Eerste wandeling langs de buitenzijden der stad
Deze vangen we aan bij de Nieuwe Havenbrug en gaan daar den Eekwal op. De bijgevoegde afbeelding, bij winterdag genomen, doet ons zien welke nette heerenhuizen op dezen wal zijn gebouwd, nadat hij gedeeltelijk is afgegraven.
Omwandelend bij den korenmolen van Hooglugt, komen we weer op de Nieuwe Haven terug en gaan den anderen wal op, thans Potgietersingel geheeten. Hier zien we spoedig het reeds genoemde Gerechtsgebouw aan onze linkerhand, waarover we thans een en ander willen mededeelen.
Het Gerechtshof of Paleis van Justitie is in 1840-41 gebouwd op de plaats waar vroeger eene oude kazerne stond “Renovatum" geheeten, waarin o. a. in 1813 de Fransche gendarmes gehuisd hebben. Volgens de mededeeling bij het Stadhuis gedaan, geschiedde de rechtspraak vroeger in dat gebouw. Onder de regeering van keizer Napoleon die de Fransche wetten invoerde, werd reeds aan de stichting van een afzonderlijk gerechtsgebouw gedacht, doch men kwam wegens geldgebrek niet tot uitvoering van het plan. Toen later koning Willem I de provinciale gerechtshoven instelde, bood de stad daartoe eenige gebouwen aan, doch deze werden niet geaccepteerd en eerst in 1838 werd de tegenwoordige plaats goedgekeurd. De stad schonk het terrein en eene bijdrage van dertigduizend gulden - de geheele bouw kostte 75 mille - en den 9en December 1841, werd het nieuwe gebouw in gebruik genomen.
Het is in den Korinthischen stijl gebouwd en heeft bij eene lengte van 38, en eene breedte van 24, eene hoogte van tien meter. Evenals de indruk van buiten, is ook die binnen in het gebouw grootsch te noemen; de vestibule en de zalen voor de rechtbanken bestemd, zijn ruim en doelmatig. Het Provinciaal Gerechtshof is in 1870 naar Arnhem verplaatst, zoodat hier thans alléén arrondissement- en kantongerecht zitting houden.
Wij loopen den Suikerberg om (zie plattegrond) met eenige heerenhuizen bebouwd, vervolgen onze wandeling onder het schaduwrijk geboomte, en zien aan de overzijde van het water het grootsche heerenhuis, dat we onder de voornaamste gebouwen (zie blz. 13) als de villa van den heer B. P. G. van Diggelen hebben aangeduid. Aan het einde van dezen singel gekomen, die een geliefkoosde wandeling voor de kindermeisjes met de jeugd in wagentjes oplevert, komen we op een pleintje, dat rechts over de Sassenpoortenbrug gelegenheid biedt om de stad te verlaten en links om door de Sassenpoort de stad binnen te gaan.
Het is hier de plaats van deze poort, de eenige die tot op heden aan de hand des sloopers is ontkomen, een en ander mede te deelen. De bijgevoegde afbeelding zal die mededeeling toelichten. Zij vertoont ons de poort zooals ze er uitzag vóór de restauratie in dit jaar aangevangen en bijna voltooid, terwijl op den omslag van dit boekje de poort in haar tegenwoordige gedaante te zien wordt gegeven. Als bouwwerk uit het begin der vijftiende eeuw, en staande op eene plaats, die door haar omgeving de poort, bijzonder op een afstand, gunstig doet uitkomen, zou het te betreuren zijn geweest, indien ook dit overblijfsel van middeneeuwsche bouwkunst ware gesloopt, hoewel het erkend moet worden, dat de wegruiming met het oog op de hier bijna den ganschen dag heerschende drukte niet onwenschelijk mocht worden geacht. Voorstellen evenwel, jaren geleden daartoe ingediend, stuitten geregeld af op de algemeene voorliefde der Zwollenaars voor hun "Sassenpoort." En dit is niet te verwonderen. Of men, uit de stad of van buiten komende, van nabij of, op een wandeling om de stad, haar van uit de verte ziet, immer maken haar vijf torenspitsen, boven het groen van den stadswal uitstekend, een aangenamen indruk. Voor schilders en photografen is zij een welkom voorwerp voor hun kunst.
Van de vijf torenspitsen is de middelste de hoogste, en was, zooals men op de afbeelding zien kan, van een uurwerk voorzien. Deze omstandigheid gaf eenmaal een Franschman de woordspeling in den mond: "Cette porte a cinq tours et quatre cents (versta: sans) cloches."
In 1893 is de Sassen poort door de stad gratis aan het Rijk afgestaan, tot opberging van het Rijksarchief (zie blz. 49) onder verplichting haar naar behooren te restau¬reeren en in stand te houden. Het werk is flink aangepakt in het begin van dit jaar; de klokkentoren en het gedeelte van het dak, waarop deze rustte en dat niet goed genoeg meer bleek, om er een nieuwen toren op te
zetten, is afgebroken en door een nieuwen zeshoekigen, meer spits toeloopenden vervangen, wier hoogte omstreeks 25 meter bedraagt, zoodat de hoogte van den grond ge¬rekend, thans ongeveer 45 meter beloopt. De vier zijtorens zijn van dakvensters voorzien en de indruk van het geheel is door een en ander ongemeen verfraaid. Vermoedelijk in 1408 gesticht, heeft de Sassenpoort menigen gewichtigen dienst aan de stad bewezen in de moeilijke en roerige tijden die ze heeft meegemaakt. Menigen vijand heeft ze er buiten gehouden, ééns zelfs een vijand helpen vangen. 't Was in 1524 dat de laatste hertog van Gelderland, Karel van Egmond, een lastige nabuur van Zwolle, poogde de stad bij verrassing in te nemen. Toen ter tijd - en nog drie eeuwen lang daarna - stond vóór de ophaalbrug nog een poort, de Buiten-Sassenpoort geheeten. Karel had vergunning gevraagd en gekregen om met de Regeering der stad binnen hare muren onderhandelingen te voeren. Hij kwam met zijn soldaten voor de buitenpoort en werd binnengelaten, doch toen zijn manschappen, tegen de bedoeling der Zwollenaars en tegen de afspraak in, ook van de vrijgevigheid gebruik wilden maken, schoten de burgers daar, in den meest eigenlijken zin, een schotje voor, door de valdeur of hamei te laten zakken, waardoor de hertog tusschen de twee poorten werd opgesloten. Zoo werd de bedrieger bedrogen, en nam men hem gevangen. Eerst na alles beloofd te hebben wat men verlangde, kreeg Karel zijn vrijheid terug; desniettemin verklaarde hij, zoodra hij in zijn gebied was teruggekeerd, der stad den oorlog.
Diende alzoo de Sassenpoort den krijgslieden en krijshaften burgers menigmaal tot een geschikt verblijf waaruit de vijand kon worden bestookt, later bewees zij diensten als gevangenis voor burgers en soldaten, waarvan de sporen nog zijn op te merken.
Hare vóórlaatste bestemming was van meer vredelievenden aard, hoewel ze toch altijd nog voeling hield met de militaire macht. Hare ruimten dienden voor een gedeelte tot kleedermagazijn voor het garnizoen. Haar laatste bestemming tot bewaarplaats van 's Rijks archieven zal wel de meest rustige, maar ook de meest verhevene zijn. Moge zij die rust nog een reeks van jaren genieten: het oudje is er nog kras genoeg voor.
Van de Sassenpoort wenden wij ons naar het er tegenover liggend Van Nahuysplein. Dit plein, een gewezen bastion, evenals de vroeger genoemde Suikerberg, was na de ontmanteling der stad langzamerhand bebouwd geworden: de nette villa's die er thans staan, dateeren van een kleine veertig jaren her. Een blok huizen, aan het begin van den wal staande en onder den veelzeggenden naam "de Kwade Negen" bekend, werd door de stad aangekocht voor een som van veertigduizend gulden; het opengekomen terrein bood toen gelegenheid tot aanleg van een net park, dat, eerst Potgietersplein geheeten, in 1892 bij gelegenheid van het 25jarig jubilé van Zwolle's burgervader, den Edelachtbaren heer Jhr. W.C.Th. Van Nahuys, zijn tegenwoordigen naam ontving. De burgerij van Zwolle gaf bij die gelegenheid van hare ingenomenheid met het heugelijk feit blijk door het aanbieden van een fontein, waarvan het model in zilver den geachten jubilaris op den feestdag, 5 October 1892, werd overhandigd. De sierlijke fontein is van zink, met een voorkomen van zandsteen, uit de fabriek der firma F.W. Braat te Delft, en mag als een sieraad der stad worden aangemerkt.
Wij wandelen den Wilhelminasingel verder op, die in de laatste twee jaren is bebouwd geworden met nette heerenhuizen, die evenwel het ruime uitzicht over het water benemen; komen voorbij de onder de voornaamste gebouwen genoemde villa van den heer A.P.J. Trip, in het Terpelkwijkpark, met de naburige Terpelkwijkstraat aldus geheeten naar een van Zwolle's meest gevierde burgers uit het begin dezer eeuw, Mr. J. Ter Pelkwijk, wien wij later nog ter sprake wenschen te brengen.
Wat in dit park in de eerste plaats onze aandacht trekt, is het op dit open terrein zoo flink uitkomend kerkgebouw aan onze linkerhand, de Plantagekerk geheeten en toebehoorend aan de Gereformeerde gemeente A (vroeger Christel. Geref.) Blijkens een in den muur ingemetselden hardsteen werd "de eerste steen gelegd door Ds. W.H. Gispen, den 2 Juli 1874" en het gebouw "den dienst des Heeren gewijd den 25 Juli 1875".
De Christelijke Afgescheiden gemeente, in Juni 1835 onder dezen naam opgetreden, nam hier snel in aantal toe; door de vereeniging met de "Gereformeerden onder 't kruis" in 1869, als wanneer de naam "Christelijke Gereform." werd aangenomen, werd spoedig een grooter gebouw voor de openbare samenkomsten der gemeente noodig, hetgeen in 1874 leidde tot den bouw der tegenwoordige doelmatige en zoowel van buiten als van binnen net uitziende kerk. Die bouw vereischte echter een uitgaaf van 40 duizend gulden, waarbij nog kwamen 20 duizend voor preekstoel en verder ameublement. De minder goede constructie van kap en vóórportaal deed reeds in het vorig jaar de noodzakelijkheid ontstaan eener herstelling, die op ongeveer zesduizend gulden is komen te staan, zoodat de gemeente thans wel een goed maar niet minder kostbaar kerkgebouw bezit. Het fraaie orgel tegenover den predikstoel is een geschenk van den predikant Fijnebuik, en deed reeds in het vroegere kerkgebouw in de Kieuwstraat dienst.
Vóór ons uit rust het oog op het kloeke, eenigszins in oud-hollandschen stijl gebouwde Hotel van den Commissaris der Koningin, gebouwd in 1891-92 voor een som van ongeveer zestig mille. Het wapen des lands is in den top des gevels aangebracht, daaronder de gekroonde beeldtenis van Hare Majesteit koningin Wilhelmina en lager een emblema, voorstellende het wapen der provincie Overijssel, geflankeerd door twee allegorische vronwenfiguren, rustende op twee watervaten of fiolen, die de twee hoofdrivieren der provincie, de IJssel en de Vecht verbeelden; ter zijde der vrouwengestalten twee kinderfiguurtjes, de symbolen van landbouw en visscherij een korenschoof en een visch - vasthoudend.
De hoofdingang met binnenvestibule is gelijk met de straat; met marmeren trappen komt men op den hoofdgang van de eerste verdieping. Deze gang of corridor geeft toegang tot de groote fraai versierde en gemeubelde ontvangst-zaal aan de stadszijde; verder tot twee salons en de vertrekken voor huishoudelijk gebruik bestemd. De groote zaal staat ook met de genoemde salons in verbinding en door deze met de serre aan de grachtzijde van het huis.
Wij verlaten het ruime, geheel bestrate terrein vóór het hotel over de voetbrug aan onze rechterhand, en komen alzoo in het Groot Weezenland. Vóór ons staat aan de linkerhand een blok van twaalf nette heerenhuizen, en aan onze rechterzijde ligt een stuk weiland, aan het weeshuis der Herv. kerk behoorende, dat des winters onder water gezet en gehouden wordt, om bij vorst de Zwolsche IJsclub tot baan te dienen. Op deze baan werd in 1893 door den beroepsrijder Hagen het wereldrecord gemaakt. Doorwandelende, rust ons oog aan den overkant der stadsgracht op de achterzijde van den Wilhelminasingel en het Van Nahuysplein.
De onderstaande afbeelding is genomen bij winter, als wanneer de gracht, met een sterken ijsvloer bekleed, een vroolijk gezicht oplevert door de talrijke schaatsenrijders en rijdsters.
Steeds onder de schaduw der eikeboomen voortgaande, komen we aan het einde dezer laan bij de Azijnfabriek "de Ster" van de firma Heerkens Schaepman & Co., opgericht in 1805. We slaan hier het hoekje om langs de waskaarsenfabriek dierzelfde firma en gaan de Assendorperstraat een eindje in om even een kijkje te nemen in de uitgestrekte voorstad Assendorp.
De eerste dwarsstraat aan de linkerhand, naar Willem Bartjens de Bartjensstraat geheeten, voorbijgaande, en de tweede dwarsstraat aan de rechterhand, Celestraat genaamd, naar den rector Joan Cele, (zie voor beide blz. 29) inslaande, zien we aan het eind dier straat de Celeschool en komen daar in de hoofdstraat dezer voorstad, naar de Zwolsche familie der Van Ittersum's de Van Ittersumstraat geheeten. Alle huizen dragen hier het kenmerk van nog jeugdigen datum te zijn; de straat is ook nog maar sinds vijf jaren aangelegd en een aanzienlijke som is door de gemeente besteed aan ophooging, rioleering en bestrating. Jammer dat het tot heden nog niet mocht gelukken den talrijken, meest allen tot den nijveren burger¬stand behoorenden bewoners een beteren toegang te verschaffen naar de Deventerstraat: de grootsche aanleg der straat eischt dit gebiedend. Wanneer we deze straat afloopen tot aan den Molenweg, hebben we een afdoend gezicht in de gansche voorstad kunnen slaan; uit de nog enkele open terreinen is voor ieder te bespeuren dat hier vroeger uitgestrekte tuinen waren gelegen, die door de uitbreiding der bevolking, voor een groot deel uit beambten der Staatsspoor en werklieden van den Constructiewinkel bestaande, langzamerhand als bouwgrond verkocht en bebouwd geworden zijn.
Wij vervolgen den Molenweg tot aan de Deventerstraat, loopen de Oosterlaan door tot aan het Stationsplein, slaan dáár de Terborchstraat in, in 1882 aangelegd en naar den schilder Ter Borch genoemd, laten de nieuw aangelegde Van Nagellstraat en de Zeven Alleetjes aan onze linkerhand liggen, en vestigen even het oog op de z.g. Pruimershuisjes aan de rechterhand, een stichting van den in 1881 overleden wijnkooper N. Pruimers en zijne kleindochter mej. Daniëlle Pruimers, die gratis bewoond worden door bejaarde lieden, die nimmer bedeeling genoten hebben, en boven de vrije woning nog een wekelijksche toelage ontvangen. In het midden van den voorgevel staat op een steen ter gedachtenis aan den edelen stichter Spreuken XI : 25, eenigszins gewijzigd, uitgebeiteld.
Rechtuitgaande, komen we door de Deventerdwarsstraat weer op de Deventerstraat terug, waar we even rechtsaf slaan om een blik te werpen op het Oude Mannen en Vrouwenhuis der Nederd. Herv. Gem., in 1877 gesticht met het doel om ouden van dagen, die niet meer in hun onderhoud kunnen voorzien, en daarom vanwege de Diakonie werden uitbesteed, goedkooper en tevens beter te verzorgen, welk doel, onder de leiding eener commissie van zes leden van het gemengd Armbestuur, ijverig wordt nagestreefd.
We wandelen nu voorbij de Enkstraat de Deventerstraat af; komen alzoo op den "buitensingel", het Weezenland geheeten, en links omslaande, de rij van heerenhuizen en villa's voorbij tot de Emmawijk, een driehoekige verzameling van nette en doelmatige heerenhuizen, sinds 1891 gebouwd, hoofdzakelijk door de Zwolsche Bouwmaatschappij, op grond aan het Rijk behoorende en wegens den voorgenomen bouw van het nieuwe hotel van den Commissaris der Koningin onder den hamer gebracht. Aan de rechterhand bevindt zich het gunstig bekende Instituut van den heer W.C. Loman, en aan de linkerhand het gebouw van 's Rijks Waterstaat. Langs de Willemsvaart loopen we tot het einde der Westerlaan en komen zoodoende voorbij den steiger, waar de Raderstoombooten 's morgens en 's middags nog aanleggen en aan de linkerhand voorbij den toegang naar een dubbel blok huisjes, achter een grooten tuin gelegen, en die bekend zijn onder den naam Daniëllestichting, naar de reeds op blz. 104 genoemde mej. D. Pruimers, wier grootvader de 24 huisjes bestemde voor hetzelfde doel als bij de Pruimershuizen is vermeld.
Aan het einde van de Westerlaan kunnen we het gezicht op de stad genieten dat op de plaat, op blz. 8 voorkomend, is afgebeeld, met dit verschil evenwel dat toenmaals de Emmawijk nog niet bestond.
Thans keeren we naar deze wijk terug, om over de Willemsbrug de Beestenmarkt te bereiken. Van hier hebben we een aardig gezicht op den hoek van den Eekwal en den korenmolen, genaamd de Hersteller, van den heer J.P. Hooglugt. (Zie ommestaande afbeelding.)
De doelmatig ingerichte Beestenmarkt is een der grootste van ons land. Hare tegenwoordige inrichting dateert van 1880; het ijzeren hek langs de kaaimuur, van 1894. Groot is het aantal runderen en andere dieren die elken Vrijdag worden verhandeld; in 1889 steeg het voor de eerstgenoemde diersoort tot bij de drie-en-veertig duizend. De nabijheid der Veelading in de Veerallée maakt het gemakkelijk het vee op den spoortrein te bezorgen. Op de markt staan verscheidene fraaie heerenhuizen, we noemen o.m. de woning van den heer J.W. Welcker, hoofdingenieur van 's Rijks Waterstaaat (K 686), van den heer P.J.G. van Diggelen, lid der Prov. Staten en van den Gemeenteraad (K 670), inzonderheid het onder de voornaamste gebouwen genoemde, in echt oudhollandschen stijl gebouwde woonhuis van Mej. Vos de Wael (K 667). Dat hier het getal logementen, koffie- en bierhuizen legio is, zal niemand bevreemden. Aan het einde der huizenrij op den hoek der Hoogstraat bevindt zich de Kazerne der Kon. Marechaussée (voorheen het gerenommeerde hotel “de Zeven Provinciën"), in 1889 tot dit doel ingericht bij de vestiging van een korps dier bereden politie in Zwolle.
De zooeven genoemde Hoogstraat opgaande, treffen we spoedig aan de linkerhand de Brood-, Koek-, Biscuits- en Vermicellifabriek der firma E. Helder & Co.; verderop een in 1888 gesticht Evangelisatiegebouw, benevens een paar scholen voor lager onderwijs.
Die lust heeft deze, naar de buurtschap Frankhuis en verder naar Kampen voerende straat af te wandelen, kan aan het einde nog een kijkje gaan nemen aan het Buitengasthuis en het kerkhof het Heilige Kruis genaamd. Bij de stoom-zuivelfabriek "Mastenbroek" (zie bladz. 85) kan hij op den langs het Zwartewater loopenden dijk komen en zoo naar de stad terugwandelen , waar hij dan op den Pannekoekendijk aanlandt, waar in de nabijheid der Kampoortenbrug de stoombooten aanleggen, die naar Hasselt, Zwartsluis , Genemuiden , enz. varen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten