam komt af van de predikbroeders, die in vroeger eeuwen hier hun klooster hadden en wier naam verkort nog voortleeft in Broerenstraat en -kerk, de Broeren en Achter de Broeren. Zelfs de aangrenzende kazerne voor artillerie en infanterie heet naar hen in de wandeling de Broerenkazerne. Het Predikheerenklooster werd gesticht in 1465, naast de Broerenkerk, door den Engelschman Alanus de Rupe. Na de Hervorming is het klooster als zooveel andere van de Roomsch Katholieken afkomstige gebouwen, van zijne oorspronkelijke bestemming beroofd, en naar het gebruik dat men van de verschillende deelen maakte, veranderd. De kerk kwam in het jaar 1610 aan de Hervormden; in 1824 schonk de heer P. Queysen haar een orgel; de naam en het wapen van den schenker zijn er op geschilderd, benevens dit versje :
Treed, sterv'ling, treed eerbiedig nader
En wijd bij orgeltoon uw lied
Aan Hem, die als weldadig Vader,
Op al zijn scheps'len nederziet.
Evenals de O.L.V. kerk diende ook de Broerenkerk in den onrustigen revolutietijd in het laatst der vorige en het begin van deze eeuw tot paardenstal en exercitielokaal gedurende den winter.
Op het open plein achter de Broerenkerk vindt men den ingang der kazerne, en ziet men tevens de Synagoge, gesticht in 1758 en hersteld in 1860, die haar ingang in de Waterstraat heeft. Alles ziet er hier in den omtrek onoogelijk uit, en wij haasten ons naar de Vischpoortenplas, steken die over in schuinsche richting en bevinden ons dan op het Aa-plein, waar al spoedig onze aandacht getrokken wordt door het lokaal der Vereeniging voor Christelijke belangen, dat in 1869 in gebruik genomen, tot vergaderzaal dient voor allerlei christelijke vereenigingen, de jongelingsvereeniging "de Heer is onze Banier" bovenaan. Des winters hebben beneden op Dinsdagavond predikbeurten plaats; zondagsscholen worden er in gehouden, die druk worden bezocht enz.
Ook vindt men op dit plein aan dezelfde zijde het Geschiedkundig Overijsselsch Museum (zie blz. 13) dat een bezoek alleszins waard is. De schilderstukken, gravures, wapens, zegels enz., hebben allen betrekking op de provincie Overijssel.
Vervolgens rechtsom de Steenstraat inslaande en ten einde loopende, bevinden wij ons op den Buitenkant, alwaar de aanlegplaats is voor verschillende beurtschepen, alsmede het kantoor der Zwolsche en Rotterdamsche Schroefstoombootmaatschappij. De huizen zijn hier bijna allen ter hoogte van de eerste verdieping een weinig uitgebouwd; oorspronkelijk tegen den stadsmuur gelegen, hebben ze dientengevolge meest allen weinig diepte. Links het water, de Thorbeckegracht geheeten, houdend, komen we aan de Nieuwe Stadsherberg, met steiger, vroeger dienende voor de stoombooten op Amsterdam, en weder op het Rodetorenplein. Dit plein, in de laatste jaren aanzienlijk vergroot, dient thans hoofdzakelijk in de kermisweek tot het plaatsen van spellen e.d.g., die wegens hunne grootte moeilijk ergens anders kunnen opgeslagen worden.
Wij gaan de Nieuwstraat in, komen voorbij de Christelijke Bewaarschool in de dwarsloopende Steenstraat en vervolgens langs het gebouw der St. Joseph-vereeniging (vroeger R. K. kerk) in de daarmede evenwijdig loopende Roggenstraat. Op den hoek dezer nauwe doch vrij drukke winkelstraat wordt ons oog geboeid door de fraaie, in 1892-93 gebouwde Sint Michaelskerk, met schoonen, 78 meter hoogen toren en het beeld van dien heilige op den hoek. De hoofdingang bevindt zich in de Roggenstraat; de woorden Quis ut Deus, d.w.z. "Wie is gelijk God?" leest men boven de deuren.
Jammer dat de omgeving niet vergunt een photografie van dit gebouw te nemen, waarom wij genoodzaakt waren de afbeelding naar een teekening te maken; stond het niet zoo tusschen de huizen ingesloten, het zou gewis beter effect maken. Maar de grond is hier duur en voor den bouw heeft men gedurende tal van jaren, vele huizen aan elkander palende, moeten aankoopen om de noodige ruimte te bekomen. De architect is de heer Nicolaas Molenaar van 's Hage, de bouwsom beliep ruim 1 1/4 ton gouds.
De stijl van het fraaie bouwwerk is de Gothische der 14de eeuw; het is inwendig voorzien van een verwarmingstoestel door middel van heete lucht; het toezicht op den bouw werd uitgeoefend door den opzichter, thans timmerman hier ter stede, den heer A. van Dieden. In dit bedehuis zal eerlang een monument worden geplaatst voor den in de nabijheid van Zwolle geleefd hebbenden Thomas à Kempis, den auteur van het alom bekende boekje “Over de navolging van Christus" en dien wij later uitvoeriger zullen ter sprake brengen.
In de Roggenstraat bevindt zich ook het R.K. Weeshuis, in 1850 aldaar van uit de Goudsteeg overgebracht. De Nieuwstraat verder doorwandelend langs de zijde der kerk, komen we voorbij de Spiegelsteeg - op den hoek de photografie-inrichting van den heer G. Kingma - in de Broerenstraat. Even linksaf slaande, staan wij voor het Weeshuis der Hervormde gemeente. Dit huis, een gewezen nonnenklooster uit de 15de eeuw, staande op den hoek der Broeren- en Bitterstraat, erlangde in 1736 zijne tegenwoordige bestemming, doch met dit onderscheid, dat toenmaals alleen kinderen werden opgenomen van ouders, die geen burgerrecht bezaten; in Januari 1795 kwamen hier ook de z.g.n. burgerweezen onder dak, toen het huis, waarin deze tot dien tijd verpleegd werden, tijdelijk ingericht werd tot hospitaal voor het Engelsche leger, dat de wijk moest nemen voor de Fransche en Bataafsche troepen. Bij besluit van de Representanten des Zwolschen volks van den 17 October 1795, werd deze combinatie der verschillende weezen bestendigd. Een 60tal vinden er thans eene uitstekende verpleging; de inkomsten zijn van dien aard, dat ook het huis zelf zoowel van binnen als van buiten goed ingericht is en onderhouden wordt.
Thans keeren wij op onze schreden terug en gaan de Broerenstraat uit, steken de Diezerstraat over en komen door de Nieuwe Brouwersteeg op het Gasthuisplein. Dit ruime plein draagt zijn naam naar het Binnen Gasthuis, waarover straks meer. De steeg uitkomende, valt ons oog terstond op de reeks gebouwen die het R.K. Gesticht van Liefde uitmaken, waarin ongeveer een veertigtal Zusters van Liefde zich wijden aan werken van barmhartigheid. Het gesticht beslaat een grooten plek gronds, komt zelfs uit aan de beide aangrenzende straten de Vijfhoek en de Wolweverstraat, en staat in Zwolle algemeen zeer gunstig aangeschreven. Aan een groot aantal kinderen wordt door de Zusters onderricht verstrekt in de gewone vakken van het lager onderwijs en in de handwerken, terwijl er ook een burgerbewaarschool aan verbonden is. De grootste vermaardheid dankt het gesticht aan de uitstekende ziekenverpleging der zusters, die zich tot voor korten tijd uitstrekte over patienten van alle geloofsbelijdenissen. In Mei van dit jaar evenwel is het besluit genomen alléén Roomsch Katholieken op te nemen; de gelegenheid die van gemeentewege geboden wordt in het sinds 1883 bestaande Sophia-Ziekenhuis, is daarop zeker van invloed geweest.
De eerste Zusters van liefde kwamen in 1844 van Tilburg in Zwolle aan; zij namen haar intrek in de pastorie in de Rozemarijnstraat (tusschen Nieuw- en Bitterstraat). Daar weldra meerdere kwamen, moest men naar ruimer gelegenheid tot huisvesting, tevens terrein voor de werkzaamheden, uitzien, en men vond dit in een branderij "de 'Windhond" genaamd, die in 1846 in eigendom aan de Zusters overging. De pastoor H. van Kessel, aartspriester van Salland en Drenthe, legde den eersten steen van het verbouwde perceel (9 Juni 1847). Door voortdurenden aankoop van nieuwe perceelen werd het Gesticht langzamerhand aanzienlijk vergroot. De kleine doch schoone kapel, van buiten gedeeltelijk door een muur verborgen, werd in 1887 plechtig ingewijd door Mgr O.A. Spitzen.
In den Vijfhoek bevindt zich het R.K. Oude mannen en vrouwenhuis, in de Wolweverstraat de burgerbewaarschool en naaischool, die beide met het Liefdegesticht in verband staan. In laatstgenoemde straat vindt men ook de kerk der Doopsgezinden, die reeds in de tweede helft der 16de eeuw zich in Zwolle bevonden, doch toenmaals in 't geheim hunne samenkomsten moesten houden. Voor het einde der 17de eeuw diende de tegenwoordige kerk hun reeds tot gemeenschappelijke godsdienstoefening ; in 1846 zag men zich verplicht het bedehuis te vergrooten, omdat de toenmalige predikant, Ds. L. ten Cate Coster, door zijne rechtzinnige prediking ook van andere kerken veel toeloop had; dit was evenzeer het geval met zijn opvolger, Ds. Taco Kuiper, doch onder de meer moderne prediking der latere leeraars nam dit een einde en is 't gebouw thans meer dan voldoende voor de behoefte.
Nog vindt men in deze straat de onaanzienlijke Herinkshuizen, dagteekenende van 1783, toen de weduwe van den heer J.C. Herink bij testament bepaalde dat in haar huis zes vrouwen, drie van den Lutherschen en evenzooveel van den Gereformeerden godsdienst, vrije woning en tien stuivers toelage per week zouden genieten. Thans staat dit huis onder het bestuur van het Gasthuis, en vergunnen de inkomsten bovengenoemde voorrechten aan slechts vier vrouwkens.
Op den hoek der Wolweverstraat staat de likeurstokerij van de heeren Doijer & Van Deventer, en zóó zien wij ons weer verplaatst tegenover het straks reeds genoemde Binnen Gasthuis.
Het woord "gasthuis" doet ons terstond de bestemming van dit huis beseffen. Oorspronkelijk - en dat reeds in het begin der 14e eeuw - werden in dit huis arme vreemdelingen als "gasten" opgenomen en verzorgd, doch in lateren tijd en nog heden, werd aan ouden van dagen, ook gehuwden, vaste woning in dit huis gegeven, nog veraangenaamd door een kleine maandelijksche toelage. Dat er steeds liefhebbers genoeg zijn, om een door sterfgeval opengekomen plaats in te nemen, zal gewis niemand bevreemden.
Aan het Gasthuisplein grenst de Oude Vischmarkt, aldus geheeten omdat weleer op deze plaats - half plein, half straat - uitsluitend visch mocht worden geveild; thans vindt dit op het Roode Torenplein plaats (zie blz. 43). Na nog even gewezen te hebben op het fraaie gebouw aan uwe linkerhand, de Pius-societeit, dagteekenend van 1887, vervolgen wij onze wandeling, om die, op de Groote Markt aangekomen, een wijle te staken.
Geïllustreerde gids voor Zwolle en Omstreken: Derde wandeling door de stad
Derde wandeling door de stad
Genoegzaam uitgerust, en krachten vergaard hebbende voor eene derde wandeling door de stad, waartoe o.m. ook het café-restaurant, tevens hotel, van den heer Van den Assem, de Zon genaamd, geschikte gelegenheid biedt, gaan we thans, met dit logement aan de linkerhand, het voor ons liggend steegje door en komen alzoo in de Sassenstraat. Het groote, regelmatige gebouw vóór ons is het Stadhuis, welks voorgevel dagteekent van het jaar 1821, doch dat inwendig verscheidene bewijzen van hoogen ouderdom draagt.
Het oorspronkelijk gebouw dagteekent van 1448; in de "trouwzaal" hield vóór het revolutiejaar (1795) de Vroedschap hare zittingen en vergaderden de Ridderschap en Steden van Overijssel, wanneer het de beurt van Zwolle was die binnen hare wallen te ontvangen. Een blik in de zaal, waarin ook de verkiezingen voor stad, provincie en Tweede Kamer worden gehouden, doet u hare oudheid terstond opmerken. Een schilderstuk voor den schoorsteen, met het jaartal 1606, waarvan de maker onbekend is, stelt het "Laatste Oordeel" voor. Zeker voor de heeren rechters (?) zijn op een paneel de woorden te lezen: Audi et alteram partem, d. w. z. "Hoort en wederhoort". Een paar antieke koperen lichtkronen hangen aan den zolder en versieren het vertrek op eigenaardige wijze. In de rondte vindt men de portretten van prins 'Willem I en zijne drie zonen; van Willem II, III en IV met de gemalin der laatste, Anna van Engeland, die na den dood haars gemaals onder den titel van Gouvernante, gedurende de minderjarigheid haars zoons acht jaren aan het hoofd des Bestuurs stond. Op een zwart bord, aan den muur hangende, staat met vergulde letters het gebed geschilderd, dat bij den aanvang der rechtszittingen en raadsvergaderingen gebezigd werd.
De entrée van het gebouw is in den laatsten tijd door het aanbrengen van een binnenportaal zeer verbeterd. Na nog vermeld te hebben dat de raadsvergaderingen thans in een zaal op de tweede verdieping gehouden worden, welke zaal versierd is met het portret van den minister J. R. Thorbecke, en dat boven de trouwzaal het archief der stad wordt bewaard, dat in den laatsten tijd tot zooveel geschrijf en raadpleging aanleiding heeft gegeven, stappen wij van Zwolle's raadhuis af, dat alleszins een bezoek des vreemdelings verdient.
Naast het Stadhuis, aan de zijde van het Groote Kerkplein, bevindt zich de Openbare school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs, die inzonderheid onder haar tegenwoordig hoofd, den heer K. Brouwer, een goeden naam van zich doet uitgaan. Dit gebouw is in 1868 gesticht; in een deel der lokalen wordt de Teekenschool en Burgeravondschool gehouden, met in- en opgang in de achter het Stadhuis liggende Lombardstraat.
Tegenover het Stadhuis staat de woning van den horlogemaker Voetelink, met een onduidelijk wapen in den voorgevel. Duidelijker zijn op twee steenen onder de ramen der eerste étage de vermanende versregels te lezen:
Hy weet niet wat hy verliest,
Die het tidelyck voor het geestelyck kiest;
Als het komt op een schyden,
Soo heeft hy geen van beyden.
Aan het einde van dit gedeelte der Sassenstraat valt ons oog op den witten gevel van een huis, dagteekenend uit de tweede helft der 16de eeuw, waarin eene zaak van dames handwerken wordt gedreven. De beeldtenis van keizer Karel V prijkt bovenaan en de versieringen met leeuwen- en ossenkoppen, dolfijnen, ruitertjes enz., afgewisseld door of omkranst met bloemguirlandes, zijn van dien aard, dat ze de aandacht van den kunstkenner op zich gevestigd houden. (Zie de afbeelding blz. 67).
Dit huis staat naast de Bethlehemsche kerk, een overblijfsel van het vroegere monnikenklooster Bethlem, in 1308 gesticht door Bernhard van Vullenho (Vollenhove).
Gelijk reeds vroeger is verhaald, deelde dit klooster in den grooten brand van 1324, doch werd spoedig en wel grooter herbouwd en door giften van huizen en akkers, enz. verrijkt. De bewoners zagen zich in 1580 verplicht, tengevolge van de veranderde gevoelens op godsdienstig gebied, de wijk te nemen en de kerk kwam in het bezit der Hervormden. Tengevolge een besluit van Burgemeester, Schepenen en Raden van 1683 zijn de zitplaatsen in deze kerk nog tot op heden geheel vrij. Het orgel in deze kerk dagteekent van 1826 en is even als dat in de Broerenkerk, een geschenk van den heer P. Queysen, wiens wapen er op is aangebracht en wiens naam voorkomt in deze dichtregelen, voor het orgel staande:
Looft, Christnen! God met hart en stem,
Die door Zijn Zoon uit Bethlehem,
Ons, zondaars, troost en wil verlichten;
Dit orgel dat ons roert en streelt,
Dat God ter eere wordt bespeeld,
Deed Pieter Queysen daartoe stichten.
De kerk is in het bezit van vier antieke zilveren bekers, met de jaartallen 1583, 1586, 1587 en 1605, die bij de Avondmaalsviering gebruikt worden en voor welke door een kunstkenner eenmaal te vergeefs de beduidende som van twintig duizend gulden is geboden.
Zoo zijn we thans gekomen op het Bethlehems Kerkplein. Voor ons staat een gebouw, prijkende met den wel wat weidschen naam van Museum van natuurlijke historie, land- en volkenkunde.
Het behoorde vroeger tot het Bethlems klooster, waarvan het de eetzaal of "Refectorium" (verbasterd tot Reventer of Reefter) uitmaakte en dient van 1846 af tot zijn tegenwoordig gebruik. Een bezoek er aan is aan te raden; de vrij rijke bibliotheek is dagelijks geopend van 3-4 uur.
Na het Museum bezichtigd te hebben, gaan wij er achter om heen naar de Nieuwe Markt, waar onze aandacht terstond getrokken wordt door de in 1884 gestichte overdekte Botermarkt, die wel aan de stad bij de f 9000 heeft gekost, doch een jaarlijksche besparing van f 750 teweegbrengt, die vóór hare stichting betaald werden voor het wekelijks plaatsen en weer opruimen der overdekte banken in de Voorstraat, die tot hetzelfde doel dienden. Op deze plaats komt de boter in vaatjes ter markt, terwijl de afgewogen stukken des Vrijdags te koop zijn op het Groote Kerkplein, aan de zijde der Luttekestraat.
Langs het aan de stad behoorende gebouw heengaande waarin het Agentschap der Nederlandsche Bank gevestigd is, en zoo doorloopende, komen we aan het huis, genaamd Middelwyk, dat algemeen voor het oudste huis van Zwolle gehouden wordt, daar het, volgens de overlevering, reeds bestond nog vóór Zwolle stadsrechten had bekomen. Het is vermoedelijk gesticht door een lid van het geslacht der Van Ittersums, behoorde aan dit geslacht tot op het midden der vorige eeuw, doch is thans het eigendom van den heer A. F. Vos de Wael. In dit huis werden in vroeger tijden door de overheid de vorstelijke personen gelogeerd, die de stad bezochten, en de bewoner was alsdan verplicht zijn huis voor dien tijd te ontruimen. Dit gebruik schijnt omstreeks het begin der 18e eeuw te zijn geeindigd; op welken grond het steunde, is ons niet bekend.
Rechts omslaande vinden we op den hoek het Gemeentehuis van Zwollerkerspel, en aan het einde van de straat vóór ons de Inrichting voor geneeskundige gymnastiek, die hier in 1893 door Mej. Milatz uit Kampen geopend is in een ledigstaand perceel. Weer rechtsomslaande, bevinden we ons in de Schoutensteeg, waarin, ongeveer in het midden, de Waalsche kerk is gelegen.
Dit oud uitziende gebouw is het overblijfsel van een nonnenklooster, in 1440 gesticht. De overige gedeelten van het klooster zijn thans woonhuizen. De kerk is in 1810 in het bezit der Waalsch-Hervormden gekomen; een kijkje er in verdient ze wel, daar 't er van binnen zeer net uitziet.
De Schoutensteeg uitkomende, zijn we in het tweede gedeelte der Sassenstraat. Het eerst wordt onze aandacht getrokken door de poort aan het einde der straat, die de sporen harer jongste restauratie nog te zien geeft. We komen er straks nader op terug. Vóór de poort staande, hebben we aan onze linkerhand de Walstraat. De huizen aan den walkant hebben bijna allen lief gelegen tuintjes achter zich, en zijn daarom zeer gezocht. We slaan aan onze rechterhand de Koestraat in; ook in deze straat hebben de huizen aan de walzijde tuinen achter zich, op den Potgietersingel uitkomende.
We loopen de straat door tot we aan de Bloemdalstraat komen, die wij even ingaan om de Vilsterenshuizen te bezichtigen, door het echtpaar Herman van Vilsteren en Wendelmoet van Haerst, wier woonhuis het oorspronkelijk uitmaakte; in 1468 overleden, bestemd om tot woning te dienen aan zes vrouwen en vier mannen, en uit hunne daartoe mede bestemde middelen deze te onderhouden. In de 18° eeuw veroorloofden de middelen zelfs twaalf vrouwen te onderhouden, en in 1852 werd de stichting vergroot door aankoop van een concertzaal en het geheel in den toestand gebracht, waarin het nog heden verkeert. Het getal verpleegden is sinds nog toegenomen en bedraagt thans negen en twintig.
Naast de Vilsterenshuizen staat de loge der Vrijmetselaars, in Juni 1870 plechtig ingewijd, en twee huizen verder de Openbare meisjesschool voor uitgebr. lager onderwijs, onder directie van Mej. J. C. Langerveldt.
Aan de overzijde der straat, dicht bij het Bethlehems Kerkplein, vindt men de Christelijke bewaar- en naaischool in een perceel dat tevens dient tot vergaderlokaal voor de Gereformeerde jongelingsvereeniging. Langs die zijde de straat weer verlatende, komen we ook nog de stedelijke Muziekschool voorbij (H 61), benevens het huis waarin de dichter Rhijnvis Feith - over wien later meer - des winters verblijf hield (H 62), en in de Koestraat teruggekomen, loopen we verder tot aan de Goudsteeg, die we ook even willen ingaan, om het Gymnasium te bezien, dat in September 1880 dáár is gesticht, zeer net er uitziet en van binnen doelmatig is ingericht. Wat verderop, doch aan de andere zijde der steeg, is de school voor lager en m.u.1. onderwijs, uitgaande van de in 1894 opgerichte Vereeniging voor Gereformeerd schoolonderwijs. Vóór het bestaan dezer vereeniging behoorde de school aan de Christelijk Gereformeerde kerk, doch wegens geringe moeilijkheden met het bekomen der bij de wet van 1889 toegestane subsidie, achtte men het beter de school voortaan te stellen onder het beheer eener vereeniging. De school is in 1851 geopend; het gebouw waarin zij thans is gevestigd, behoorde oorspronkelijk tot het armen-Fraterhuis, dat in 1809 op last des Konings aan de Katholieken werd afgestaan, die er een weeshuis van maakten, doch na dit naar de Roggenstraat te hebben overgebracht, het gebouw verkochten aan de Geref. gemeente onder 't Kruis, die het voor kerkgebouw inrichtte. Na de vereeniging der Gereformeerden in 1869 kwam het kerkgebouw vrij en bracht men er de Christelijke school in over. Onder de voortreffelijke leiding van den heer D. Wijnbeek, die sinds 1867 aan haar hoofd staat, neemt de school steeds in bloei toe.
Nogmaals in de Koestraat terugkeerend, gaan we op nieuw een eind verder een dwarsstraat in, de Praubstraat geheeten, waar we even een kijkje willen nemen in de Emmanuelshuizen, in 1636 gesticht door Mej. Anna van Haerst, weduwe van Emmanuel van Twenhuizen, die dit huis bij testament bestemde tot woonstede voor 12 vrouwen van den R.K. godsdienst. Door aankoop van een belendend huis is de stichting zoodanig vergroot, dat er thans 21 vrouwen in wonen, die, benevens eene kleine geldelijke uitkeering, nog bovendien brandstof en vleesch ontvangen. Aan de overzijde der straat, meer naar het Groote Kerkplein toe, vindt men de Rijschool of Manége, die, vroeger uitgaande van eene vereeniging, die er f 150 huur per jaar voor betaalde, thans gehouden wordt door den pikeur Van Riesen, die er maar de helft voor betaalt. Op vooruitgang wijst dit zeker niet.
Op den hoek der Praubstraat en Koestraat is in een goed uitziend gebouw de R K. Fraterschool voor lager en m.u.l. onderwijs gevestigd. Dit gebouw was oorspronkelijk een R.K. kerk met pastorie, omstreeks 1650 gesticht en sinds 1811 niet meer gebruikt. Het gebouw werd verhuurd, tot er in 1853 een jongensschool in werd gevestigd; in 1878 werd het verbouwd en in 1887 vergroot, zoodat het thans aan alle eischen der wet voldoet. Eerst sinds een tweetal jaren staat de school onder leiding der Fraters.
Tegenover de Praubstraat is in de Koestraat de Groote Societeit te vinden in een ouderwetsch doch goed onderhouden gebouw, dat, vroeger een heerenhuis, thans, met het oog op naam en gebruik, wel eens een verbouwing naar de eischen des tijds mocht ondergaan. Sinds 1805 behoort het aan genoemde Societeit. Aan de achterzijde heeft het een stuk terrein aan den vroegeren stadswal, thans Potgietersingel , waar gelegenheid is voor de leden zich bij warm weder voor de al te koesterende stralen der dagvorstin te beschutten onder koelte-aanbrengend geboomte, met een fraai uitzicht en gemakkelijke zittings.
Naast de Groote Societeit staat de pastorie, en naast deze het kerkgebouw der Luthersche gemeente, sinds 1649 bij haar in gebruik en sinds 1799 van twee beteekenisvolle windvanen op het dak voorzien, n.l. een lam en een zwaan, beide een geschenk van een ouderling der gemeente. In de jaren 1850 en 1889 onderging de kerk belangrijke verbeteringen en ziet er thans zoowel van buiten als van binnen uiterst net en doelmatig ingericht uit.
En zóó zijn we op de Blijmarkt aangeland, waar zoowel aan de linker- als rechterzijde nog 't een en ander op te merken valt. Aan de rechterhand vestigen we het oog op het Schouwburggebouw, genaamd Odeon, dat in 1839 gebouwd is voor de belangrijke som van f 65,000, en den 2en Januari 1840 ingewijd werd door een destijds zeer gezocht Fransch gezelschap. In 1868 is de schouwburgzaal verbouwd, waartoe een som van tienduizend gulden door de vrienden werd bijeengebracht. Behalve deze zaal heeft het gebouw nog een concertzaal en ruime koffiekamer, waarin wekelijks de veilingen van te koop geboden perceelen plaats vindt.
Aan den anderen kant van den tuin van het Odeon zien we een nog nieuw gebouw, dat is opgericht door de Spaarbank tot Nut van 't Algemeen. De spaarbank en de Volksbibliotheek van het "Nut" zijn daarin sinds October 1889 gevestigd, en ook hebben daarin de gewone vergaderingen van het Departement Zwolle der Maatschappij plaats.
Het aan de tegenoverliggende zijde der straat staande deftige gebouw is het Gerechtshof, ook wel Paleis van Justitie geheeten, doch dit bespreken we thans niet; op onze wandeling om de stad vinden we het terug. We gaan thans eerst naar ons punt van uitgang terug door de Papenstraat, tegenover het bierlokaal "Cambrinus ", waar we de Stoom Boek- en Steendrukkerij passeeren der firma La Rivière & Voorhoeve, opgericht in 1888. In dit voor het tegenwoordig doel verbouwde en in 1894 vergroote perceel, werd voorheen de Departementschool van het "Nut" gehouden, die thans haar zetel heeft in de Bitterstraat.
Nog willen we even wijzen op een oud perceeltje aan de andere zijde der straat: een open plaats met blauwververij en een drietal kleine woningen, die het eigendom zijn van de Ned. Herv. kerk, die daarin gratis woning verschaft aan drie vrouwen. Boven den ingang staat het jaartal 1623, en terzijde daarvan is in den muur een vierkante opening, aan de buitenzijde met een antiek gesmeed ijzeren traliewerk afgesloten. Wat hiervan de bedoeling is geweest, is niet met zekerheid bekend. Het wijst misschien op een tijd, dat de bewoners van dit perceel slechts in beperkte mate met de buitenwereld gemeenschap mochten hebben.
De Papenstraat brengt ons op het Groote Kerkplein, weleer en tot 1827 toe als begraafplaats gebruikt en toen Kerkhof geheeten. Thans dient het des Vrijdags tot marktlein; allerlei waren, oud en nieuw, zijn daar dan tentoongesteld en talrijk zijn de bezoekers, waaronder de om den marktdag van buiten gekomen boeren en boerinnen een groote plaats bekleeden. Van het Groote Kerkplein kunnen we langs twee zijden om de kerk heen de Groote Markt weer bereiken, waarmede we onze derde en laatste wandeling door de stad hebben volbracht.
Genoegzaam uitgerust, en krachten vergaard hebbende voor eene derde wandeling door de stad, waartoe o.m. ook het café-restaurant, tevens hotel, van den heer Van den Assem, de Zon genaamd, geschikte gelegenheid biedt, gaan we thans, met dit logement aan de linkerhand, het voor ons liggend steegje door en komen alzoo in de Sassenstraat. Het groote, regelmatige gebouw vóór ons is het Stadhuis, welks voorgevel dagteekent van het jaar 1821, doch dat inwendig verscheidene bewijzen van hoogen ouderdom draagt.
Het oorspronkelijk gebouw dagteekent van 1448; in de "trouwzaal" hield vóór het revolutiejaar (1795) de Vroedschap hare zittingen en vergaderden de Ridderschap en Steden van Overijssel, wanneer het de beurt van Zwolle was die binnen hare wallen te ontvangen. Een blik in de zaal, waarin ook de verkiezingen voor stad, provincie en Tweede Kamer worden gehouden, doet u hare oudheid terstond opmerken. Een schilderstuk voor den schoorsteen, met het jaartal 1606, waarvan de maker onbekend is, stelt het "Laatste Oordeel" voor. Zeker voor de heeren rechters (?) zijn op een paneel de woorden te lezen: Audi et alteram partem, d. w. z. "Hoort en wederhoort". Een paar antieke koperen lichtkronen hangen aan den zolder en versieren het vertrek op eigenaardige wijze. In de rondte vindt men de portretten van prins 'Willem I en zijne drie zonen; van Willem II, III en IV met de gemalin der laatste, Anna van Engeland, die na den dood haars gemaals onder den titel van Gouvernante, gedurende de minderjarigheid haars zoons acht jaren aan het hoofd des Bestuurs stond. Op een zwart bord, aan den muur hangende, staat met vergulde letters het gebed geschilderd, dat bij den aanvang der rechtszittingen en raadsvergaderingen gebezigd werd.
De entrée van het gebouw is in den laatsten tijd door het aanbrengen van een binnenportaal zeer verbeterd. Na nog vermeld te hebben dat de raadsvergaderingen thans in een zaal op de tweede verdieping gehouden worden, welke zaal versierd is met het portret van den minister J. R. Thorbecke, en dat boven de trouwzaal het archief der stad wordt bewaard, dat in den laatsten tijd tot zooveel geschrijf en raadpleging aanleiding heeft gegeven, stappen wij van Zwolle's raadhuis af, dat alleszins een bezoek des vreemdelings verdient.
Naast het Stadhuis, aan de zijde van het Groote Kerkplein, bevindt zich de Openbare school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs, die inzonderheid onder haar tegenwoordig hoofd, den heer K. Brouwer, een goeden naam van zich doet uitgaan. Dit gebouw is in 1868 gesticht; in een deel der lokalen wordt de Teekenschool en Burgeravondschool gehouden, met in- en opgang in de achter het Stadhuis liggende Lombardstraat.
Tegenover het Stadhuis staat de woning van den horlogemaker Voetelink, met een onduidelijk wapen in den voorgevel. Duidelijker zijn op twee steenen onder de ramen der eerste étage de vermanende versregels te lezen:
Hy weet niet wat hy verliest,
Die het tidelyck voor het geestelyck kiest;
Als het komt op een schyden,
Soo heeft hy geen van beyden.
Aan het einde van dit gedeelte der Sassenstraat valt ons oog op den witten gevel van een huis, dagteekenend uit de tweede helft der 16de eeuw, waarin eene zaak van dames handwerken wordt gedreven. De beeldtenis van keizer Karel V prijkt bovenaan en de versieringen met leeuwen- en ossenkoppen, dolfijnen, ruitertjes enz., afgewisseld door of omkranst met bloemguirlandes, zijn van dien aard, dat ze de aandacht van den kunstkenner op zich gevestigd houden. (Zie de afbeelding blz. 67).
Dit huis staat naast de Bethlehemsche kerk, een overblijfsel van het vroegere monnikenklooster Bethlem, in 1308 gesticht door Bernhard van Vullenho (Vollenhove).
Gelijk reeds vroeger is verhaald, deelde dit klooster in den grooten brand van 1324, doch werd spoedig en wel grooter herbouwd en door giften van huizen en akkers, enz. verrijkt. De bewoners zagen zich in 1580 verplicht, tengevolge van de veranderde gevoelens op godsdienstig gebied, de wijk te nemen en de kerk kwam in het bezit der Hervormden. Tengevolge een besluit van Burgemeester, Schepenen en Raden van 1683 zijn de zitplaatsen in deze kerk nog tot op heden geheel vrij. Het orgel in deze kerk dagteekent van 1826 en is even als dat in de Broerenkerk, een geschenk van den heer P. Queysen, wiens wapen er op is aangebracht en wiens naam voorkomt in deze dichtregelen, voor het orgel staande:
Looft, Christnen! God met hart en stem,
Die door Zijn Zoon uit Bethlehem,
Ons, zondaars, troost en wil verlichten;
Dit orgel dat ons roert en streelt,
Dat God ter eere wordt bespeeld,
Deed Pieter Queysen daartoe stichten.
De kerk is in het bezit van vier antieke zilveren bekers, met de jaartallen 1583, 1586, 1587 en 1605, die bij de Avondmaalsviering gebruikt worden en voor welke door een kunstkenner eenmaal te vergeefs de beduidende som van twintig duizend gulden is geboden.
Zoo zijn we thans gekomen op het Bethlehems Kerkplein. Voor ons staat een gebouw, prijkende met den wel wat weidschen naam van Museum van natuurlijke historie, land- en volkenkunde.
Het behoorde vroeger tot het Bethlems klooster, waarvan het de eetzaal of "Refectorium" (verbasterd tot Reventer of Reefter) uitmaakte en dient van 1846 af tot zijn tegenwoordig gebruik. Een bezoek er aan is aan te raden; de vrij rijke bibliotheek is dagelijks geopend van 3-4 uur.
Na het Museum bezichtigd te hebben, gaan wij er achter om heen naar de Nieuwe Markt, waar onze aandacht terstond getrokken wordt door de in 1884 gestichte overdekte Botermarkt, die wel aan de stad bij de f 9000 heeft gekost, doch een jaarlijksche besparing van f 750 teweegbrengt, die vóór hare stichting betaald werden voor het wekelijks plaatsen en weer opruimen der overdekte banken in de Voorstraat, die tot hetzelfde doel dienden. Op deze plaats komt de boter in vaatjes ter markt, terwijl de afgewogen stukken des Vrijdags te koop zijn op het Groote Kerkplein, aan de zijde der Luttekestraat.
Langs het aan de stad behoorende gebouw heengaande waarin het Agentschap der Nederlandsche Bank gevestigd is, en zoo doorloopende, komen we aan het huis, genaamd Middelwyk, dat algemeen voor het oudste huis van Zwolle gehouden wordt, daar het, volgens de overlevering, reeds bestond nog vóór Zwolle stadsrechten had bekomen. Het is vermoedelijk gesticht door een lid van het geslacht der Van Ittersums, behoorde aan dit geslacht tot op het midden der vorige eeuw, doch is thans het eigendom van den heer A. F. Vos de Wael. In dit huis werden in vroeger tijden door de overheid de vorstelijke personen gelogeerd, die de stad bezochten, en de bewoner was alsdan verplicht zijn huis voor dien tijd te ontruimen. Dit gebruik schijnt omstreeks het begin der 18e eeuw te zijn geeindigd; op welken grond het steunde, is ons niet bekend.
Rechts omslaande vinden we op den hoek het Gemeentehuis van Zwollerkerspel, en aan het einde van de straat vóór ons de Inrichting voor geneeskundige gymnastiek, die hier in 1893 door Mej. Milatz uit Kampen geopend is in een ledigstaand perceel. Weer rechtsomslaande, bevinden we ons in de Schoutensteeg, waarin, ongeveer in het midden, de Waalsche kerk is gelegen.
Dit oud uitziende gebouw is het overblijfsel van een nonnenklooster, in 1440 gesticht. De overige gedeelten van het klooster zijn thans woonhuizen. De kerk is in 1810 in het bezit der Waalsch-Hervormden gekomen; een kijkje er in verdient ze wel, daar 't er van binnen zeer net uitziet.
De Schoutensteeg uitkomende, zijn we in het tweede gedeelte der Sassenstraat. Het eerst wordt onze aandacht getrokken door de poort aan het einde der straat, die de sporen harer jongste restauratie nog te zien geeft. We komen er straks nader op terug. Vóór de poort staande, hebben we aan onze linkerhand de Walstraat. De huizen aan den walkant hebben bijna allen lief gelegen tuintjes achter zich, en zijn daarom zeer gezocht. We slaan aan onze rechterhand de Koestraat in; ook in deze straat hebben de huizen aan de walzijde tuinen achter zich, op den Potgietersingel uitkomende.
We loopen de straat door tot we aan de Bloemdalstraat komen, die wij even ingaan om de Vilsterenshuizen te bezichtigen, door het echtpaar Herman van Vilsteren en Wendelmoet van Haerst, wier woonhuis het oorspronkelijk uitmaakte; in 1468 overleden, bestemd om tot woning te dienen aan zes vrouwen en vier mannen, en uit hunne daartoe mede bestemde middelen deze te onderhouden. In de 18° eeuw veroorloofden de middelen zelfs twaalf vrouwen te onderhouden, en in 1852 werd de stichting vergroot door aankoop van een concertzaal en het geheel in den toestand gebracht, waarin het nog heden verkeert. Het getal verpleegden is sinds nog toegenomen en bedraagt thans negen en twintig.
Naast de Vilsterenshuizen staat de loge der Vrijmetselaars, in Juni 1870 plechtig ingewijd, en twee huizen verder de Openbare meisjesschool voor uitgebr. lager onderwijs, onder directie van Mej. J. C. Langerveldt.
Aan de overzijde der straat, dicht bij het Bethlehems Kerkplein, vindt men de Christelijke bewaar- en naaischool in een perceel dat tevens dient tot vergaderlokaal voor de Gereformeerde jongelingsvereeniging. Langs die zijde de straat weer verlatende, komen we ook nog de stedelijke Muziekschool voorbij (H 61), benevens het huis waarin de dichter Rhijnvis Feith - over wien later meer - des winters verblijf hield (H 62), en in de Koestraat teruggekomen, loopen we verder tot aan de Goudsteeg, die we ook even willen ingaan, om het Gymnasium te bezien, dat in September 1880 dáár is gesticht, zeer net er uitziet en van binnen doelmatig is ingericht. Wat verderop, doch aan de andere zijde der steeg, is de school voor lager en m.u.1. onderwijs, uitgaande van de in 1894 opgerichte Vereeniging voor Gereformeerd schoolonderwijs. Vóór het bestaan dezer vereeniging behoorde de school aan de Christelijk Gereformeerde kerk, doch wegens geringe moeilijkheden met het bekomen der bij de wet van 1889 toegestane subsidie, achtte men het beter de school voortaan te stellen onder het beheer eener vereeniging. De school is in 1851 geopend; het gebouw waarin zij thans is gevestigd, behoorde oorspronkelijk tot het armen-Fraterhuis, dat in 1809 op last des Konings aan de Katholieken werd afgestaan, die er een weeshuis van maakten, doch na dit naar de Roggenstraat te hebben overgebracht, het gebouw verkochten aan de Geref. gemeente onder 't Kruis, die het voor kerkgebouw inrichtte. Na de vereeniging der Gereformeerden in 1869 kwam het kerkgebouw vrij en bracht men er de Christelijke school in over. Onder de voortreffelijke leiding van den heer D. Wijnbeek, die sinds 1867 aan haar hoofd staat, neemt de school steeds in bloei toe.
Nogmaals in de Koestraat terugkeerend, gaan we op nieuw een eind verder een dwarsstraat in, de Praubstraat geheeten, waar we even een kijkje willen nemen in de Emmanuelshuizen, in 1636 gesticht door Mej. Anna van Haerst, weduwe van Emmanuel van Twenhuizen, die dit huis bij testament bestemde tot woonstede voor 12 vrouwen van den R.K. godsdienst. Door aankoop van een belendend huis is de stichting zoodanig vergroot, dat er thans 21 vrouwen in wonen, die, benevens eene kleine geldelijke uitkeering, nog bovendien brandstof en vleesch ontvangen. Aan de overzijde der straat, meer naar het Groote Kerkplein toe, vindt men de Rijschool of Manége, die, vroeger uitgaande van eene vereeniging, die er f 150 huur per jaar voor betaalde, thans gehouden wordt door den pikeur Van Riesen, die er maar de helft voor betaalt. Op vooruitgang wijst dit zeker niet.
Op den hoek der Praubstraat en Koestraat is in een goed uitziend gebouw de R K. Fraterschool voor lager en m.u.l. onderwijs gevestigd. Dit gebouw was oorspronkelijk een R.K. kerk met pastorie, omstreeks 1650 gesticht en sinds 1811 niet meer gebruikt. Het gebouw werd verhuurd, tot er in 1853 een jongensschool in werd gevestigd; in 1878 werd het verbouwd en in 1887 vergroot, zoodat het thans aan alle eischen der wet voldoet. Eerst sinds een tweetal jaren staat de school onder leiding der Fraters.
Tegenover de Praubstraat is in de Koestraat de Groote Societeit te vinden in een ouderwetsch doch goed onderhouden gebouw, dat, vroeger een heerenhuis, thans, met het oog op naam en gebruik, wel eens een verbouwing naar de eischen des tijds mocht ondergaan. Sinds 1805 behoort het aan genoemde Societeit. Aan de achterzijde heeft het een stuk terrein aan den vroegeren stadswal, thans Potgietersingel , waar gelegenheid is voor de leden zich bij warm weder voor de al te koesterende stralen der dagvorstin te beschutten onder koelte-aanbrengend geboomte, met een fraai uitzicht en gemakkelijke zittings.
Naast de Groote Societeit staat de pastorie, en naast deze het kerkgebouw der Luthersche gemeente, sinds 1649 bij haar in gebruik en sinds 1799 van twee beteekenisvolle windvanen op het dak voorzien, n.l. een lam en een zwaan, beide een geschenk van een ouderling der gemeente. In de jaren 1850 en 1889 onderging de kerk belangrijke verbeteringen en ziet er thans zoowel van buiten als van binnen uiterst net en doelmatig ingericht uit.
En zóó zijn we op de Blijmarkt aangeland, waar zoowel aan de linker- als rechterzijde nog 't een en ander op te merken valt. Aan de rechterhand vestigen we het oog op het Schouwburggebouw, genaamd Odeon, dat in 1839 gebouwd is voor de belangrijke som van f 65,000, en den 2en Januari 1840 ingewijd werd door een destijds zeer gezocht Fransch gezelschap. In 1868 is de schouwburgzaal verbouwd, waartoe een som van tienduizend gulden door de vrienden werd bijeengebracht. Behalve deze zaal heeft het gebouw nog een concertzaal en ruime koffiekamer, waarin wekelijks de veilingen van te koop geboden perceelen plaats vindt.
Aan den anderen kant van den tuin van het Odeon zien we een nog nieuw gebouw, dat is opgericht door de Spaarbank tot Nut van 't Algemeen. De spaarbank en de Volksbibliotheek van het "Nut" zijn daarin sinds October 1889 gevestigd, en ook hebben daarin de gewone vergaderingen van het Departement Zwolle der Maatschappij plaats.
Het aan de tegenoverliggende zijde der straat staande deftige gebouw is het Gerechtshof, ook wel Paleis van Justitie geheeten, doch dit bespreken we thans niet; op onze wandeling om de stad vinden we het terug. We gaan thans eerst naar ons punt van uitgang terug door de Papenstraat, tegenover het bierlokaal "Cambrinus ", waar we de Stoom Boek- en Steendrukkerij passeeren der firma La Rivière & Voorhoeve, opgericht in 1888. In dit voor het tegenwoordig doel verbouwde en in 1894 vergroote perceel, werd voorheen de Departementschool van het "Nut" gehouden, die thans haar zetel heeft in de Bitterstraat.
Nog willen we even wijzen op een oud perceeltje aan de andere zijde der straat: een open plaats met blauwververij en een drietal kleine woningen, die het eigendom zijn van de Ned. Herv. kerk, die daarin gratis woning verschaft aan drie vrouwen. Boven den ingang staat het jaartal 1623, en terzijde daarvan is in den muur een vierkante opening, aan de buitenzijde met een antiek gesmeed ijzeren traliewerk afgesloten. Wat hiervan de bedoeling is geweest, is niet met zekerheid bekend. Het wijst misschien op een tijd, dat de bewoners van dit perceel slechts in beperkte mate met de buitenwereld gemeenschap mochten hebben.
De Papenstraat brengt ons op het Groote Kerkplein, weleer en tot 1827 toe als begraafplaats gebruikt en toen Kerkhof geheeten. Thans dient het des Vrijdags tot marktlein; allerlei waren, oud en nieuw, zijn daar dan tentoongesteld en talrijk zijn de bezoekers, waaronder de om den marktdag van buiten gekomen boeren en boerinnen een groote plaats bekleeden. Van het Groote Kerkplein kunnen we langs twee zijden om de kerk heen de Groote Markt weer bereiken, waarmede we onze derde en laatste wandeling door de stad hebben volbracht.
Geïllustreerde gids voor Zwolle en Omstreken: De Stadsgrachten en het Zwartewater
De Stadsgrachten en het Zwartewater
Wij hebben Zwolle van binnen bekeken, thans willen we dit ook aan de buitenzijde doen en de wallen eens rondwandelen. We komen dan vanzelf langs de gracht, die de stad geheel insluit, en daar die, met de waters waarmede zij in verband staat, niet van belang is ontbloot, wenschen we eerst eenige mededeelingen te doen voorafgaan over de stadsgrachten en het Zwartewater.
Als oude vesting is Zwolle geheel door eene breede en vrij diepe gracht omgeven, die op vier plaatsen verbinding heeft met naar buiten voerende waters, n.l. rechtstreeks met het Zwartewater aan het Roodetorenplein; door de Willemsvaart met den IJssel en vervolgens door het Keteldiep met de Zuiderzee; door de Wetering en verder het Almeloosche kanaal met Almelo, en door de Nieuwe Vecht en het Lichtmiskanaal met de Dedemsvaart.
Een en, ander pleit voor de gunstige ligging van Zwolle als handelsstad.
1. Het Zwartewater loopt van Zwolle langs Hasselt en Zwartsluis door het Zwolsche Diep in de Zuiderzee. Tusschen Zwolle en Hasselt neemt het de Overijsselsche Vecht in zich op. Was het Zwartewater voor de stad langen tijd de groote weg naar zee, en als zoodanig heilzaam; wanneer de wind uit den Noordwesten hoek blaast, wordt ditzelfde water den Zwollenaars gram, stijgt binnen enkele uren soms onrustbarend hoog, zet de wallen gedeeltelijk onder water en overstroomt de laagst gelegen straten. In den winter van 1883 inzonderheid bereikte het eene sinds lang niet geziene hoogte en verplichtte de bewoners van sommige straten hun meubels enz. naar boven te brengen, terwijl vele kelders geheel vol liepen, en in den dijk om de Diezerpolder eene doorbraak ontstond. Zwolle watervrij te maken, is een van die lastige kwestiën, die nog immer op eene goede oplossing wachten.
's Winters bij goede vorst is 't zelfde Zwartewater echter een van de hoofdbanen waarop zich jeugd en ouderdom op de schaatsen bewegen en hun tochtjes uitstrekken tot Hasselt, Zwartsluis, Genemuiden enz. De oevers zijn over ‘t algemeen niet schoon te noemen, de nijverheid is aan haar boorden evenwel goed vertegenwoordigd.
Aan den rechter-oever vindt men in de onmiddellijke nabijheid van Zwolle de ijzergieterij "Sallandia" van de firma Schaepman &: Helmich en iets verder de kuntmest¬stoffenfabriek der firma G. J. Krol &: Co.
Aan den linker-oever ligt de Katwolder of Katerdijk. Aan dien kant bestaat sinds eenige jaren eene zweminrichting, die thans van stadswege vergroot en doelmatig is ingericht. Wat verder is men bezig een stoomgemaal op te richten voor den waterafvoer buiten de Kamperpoorten-voorstad. Een houtzaagmolen en daarna een stoom-wasch- en strijkinrichting; de stoomhoutzaagmolens der firma Eindhoven & Zonen, en eene eerst onlangs opgerichte zuivelfabriek "Mastenbroek" toonen overtuigend aan dat de geschikte gelegenheid voor al deze zaken niet ongebruikt is gelaten. Het uitzicht op dezen dijk is aan weerszijden en op de stad niet onaardig, zooals de afbeelding toont.
2. Wenden we ons thans naar de Willemsvaart. Dit voor de gemakkelijke verbinding met den IJssel zoo belangrijke kanaal werd in 1819 voltooid, nadat men reeds in 1809, na de door koning Lodewijk Napoleon verleende concessie, begonnen was met graven, doch onder de Fransche heerschappij het werk weder had moeten staken, aangezien keizer Napoleon de rijksondersteuning introk. Op 's konings verjaardag, 24 Augustus 1819, vond de plechtige opening plaats. Door latere verlegging, verbreeding en verdieping kreeg men de thans bestaande alleszins gunstige gemeenschap met den IJssel, en langs Kampen door de Ketel met de Zuiderzee. De dagelijksche dag- en nachtdienst der op Amsterdam varende geriefelijke booten der Zwolsche Nachtstoombootonderneming vindt langs dezen waterweg plaats.
3. Het graven van het Almeloosche kanaal werd aangevangen in 1851 en voltooid in 1860; het wordt door eene drukke scheepvaart verlevendigd, inzonderheid op marktdagen.
Een goede bad- en zweminrichting vindt men er in de onmiddellijke nabijheid van de stad, en op eenigen afstand ligt de olieslagerij van den heer J. van Assen.
4. De Nieuwe Vecht verbindt Zwolle met de Vecht en vervolgens door het Lichtmiskanaal, omstreeks 1850 voltooid, met de Dedemsvaart. Ook deze waterweg brengt veel levendigheid en vertier aan.
Wij hebben Zwolle van binnen bekeken, thans willen we dit ook aan de buitenzijde doen en de wallen eens rondwandelen. We komen dan vanzelf langs de gracht, die de stad geheel insluit, en daar die, met de waters waarmede zij in verband staat, niet van belang is ontbloot, wenschen we eerst eenige mededeelingen te doen voorafgaan over de stadsgrachten en het Zwartewater.
Als oude vesting is Zwolle geheel door eene breede en vrij diepe gracht omgeven, die op vier plaatsen verbinding heeft met naar buiten voerende waters, n.l. rechtstreeks met het Zwartewater aan het Roodetorenplein; door de Willemsvaart met den IJssel en vervolgens door het Keteldiep met de Zuiderzee; door de Wetering en verder het Almeloosche kanaal met Almelo, en door de Nieuwe Vecht en het Lichtmiskanaal met de Dedemsvaart.
Een en, ander pleit voor de gunstige ligging van Zwolle als handelsstad.
1. Het Zwartewater loopt van Zwolle langs Hasselt en Zwartsluis door het Zwolsche Diep in de Zuiderzee. Tusschen Zwolle en Hasselt neemt het de Overijsselsche Vecht in zich op. Was het Zwartewater voor de stad langen tijd de groote weg naar zee, en als zoodanig heilzaam; wanneer de wind uit den Noordwesten hoek blaast, wordt ditzelfde water den Zwollenaars gram, stijgt binnen enkele uren soms onrustbarend hoog, zet de wallen gedeeltelijk onder water en overstroomt de laagst gelegen straten. In den winter van 1883 inzonderheid bereikte het eene sinds lang niet geziene hoogte en verplichtte de bewoners van sommige straten hun meubels enz. naar boven te brengen, terwijl vele kelders geheel vol liepen, en in den dijk om de Diezerpolder eene doorbraak ontstond. Zwolle watervrij te maken, is een van die lastige kwestiën, die nog immer op eene goede oplossing wachten.
's Winters bij goede vorst is 't zelfde Zwartewater echter een van de hoofdbanen waarop zich jeugd en ouderdom op de schaatsen bewegen en hun tochtjes uitstrekken tot Hasselt, Zwartsluis, Genemuiden enz. De oevers zijn over ‘t algemeen niet schoon te noemen, de nijverheid is aan haar boorden evenwel goed vertegenwoordigd.
Aan den rechter-oever vindt men in de onmiddellijke nabijheid van Zwolle de ijzergieterij "Sallandia" van de firma Schaepman &: Helmich en iets verder de kuntmest¬stoffenfabriek der firma G. J. Krol &: Co.
Aan den linker-oever ligt de Katwolder of Katerdijk. Aan dien kant bestaat sinds eenige jaren eene zweminrichting, die thans van stadswege vergroot en doelmatig is ingericht. Wat verder is men bezig een stoomgemaal op te richten voor den waterafvoer buiten de Kamperpoorten-voorstad. Een houtzaagmolen en daarna een stoom-wasch- en strijkinrichting; de stoomhoutzaagmolens der firma Eindhoven & Zonen, en eene eerst onlangs opgerichte zuivelfabriek "Mastenbroek" toonen overtuigend aan dat de geschikte gelegenheid voor al deze zaken niet ongebruikt is gelaten. Het uitzicht op dezen dijk is aan weerszijden en op de stad niet onaardig, zooals de afbeelding toont.
2. Wenden we ons thans naar de Willemsvaart. Dit voor de gemakkelijke verbinding met den IJssel zoo belangrijke kanaal werd in 1819 voltooid, nadat men reeds in 1809, na de door koning Lodewijk Napoleon verleende concessie, begonnen was met graven, doch onder de Fransche heerschappij het werk weder had moeten staken, aangezien keizer Napoleon de rijksondersteuning introk. Op 's konings verjaardag, 24 Augustus 1819, vond de plechtige opening plaats. Door latere verlegging, verbreeding en verdieping kreeg men de thans bestaande alleszins gunstige gemeenschap met den IJssel, en langs Kampen door de Ketel met de Zuiderzee. De dagelijksche dag- en nachtdienst der op Amsterdam varende geriefelijke booten der Zwolsche Nachtstoombootonderneming vindt langs dezen waterweg plaats.
3. Het graven van het Almeloosche kanaal werd aangevangen in 1851 en voltooid in 1860; het wordt door eene drukke scheepvaart verlevendigd, inzonderheid op marktdagen.
Een goede bad- en zweminrichting vindt men er in de onmiddellijke nabijheid van de stad, en op eenigen afstand ligt de olieslagerij van den heer J. van Assen.
4. De Nieuwe Vecht verbindt Zwolle met de Vecht en vervolgens door het Lichtmiskanaal, omstreeks 1850 voltooid, met de Dedemsvaart. Ook deze waterweg brengt veel levendigheid en vertier aan.
Geïllustreerde gids voor Zwolle en Omstreken: Eerste wandeling langs de buitenzijden der stad
Eerste wandeling langs de buitenzijden der stad
Deze vangen we aan bij de Nieuwe Havenbrug en gaan daar den Eekwal op. De bijgevoegde afbeelding, bij winterdag genomen, doet ons zien welke nette heerenhuizen op dezen wal zijn gebouwd, nadat hij gedeeltelijk is afgegraven.
Omwandelend bij den korenmolen van Hooglugt, komen we weer op de Nieuwe Haven terug en gaan den anderen wal op, thans Potgietersingel geheeten. Hier zien we spoedig het reeds genoemde Gerechtsgebouw aan onze linkerhand, waarover we thans een en ander willen mededeelen.
Het Gerechtshof of Paleis van Justitie is in 1840-41 gebouwd op de plaats waar vroeger eene oude kazerne stond “Renovatum" geheeten, waarin o. a. in 1813 de Fransche gendarmes gehuisd hebben. Volgens de mededeeling bij het Stadhuis gedaan, geschiedde de rechtspraak vroeger in dat gebouw. Onder de regeering van keizer Napoleon die de Fransche wetten invoerde, werd reeds aan de stichting van een afzonderlijk gerechtsgebouw gedacht, doch men kwam wegens geldgebrek niet tot uitvoering van het plan. Toen later koning Willem I de provinciale gerechtshoven instelde, bood de stad daartoe eenige gebouwen aan, doch deze werden niet geaccepteerd en eerst in 1838 werd de tegenwoordige plaats goedgekeurd. De stad schonk het terrein en eene bijdrage van dertigduizend gulden - de geheele bouw kostte 75 mille - en den 9en December 1841, werd het nieuwe gebouw in gebruik genomen.
Het is in den Korinthischen stijl gebouwd en heeft bij eene lengte van 38, en eene breedte van 24, eene hoogte van tien meter. Evenals de indruk van buiten, is ook die binnen in het gebouw grootsch te noemen; de vestibule en de zalen voor de rechtbanken bestemd, zijn ruim en doelmatig. Het Provinciaal Gerechtshof is in 1870 naar Arnhem verplaatst, zoodat hier thans alléén arrondissement- en kantongerecht zitting houden.
Wij loopen den Suikerberg om (zie plattegrond) met eenige heerenhuizen bebouwd, vervolgen onze wandeling onder het schaduwrijk geboomte, en zien aan de overzijde van het water het grootsche heerenhuis, dat we onder de voornaamste gebouwen (zie blz. 13) als de villa van den heer B. P. G. van Diggelen hebben aangeduid. Aan het einde van dezen singel gekomen, die een geliefkoosde wandeling voor de kindermeisjes met de jeugd in wagentjes oplevert, komen we op een pleintje, dat rechts over de Sassenpoortenbrug gelegenheid biedt om de stad te verlaten en links om door de Sassenpoort de stad binnen te gaan.
Het is hier de plaats van deze poort, de eenige die tot op heden aan de hand des sloopers is ontkomen, een en ander mede te deelen. De bijgevoegde afbeelding zal die mededeeling toelichten. Zij vertoont ons de poort zooals ze er uitzag vóór de restauratie in dit jaar aangevangen en bijna voltooid, terwijl op den omslag van dit boekje de poort in haar tegenwoordige gedaante te zien wordt gegeven. Als bouwwerk uit het begin der vijftiende eeuw, en staande op eene plaats, die door haar omgeving de poort, bijzonder op een afstand, gunstig doet uitkomen, zou het te betreuren zijn geweest, indien ook dit overblijfsel van middeneeuwsche bouwkunst ware gesloopt, hoewel het erkend moet worden, dat de wegruiming met het oog op de hier bijna den ganschen dag heerschende drukte niet onwenschelijk mocht worden geacht. Voorstellen evenwel, jaren geleden daartoe ingediend, stuitten geregeld af op de algemeene voorliefde der Zwollenaars voor hun "Sassenpoort." En dit is niet te verwonderen. Of men, uit de stad of van buiten komende, van nabij of, op een wandeling om de stad, haar van uit de verte ziet, immer maken haar vijf torenspitsen, boven het groen van den stadswal uitstekend, een aangenamen indruk. Voor schilders en photografen is zij een welkom voorwerp voor hun kunst.
Van de vijf torenspitsen is de middelste de hoogste, en was, zooals men op de afbeelding zien kan, van een uurwerk voorzien. Deze omstandigheid gaf eenmaal een Franschman de woordspeling in den mond: "Cette porte a cinq tours et quatre cents (versta: sans) cloches."
In 1893 is de Sassen poort door de stad gratis aan het Rijk afgestaan, tot opberging van het Rijksarchief (zie blz. 49) onder verplichting haar naar behooren te restau¬reeren en in stand te houden. Het werk is flink aangepakt in het begin van dit jaar; de klokkentoren en het gedeelte van het dak, waarop deze rustte en dat niet goed genoeg meer bleek, om er een nieuwen toren op te
zetten, is afgebroken en door een nieuwen zeshoekigen, meer spits toeloopenden vervangen, wier hoogte omstreeks 25 meter bedraagt, zoodat de hoogte van den grond ge¬rekend, thans ongeveer 45 meter beloopt. De vier zijtorens zijn van dakvensters voorzien en de indruk van het geheel is door een en ander ongemeen verfraaid. Vermoedelijk in 1408 gesticht, heeft de Sassenpoort menigen gewichtigen dienst aan de stad bewezen in de moeilijke en roerige tijden die ze heeft meegemaakt. Menigen vijand heeft ze er buiten gehouden, ééns zelfs een vijand helpen vangen. 't Was in 1524 dat de laatste hertog van Gelderland, Karel van Egmond, een lastige nabuur van Zwolle, poogde de stad bij verrassing in te nemen. Toen ter tijd - en nog drie eeuwen lang daarna - stond vóór de ophaalbrug nog een poort, de Buiten-Sassenpoort geheeten. Karel had vergunning gevraagd en gekregen om met de Regeering der stad binnen hare muren onderhandelingen te voeren. Hij kwam met zijn soldaten voor de buitenpoort en werd binnengelaten, doch toen zijn manschappen, tegen de bedoeling der Zwollenaars en tegen de afspraak in, ook van de vrijgevigheid gebruik wilden maken, schoten de burgers daar, in den meest eigenlijken zin, een schotje voor, door de valdeur of hamei te laten zakken, waardoor de hertog tusschen de twee poorten werd opgesloten. Zoo werd de bedrieger bedrogen, en nam men hem gevangen. Eerst na alles beloofd te hebben wat men verlangde, kreeg Karel zijn vrijheid terug; desniettemin verklaarde hij, zoodra hij in zijn gebied was teruggekeerd, der stad den oorlog.
Diende alzoo de Sassenpoort den krijgslieden en krijshaften burgers menigmaal tot een geschikt verblijf waaruit de vijand kon worden bestookt, later bewees zij diensten als gevangenis voor burgers en soldaten, waarvan de sporen nog zijn op te merken.
Hare vóórlaatste bestemming was van meer vredelievenden aard, hoewel ze toch altijd nog voeling hield met de militaire macht. Hare ruimten dienden voor een gedeelte tot kleedermagazijn voor het garnizoen. Haar laatste bestemming tot bewaarplaats van 's Rijks archieven zal wel de meest rustige, maar ook de meest verhevene zijn. Moge zij die rust nog een reeks van jaren genieten: het oudje is er nog kras genoeg voor.
Van de Sassenpoort wenden wij ons naar het er tegenover liggend Van Nahuysplein. Dit plein, een gewezen bastion, evenals de vroeger genoemde Suikerberg, was na de ontmanteling der stad langzamerhand bebouwd geworden: de nette villa's die er thans staan, dateeren van een kleine veertig jaren her. Een blok huizen, aan het begin van den wal staande en onder den veelzeggenden naam "de Kwade Negen" bekend, werd door de stad aangekocht voor een som van veertigduizend gulden; het opengekomen terrein bood toen gelegenheid tot aanleg van een net park, dat, eerst Potgietersplein geheeten, in 1892 bij gelegenheid van het 25jarig jubilé van Zwolle's burgervader, den Edelachtbaren heer Jhr. W.C.Th. Van Nahuys, zijn tegenwoordigen naam ontving. De burgerij van Zwolle gaf bij die gelegenheid van hare ingenomenheid met het heugelijk feit blijk door het aanbieden van een fontein, waarvan het model in zilver den geachten jubilaris op den feestdag, 5 October 1892, werd overhandigd. De sierlijke fontein is van zink, met een voorkomen van zandsteen, uit de fabriek der firma F.W. Braat te Delft, en mag als een sieraad der stad worden aangemerkt.
Wij wandelen den Wilhelminasingel verder op, die in de laatste twee jaren is bebouwd geworden met nette heerenhuizen, die evenwel het ruime uitzicht over het water benemen; komen voorbij de onder de voornaamste gebouwen genoemde villa van den heer A.P.J. Trip, in het Terpelkwijkpark, met de naburige Terpelkwijkstraat aldus geheeten naar een van Zwolle's meest gevierde burgers uit het begin dezer eeuw, Mr. J. Ter Pelkwijk, wien wij later nog ter sprake wenschen te brengen.
Wat in dit park in de eerste plaats onze aandacht trekt, is het op dit open terrein zoo flink uitkomend kerkgebouw aan onze linkerhand, de Plantagekerk geheeten en toebehoorend aan de Gereformeerde gemeente A (vroeger Christel. Geref.) Blijkens een in den muur ingemetselden hardsteen werd "de eerste steen gelegd door Ds. W.H. Gispen, den 2 Juli 1874" en het gebouw "den dienst des Heeren gewijd den 25 Juli 1875".
De Christelijke Afgescheiden gemeente, in Juni 1835 onder dezen naam opgetreden, nam hier snel in aantal toe; door de vereeniging met de "Gereformeerden onder 't kruis" in 1869, als wanneer de naam "Christelijke Gereform." werd aangenomen, werd spoedig een grooter gebouw voor de openbare samenkomsten der gemeente noodig, hetgeen in 1874 leidde tot den bouw der tegenwoordige doelmatige en zoowel van buiten als van binnen net uitziende kerk. Die bouw vereischte echter een uitgaaf van 40 duizend gulden, waarbij nog kwamen 20 duizend voor preekstoel en verder ameublement. De minder goede constructie van kap en vóórportaal deed reeds in het vorig jaar de noodzakelijkheid ontstaan eener herstelling, die op ongeveer zesduizend gulden is komen te staan, zoodat de gemeente thans wel een goed maar niet minder kostbaar kerkgebouw bezit. Het fraaie orgel tegenover den predikstoel is een geschenk van den predikant Fijnebuik, en deed reeds in het vroegere kerkgebouw in de Kieuwstraat dienst.
Vóór ons uit rust het oog op het kloeke, eenigszins in oud-hollandschen stijl gebouwde Hotel van den Commissaris der Koningin, gebouwd in 1891-92 voor een som van ongeveer zestig mille. Het wapen des lands is in den top des gevels aangebracht, daaronder de gekroonde beeldtenis van Hare Majesteit koningin Wilhelmina en lager een emblema, voorstellende het wapen der provincie Overijssel, geflankeerd door twee allegorische vronwenfiguren, rustende op twee watervaten of fiolen, die de twee hoofdrivieren der provincie, de IJssel en de Vecht verbeelden; ter zijde der vrouwengestalten twee kinderfiguurtjes, de symbolen van landbouw en visscherij een korenschoof en een visch - vasthoudend.
De hoofdingang met binnenvestibule is gelijk met de straat; met marmeren trappen komt men op den hoofdgang van de eerste verdieping. Deze gang of corridor geeft toegang tot de groote fraai versierde en gemeubelde ontvangst-zaal aan de stadszijde; verder tot twee salons en de vertrekken voor huishoudelijk gebruik bestemd. De groote zaal staat ook met de genoemde salons in verbinding en door deze met de serre aan de grachtzijde van het huis.
Wij verlaten het ruime, geheel bestrate terrein vóór het hotel over de voetbrug aan onze rechterhand, en komen alzoo in het Groot Weezenland. Vóór ons staat aan de linkerhand een blok van twaalf nette heerenhuizen, en aan onze rechterzijde ligt een stuk weiland, aan het weeshuis der Herv. kerk behoorende, dat des winters onder water gezet en gehouden wordt, om bij vorst de Zwolsche IJsclub tot baan te dienen. Op deze baan werd in 1893 door den beroepsrijder Hagen het wereldrecord gemaakt. Doorwandelende, rust ons oog aan den overkant der stadsgracht op de achterzijde van den Wilhelminasingel en het Van Nahuysplein.
De onderstaande afbeelding is genomen bij winter, als wanneer de gracht, met een sterken ijsvloer bekleed, een vroolijk gezicht oplevert door de talrijke schaatsenrijders en rijdsters.
Steeds onder de schaduw der eikeboomen voortgaande, komen we aan het einde dezer laan bij de Azijnfabriek "de Ster" van de firma Heerkens Schaepman & Co., opgericht in 1805. We slaan hier het hoekje om langs de waskaarsenfabriek dierzelfde firma en gaan de Assendorperstraat een eindje in om even een kijkje te nemen in de uitgestrekte voorstad Assendorp.
De eerste dwarsstraat aan de linkerhand, naar Willem Bartjens de Bartjensstraat geheeten, voorbijgaande, en de tweede dwarsstraat aan de rechterhand, Celestraat genaamd, naar den rector Joan Cele, (zie voor beide blz. 29) inslaande, zien we aan het eind dier straat de Celeschool en komen daar in de hoofdstraat dezer voorstad, naar de Zwolsche familie der Van Ittersum's de Van Ittersumstraat geheeten. Alle huizen dragen hier het kenmerk van nog jeugdigen datum te zijn; de straat is ook nog maar sinds vijf jaren aangelegd en een aanzienlijke som is door de gemeente besteed aan ophooging, rioleering en bestrating. Jammer dat het tot heden nog niet mocht gelukken den talrijken, meest allen tot den nijveren burger¬stand behoorenden bewoners een beteren toegang te verschaffen naar de Deventerstraat: de grootsche aanleg der straat eischt dit gebiedend. Wanneer we deze straat afloopen tot aan den Molenweg, hebben we een afdoend gezicht in de gansche voorstad kunnen slaan; uit de nog enkele open terreinen is voor ieder te bespeuren dat hier vroeger uitgestrekte tuinen waren gelegen, die door de uitbreiding der bevolking, voor een groot deel uit beambten der Staatsspoor en werklieden van den Constructiewinkel bestaande, langzamerhand als bouwgrond verkocht en bebouwd geworden zijn.
Wij vervolgen den Molenweg tot aan de Deventerstraat, loopen de Oosterlaan door tot aan het Stationsplein, slaan dáár de Terborchstraat in, in 1882 aangelegd en naar den schilder Ter Borch genoemd, laten de nieuw aangelegde Van Nagellstraat en de Zeven Alleetjes aan onze linkerhand liggen, en vestigen even het oog op de z.g. Pruimershuisjes aan de rechterhand, een stichting van den in 1881 overleden wijnkooper N. Pruimers en zijne kleindochter mej. Daniëlle Pruimers, die gratis bewoond worden door bejaarde lieden, die nimmer bedeeling genoten hebben, en boven de vrije woning nog een wekelijksche toelage ontvangen. In het midden van den voorgevel staat op een steen ter gedachtenis aan den edelen stichter Spreuken XI : 25, eenigszins gewijzigd, uitgebeiteld.
Rechtuitgaande, komen we door de Deventerdwarsstraat weer op de Deventerstraat terug, waar we even rechtsaf slaan om een blik te werpen op het Oude Mannen en Vrouwenhuis der Nederd. Herv. Gem., in 1877 gesticht met het doel om ouden van dagen, die niet meer in hun onderhoud kunnen voorzien, en daarom vanwege de Diakonie werden uitbesteed, goedkooper en tevens beter te verzorgen, welk doel, onder de leiding eener commissie van zes leden van het gemengd Armbestuur, ijverig wordt nagestreefd.
We wandelen nu voorbij de Enkstraat de Deventerstraat af; komen alzoo op den "buitensingel", het Weezenland geheeten, en links omslaande, de rij van heerenhuizen en villa's voorbij tot de Emmawijk, een driehoekige verzameling van nette en doelmatige heerenhuizen, sinds 1891 gebouwd, hoofdzakelijk door de Zwolsche Bouwmaatschappij, op grond aan het Rijk behoorende en wegens den voorgenomen bouw van het nieuwe hotel van den Commissaris der Koningin onder den hamer gebracht. Aan de rechterhand bevindt zich het gunstig bekende Instituut van den heer W.C. Loman, en aan de linkerhand het gebouw van 's Rijks Waterstaat. Langs de Willemsvaart loopen we tot het einde der Westerlaan en komen zoodoende voorbij den steiger, waar de Raderstoombooten 's morgens en 's middags nog aanleggen en aan de linkerhand voorbij den toegang naar een dubbel blok huisjes, achter een grooten tuin gelegen, en die bekend zijn onder den naam Daniëllestichting, naar de reeds op blz. 104 genoemde mej. D. Pruimers, wier grootvader de 24 huisjes bestemde voor hetzelfde doel als bij de Pruimershuizen is vermeld.
Aan het einde van de Westerlaan kunnen we het gezicht op de stad genieten dat op de plaat, op blz. 8 voorkomend, is afgebeeld, met dit verschil evenwel dat toenmaals de Emmawijk nog niet bestond.
Thans keeren we naar deze wijk terug, om over de Willemsbrug de Beestenmarkt te bereiken. Van hier hebben we een aardig gezicht op den hoek van den Eekwal en den korenmolen, genaamd de Hersteller, van den heer J.P. Hooglugt. (Zie ommestaande afbeelding.)
De doelmatig ingerichte Beestenmarkt is een der grootste van ons land. Hare tegenwoordige inrichting dateert van 1880; het ijzeren hek langs de kaaimuur, van 1894. Groot is het aantal runderen en andere dieren die elken Vrijdag worden verhandeld; in 1889 steeg het voor de eerstgenoemde diersoort tot bij de drie-en-veertig duizend. De nabijheid der Veelading in de Veerallée maakt het gemakkelijk het vee op den spoortrein te bezorgen. Op de markt staan verscheidene fraaie heerenhuizen, we noemen o.m. de woning van den heer J.W. Welcker, hoofdingenieur van 's Rijks Waterstaaat (K 686), van den heer P.J.G. van Diggelen, lid der Prov. Staten en van den Gemeenteraad (K 670), inzonderheid het onder de voornaamste gebouwen genoemde, in echt oudhollandschen stijl gebouwde woonhuis van Mej. Vos de Wael (K 667). Dat hier het getal logementen, koffie- en bierhuizen legio is, zal niemand bevreemden. Aan het einde der huizenrij op den hoek der Hoogstraat bevindt zich de Kazerne der Kon. Marechaussée (voorheen het gerenommeerde hotel “de Zeven Provinciën"), in 1889 tot dit doel ingericht bij de vestiging van een korps dier bereden politie in Zwolle.
De zooeven genoemde Hoogstraat opgaande, treffen we spoedig aan de linkerhand de Brood-, Koek-, Biscuits- en Vermicellifabriek der firma E. Helder & Co.; verderop een in 1888 gesticht Evangelisatiegebouw, benevens een paar scholen voor lager onderwijs.
Die lust heeft deze, naar de buurtschap Frankhuis en verder naar Kampen voerende straat af te wandelen, kan aan het einde nog een kijkje gaan nemen aan het Buitengasthuis en het kerkhof het Heilige Kruis genaamd. Bij de stoom-zuivelfabriek "Mastenbroek" (zie bladz. 85) kan hij op den langs het Zwartewater loopenden dijk komen en zoo naar de stad terugwandelen , waar hij dan op den Pannekoekendijk aanlandt, waar in de nabijheid der Kampoortenbrug de stoombooten aanleggen, die naar Hasselt, Zwartsluis , Genemuiden , enz. varen.
Deze vangen we aan bij de Nieuwe Havenbrug en gaan daar den Eekwal op. De bijgevoegde afbeelding, bij winterdag genomen, doet ons zien welke nette heerenhuizen op dezen wal zijn gebouwd, nadat hij gedeeltelijk is afgegraven.
Omwandelend bij den korenmolen van Hooglugt, komen we weer op de Nieuwe Haven terug en gaan den anderen wal op, thans Potgietersingel geheeten. Hier zien we spoedig het reeds genoemde Gerechtsgebouw aan onze linkerhand, waarover we thans een en ander willen mededeelen.
Het Gerechtshof of Paleis van Justitie is in 1840-41 gebouwd op de plaats waar vroeger eene oude kazerne stond “Renovatum" geheeten, waarin o. a. in 1813 de Fransche gendarmes gehuisd hebben. Volgens de mededeeling bij het Stadhuis gedaan, geschiedde de rechtspraak vroeger in dat gebouw. Onder de regeering van keizer Napoleon die de Fransche wetten invoerde, werd reeds aan de stichting van een afzonderlijk gerechtsgebouw gedacht, doch men kwam wegens geldgebrek niet tot uitvoering van het plan. Toen later koning Willem I de provinciale gerechtshoven instelde, bood de stad daartoe eenige gebouwen aan, doch deze werden niet geaccepteerd en eerst in 1838 werd de tegenwoordige plaats goedgekeurd. De stad schonk het terrein en eene bijdrage van dertigduizend gulden - de geheele bouw kostte 75 mille - en den 9en December 1841, werd het nieuwe gebouw in gebruik genomen.
Het is in den Korinthischen stijl gebouwd en heeft bij eene lengte van 38, en eene breedte van 24, eene hoogte van tien meter. Evenals de indruk van buiten, is ook die binnen in het gebouw grootsch te noemen; de vestibule en de zalen voor de rechtbanken bestemd, zijn ruim en doelmatig. Het Provinciaal Gerechtshof is in 1870 naar Arnhem verplaatst, zoodat hier thans alléén arrondissement- en kantongerecht zitting houden.
Wij loopen den Suikerberg om (zie plattegrond) met eenige heerenhuizen bebouwd, vervolgen onze wandeling onder het schaduwrijk geboomte, en zien aan de overzijde van het water het grootsche heerenhuis, dat we onder de voornaamste gebouwen (zie blz. 13) als de villa van den heer B. P. G. van Diggelen hebben aangeduid. Aan het einde van dezen singel gekomen, die een geliefkoosde wandeling voor de kindermeisjes met de jeugd in wagentjes oplevert, komen we op een pleintje, dat rechts over de Sassenpoortenbrug gelegenheid biedt om de stad te verlaten en links om door de Sassenpoort de stad binnen te gaan.
Het is hier de plaats van deze poort, de eenige die tot op heden aan de hand des sloopers is ontkomen, een en ander mede te deelen. De bijgevoegde afbeelding zal die mededeeling toelichten. Zij vertoont ons de poort zooals ze er uitzag vóór de restauratie in dit jaar aangevangen en bijna voltooid, terwijl op den omslag van dit boekje de poort in haar tegenwoordige gedaante te zien wordt gegeven. Als bouwwerk uit het begin der vijftiende eeuw, en staande op eene plaats, die door haar omgeving de poort, bijzonder op een afstand, gunstig doet uitkomen, zou het te betreuren zijn geweest, indien ook dit overblijfsel van middeneeuwsche bouwkunst ware gesloopt, hoewel het erkend moet worden, dat de wegruiming met het oog op de hier bijna den ganschen dag heerschende drukte niet onwenschelijk mocht worden geacht. Voorstellen evenwel, jaren geleden daartoe ingediend, stuitten geregeld af op de algemeene voorliefde der Zwollenaars voor hun "Sassenpoort." En dit is niet te verwonderen. Of men, uit de stad of van buiten komende, van nabij of, op een wandeling om de stad, haar van uit de verte ziet, immer maken haar vijf torenspitsen, boven het groen van den stadswal uitstekend, een aangenamen indruk. Voor schilders en photografen is zij een welkom voorwerp voor hun kunst.
Van de vijf torenspitsen is de middelste de hoogste, en was, zooals men op de afbeelding zien kan, van een uurwerk voorzien. Deze omstandigheid gaf eenmaal een Franschman de woordspeling in den mond: "Cette porte a cinq tours et quatre cents (versta: sans) cloches."
In 1893 is de Sassen poort door de stad gratis aan het Rijk afgestaan, tot opberging van het Rijksarchief (zie blz. 49) onder verplichting haar naar behooren te restau¬reeren en in stand te houden. Het werk is flink aangepakt in het begin van dit jaar; de klokkentoren en het gedeelte van het dak, waarop deze rustte en dat niet goed genoeg meer bleek, om er een nieuwen toren op te
zetten, is afgebroken en door een nieuwen zeshoekigen, meer spits toeloopenden vervangen, wier hoogte omstreeks 25 meter bedraagt, zoodat de hoogte van den grond ge¬rekend, thans ongeveer 45 meter beloopt. De vier zijtorens zijn van dakvensters voorzien en de indruk van het geheel is door een en ander ongemeen verfraaid. Vermoedelijk in 1408 gesticht, heeft de Sassenpoort menigen gewichtigen dienst aan de stad bewezen in de moeilijke en roerige tijden die ze heeft meegemaakt. Menigen vijand heeft ze er buiten gehouden, ééns zelfs een vijand helpen vangen. 't Was in 1524 dat de laatste hertog van Gelderland, Karel van Egmond, een lastige nabuur van Zwolle, poogde de stad bij verrassing in te nemen. Toen ter tijd - en nog drie eeuwen lang daarna - stond vóór de ophaalbrug nog een poort, de Buiten-Sassenpoort geheeten. Karel had vergunning gevraagd en gekregen om met de Regeering der stad binnen hare muren onderhandelingen te voeren. Hij kwam met zijn soldaten voor de buitenpoort en werd binnengelaten, doch toen zijn manschappen, tegen de bedoeling der Zwollenaars en tegen de afspraak in, ook van de vrijgevigheid gebruik wilden maken, schoten de burgers daar, in den meest eigenlijken zin, een schotje voor, door de valdeur of hamei te laten zakken, waardoor de hertog tusschen de twee poorten werd opgesloten. Zoo werd de bedrieger bedrogen, en nam men hem gevangen. Eerst na alles beloofd te hebben wat men verlangde, kreeg Karel zijn vrijheid terug; desniettemin verklaarde hij, zoodra hij in zijn gebied was teruggekeerd, der stad den oorlog.
Diende alzoo de Sassenpoort den krijgslieden en krijshaften burgers menigmaal tot een geschikt verblijf waaruit de vijand kon worden bestookt, later bewees zij diensten als gevangenis voor burgers en soldaten, waarvan de sporen nog zijn op te merken.
Hare vóórlaatste bestemming was van meer vredelievenden aard, hoewel ze toch altijd nog voeling hield met de militaire macht. Hare ruimten dienden voor een gedeelte tot kleedermagazijn voor het garnizoen. Haar laatste bestemming tot bewaarplaats van 's Rijks archieven zal wel de meest rustige, maar ook de meest verhevene zijn. Moge zij die rust nog een reeks van jaren genieten: het oudje is er nog kras genoeg voor.
Van de Sassenpoort wenden wij ons naar het er tegenover liggend Van Nahuysplein. Dit plein, een gewezen bastion, evenals de vroeger genoemde Suikerberg, was na de ontmanteling der stad langzamerhand bebouwd geworden: de nette villa's die er thans staan, dateeren van een kleine veertig jaren her. Een blok huizen, aan het begin van den wal staande en onder den veelzeggenden naam "de Kwade Negen" bekend, werd door de stad aangekocht voor een som van veertigduizend gulden; het opengekomen terrein bood toen gelegenheid tot aanleg van een net park, dat, eerst Potgietersplein geheeten, in 1892 bij gelegenheid van het 25jarig jubilé van Zwolle's burgervader, den Edelachtbaren heer Jhr. W.C.Th. Van Nahuys, zijn tegenwoordigen naam ontving. De burgerij van Zwolle gaf bij die gelegenheid van hare ingenomenheid met het heugelijk feit blijk door het aanbieden van een fontein, waarvan het model in zilver den geachten jubilaris op den feestdag, 5 October 1892, werd overhandigd. De sierlijke fontein is van zink, met een voorkomen van zandsteen, uit de fabriek der firma F.W. Braat te Delft, en mag als een sieraad der stad worden aangemerkt.
Wij wandelen den Wilhelminasingel verder op, die in de laatste twee jaren is bebouwd geworden met nette heerenhuizen, die evenwel het ruime uitzicht over het water benemen; komen voorbij de onder de voornaamste gebouwen genoemde villa van den heer A.P.J. Trip, in het Terpelkwijkpark, met de naburige Terpelkwijkstraat aldus geheeten naar een van Zwolle's meest gevierde burgers uit het begin dezer eeuw, Mr. J. Ter Pelkwijk, wien wij later nog ter sprake wenschen te brengen.
Wat in dit park in de eerste plaats onze aandacht trekt, is het op dit open terrein zoo flink uitkomend kerkgebouw aan onze linkerhand, de Plantagekerk geheeten en toebehoorend aan de Gereformeerde gemeente A (vroeger Christel. Geref.) Blijkens een in den muur ingemetselden hardsteen werd "de eerste steen gelegd door Ds. W.H. Gispen, den 2 Juli 1874" en het gebouw "den dienst des Heeren gewijd den 25 Juli 1875".
De Christelijke Afgescheiden gemeente, in Juni 1835 onder dezen naam opgetreden, nam hier snel in aantal toe; door de vereeniging met de "Gereformeerden onder 't kruis" in 1869, als wanneer de naam "Christelijke Gereform." werd aangenomen, werd spoedig een grooter gebouw voor de openbare samenkomsten der gemeente noodig, hetgeen in 1874 leidde tot den bouw der tegenwoordige doelmatige en zoowel van buiten als van binnen net uitziende kerk. Die bouw vereischte echter een uitgaaf van 40 duizend gulden, waarbij nog kwamen 20 duizend voor preekstoel en verder ameublement. De minder goede constructie van kap en vóórportaal deed reeds in het vorig jaar de noodzakelijkheid ontstaan eener herstelling, die op ongeveer zesduizend gulden is komen te staan, zoodat de gemeente thans wel een goed maar niet minder kostbaar kerkgebouw bezit. Het fraaie orgel tegenover den predikstoel is een geschenk van den predikant Fijnebuik, en deed reeds in het vroegere kerkgebouw in de Kieuwstraat dienst.
Vóór ons uit rust het oog op het kloeke, eenigszins in oud-hollandschen stijl gebouwde Hotel van den Commissaris der Koningin, gebouwd in 1891-92 voor een som van ongeveer zestig mille. Het wapen des lands is in den top des gevels aangebracht, daaronder de gekroonde beeldtenis van Hare Majesteit koningin Wilhelmina en lager een emblema, voorstellende het wapen der provincie Overijssel, geflankeerd door twee allegorische vronwenfiguren, rustende op twee watervaten of fiolen, die de twee hoofdrivieren der provincie, de IJssel en de Vecht verbeelden; ter zijde der vrouwengestalten twee kinderfiguurtjes, de symbolen van landbouw en visscherij een korenschoof en een visch - vasthoudend.
De hoofdingang met binnenvestibule is gelijk met de straat; met marmeren trappen komt men op den hoofdgang van de eerste verdieping. Deze gang of corridor geeft toegang tot de groote fraai versierde en gemeubelde ontvangst-zaal aan de stadszijde; verder tot twee salons en de vertrekken voor huishoudelijk gebruik bestemd. De groote zaal staat ook met de genoemde salons in verbinding en door deze met de serre aan de grachtzijde van het huis.
Wij verlaten het ruime, geheel bestrate terrein vóór het hotel over de voetbrug aan onze rechterhand, en komen alzoo in het Groot Weezenland. Vóór ons staat aan de linkerhand een blok van twaalf nette heerenhuizen, en aan onze rechterzijde ligt een stuk weiland, aan het weeshuis der Herv. kerk behoorende, dat des winters onder water gezet en gehouden wordt, om bij vorst de Zwolsche IJsclub tot baan te dienen. Op deze baan werd in 1893 door den beroepsrijder Hagen het wereldrecord gemaakt. Doorwandelende, rust ons oog aan den overkant der stadsgracht op de achterzijde van den Wilhelminasingel en het Van Nahuysplein.
De onderstaande afbeelding is genomen bij winter, als wanneer de gracht, met een sterken ijsvloer bekleed, een vroolijk gezicht oplevert door de talrijke schaatsenrijders en rijdsters.
Steeds onder de schaduw der eikeboomen voortgaande, komen we aan het einde dezer laan bij de Azijnfabriek "de Ster" van de firma Heerkens Schaepman & Co., opgericht in 1805. We slaan hier het hoekje om langs de waskaarsenfabriek dierzelfde firma en gaan de Assendorperstraat een eindje in om even een kijkje te nemen in de uitgestrekte voorstad Assendorp.
De eerste dwarsstraat aan de linkerhand, naar Willem Bartjens de Bartjensstraat geheeten, voorbijgaande, en de tweede dwarsstraat aan de rechterhand, Celestraat genaamd, naar den rector Joan Cele, (zie voor beide blz. 29) inslaande, zien we aan het eind dier straat de Celeschool en komen daar in de hoofdstraat dezer voorstad, naar de Zwolsche familie der Van Ittersum's de Van Ittersumstraat geheeten. Alle huizen dragen hier het kenmerk van nog jeugdigen datum te zijn; de straat is ook nog maar sinds vijf jaren aangelegd en een aanzienlijke som is door de gemeente besteed aan ophooging, rioleering en bestrating. Jammer dat het tot heden nog niet mocht gelukken den talrijken, meest allen tot den nijveren burger¬stand behoorenden bewoners een beteren toegang te verschaffen naar de Deventerstraat: de grootsche aanleg der straat eischt dit gebiedend. Wanneer we deze straat afloopen tot aan den Molenweg, hebben we een afdoend gezicht in de gansche voorstad kunnen slaan; uit de nog enkele open terreinen is voor ieder te bespeuren dat hier vroeger uitgestrekte tuinen waren gelegen, die door de uitbreiding der bevolking, voor een groot deel uit beambten der Staatsspoor en werklieden van den Constructiewinkel bestaande, langzamerhand als bouwgrond verkocht en bebouwd geworden zijn.
Wij vervolgen den Molenweg tot aan de Deventerstraat, loopen de Oosterlaan door tot aan het Stationsplein, slaan dáár de Terborchstraat in, in 1882 aangelegd en naar den schilder Ter Borch genoemd, laten de nieuw aangelegde Van Nagellstraat en de Zeven Alleetjes aan onze linkerhand liggen, en vestigen even het oog op de z.g. Pruimershuisjes aan de rechterhand, een stichting van den in 1881 overleden wijnkooper N. Pruimers en zijne kleindochter mej. Daniëlle Pruimers, die gratis bewoond worden door bejaarde lieden, die nimmer bedeeling genoten hebben, en boven de vrije woning nog een wekelijksche toelage ontvangen. In het midden van den voorgevel staat op een steen ter gedachtenis aan den edelen stichter Spreuken XI : 25, eenigszins gewijzigd, uitgebeiteld.
Rechtuitgaande, komen we door de Deventerdwarsstraat weer op de Deventerstraat terug, waar we even rechtsaf slaan om een blik te werpen op het Oude Mannen en Vrouwenhuis der Nederd. Herv. Gem., in 1877 gesticht met het doel om ouden van dagen, die niet meer in hun onderhoud kunnen voorzien, en daarom vanwege de Diakonie werden uitbesteed, goedkooper en tevens beter te verzorgen, welk doel, onder de leiding eener commissie van zes leden van het gemengd Armbestuur, ijverig wordt nagestreefd.
We wandelen nu voorbij de Enkstraat de Deventerstraat af; komen alzoo op den "buitensingel", het Weezenland geheeten, en links omslaande, de rij van heerenhuizen en villa's voorbij tot de Emmawijk, een driehoekige verzameling van nette en doelmatige heerenhuizen, sinds 1891 gebouwd, hoofdzakelijk door de Zwolsche Bouwmaatschappij, op grond aan het Rijk behoorende en wegens den voorgenomen bouw van het nieuwe hotel van den Commissaris der Koningin onder den hamer gebracht. Aan de rechterhand bevindt zich het gunstig bekende Instituut van den heer W.C. Loman, en aan de linkerhand het gebouw van 's Rijks Waterstaat. Langs de Willemsvaart loopen we tot het einde der Westerlaan en komen zoodoende voorbij den steiger, waar de Raderstoombooten 's morgens en 's middags nog aanleggen en aan de linkerhand voorbij den toegang naar een dubbel blok huisjes, achter een grooten tuin gelegen, en die bekend zijn onder den naam Daniëllestichting, naar de reeds op blz. 104 genoemde mej. D. Pruimers, wier grootvader de 24 huisjes bestemde voor hetzelfde doel als bij de Pruimershuizen is vermeld.
Aan het einde van de Westerlaan kunnen we het gezicht op de stad genieten dat op de plaat, op blz. 8 voorkomend, is afgebeeld, met dit verschil evenwel dat toenmaals de Emmawijk nog niet bestond.
Thans keeren we naar deze wijk terug, om over de Willemsbrug de Beestenmarkt te bereiken. Van hier hebben we een aardig gezicht op den hoek van den Eekwal en den korenmolen, genaamd de Hersteller, van den heer J.P. Hooglugt. (Zie ommestaande afbeelding.)
De doelmatig ingerichte Beestenmarkt is een der grootste van ons land. Hare tegenwoordige inrichting dateert van 1880; het ijzeren hek langs de kaaimuur, van 1894. Groot is het aantal runderen en andere dieren die elken Vrijdag worden verhandeld; in 1889 steeg het voor de eerstgenoemde diersoort tot bij de drie-en-veertig duizend. De nabijheid der Veelading in de Veerallée maakt het gemakkelijk het vee op den spoortrein te bezorgen. Op de markt staan verscheidene fraaie heerenhuizen, we noemen o.m. de woning van den heer J.W. Welcker, hoofdingenieur van 's Rijks Waterstaaat (K 686), van den heer P.J.G. van Diggelen, lid der Prov. Staten en van den Gemeenteraad (K 670), inzonderheid het onder de voornaamste gebouwen genoemde, in echt oudhollandschen stijl gebouwde woonhuis van Mej. Vos de Wael (K 667). Dat hier het getal logementen, koffie- en bierhuizen legio is, zal niemand bevreemden. Aan het einde der huizenrij op den hoek der Hoogstraat bevindt zich de Kazerne der Kon. Marechaussée (voorheen het gerenommeerde hotel “de Zeven Provinciën"), in 1889 tot dit doel ingericht bij de vestiging van een korps dier bereden politie in Zwolle.
De zooeven genoemde Hoogstraat opgaande, treffen we spoedig aan de linkerhand de Brood-, Koek-, Biscuits- en Vermicellifabriek der firma E. Helder & Co.; verderop een in 1888 gesticht Evangelisatiegebouw, benevens een paar scholen voor lager onderwijs.
Die lust heeft deze, naar de buurtschap Frankhuis en verder naar Kampen voerende straat af te wandelen, kan aan het einde nog een kijkje gaan nemen aan het Buitengasthuis en het kerkhof het Heilige Kruis genaamd. Bij de stoom-zuivelfabriek "Mastenbroek" (zie bladz. 85) kan hij op den langs het Zwartewater loopenden dijk komen en zoo naar de stad terugwandelen , waar hij dan op den Pannekoekendijk aanlandt, waar in de nabijheid der Kampoortenbrug de stoombooten aanleggen, die naar Hasselt, Zwartsluis , Genemuiden , enz. varen.