Derde wandeling door de stad
Genoegzaam uitgerust, en krachten vergaard hebbende voor eene derde wandeling door de stad, waartoe o.m. ook het café-restaurant, tevens hotel, van den heer Van den Assem, de Zon genaamd, geschikte gelegenheid biedt, gaan we thans, met dit logement aan de linkerhand, het voor ons liggend steegje door en komen alzoo in de Sassenstraat. Het groote, regelmatige gebouw vóór ons is het Stadhuis, welks voorgevel dagteekent van het jaar 1821, doch dat inwendig verscheidene bewijzen van hoogen ouderdom draagt.
Het oorspronkelijk gebouw dagteekent van 1448; in de "trouwzaal" hield vóór het revolutiejaar (1795) de Vroedschap hare zittingen en vergaderden de Ridderschap en Steden van Overijssel, wanneer het de beurt van Zwolle was die binnen hare wallen te ontvangen. Een blik in de zaal, waarin ook de verkiezingen voor stad, provincie en Tweede Kamer worden gehouden, doet u hare oudheid terstond opmerken. Een schilderstuk voor den schoorsteen, met het jaartal 1606, waarvan de maker onbekend is, stelt het "Laatste Oordeel" voor. Zeker voor de heeren rechters (?) zijn op een paneel de woorden te lezen: Audi et alteram partem, d. w. z. "Hoort en wederhoort". Een paar antieke koperen lichtkronen hangen aan den zolder en versieren het vertrek op eigenaardige wijze. In de rondte vindt men de portretten van prins 'Willem I en zijne drie zonen; van Willem II, III en IV met de gemalin der laatste, Anna van Engeland, die na den dood haars gemaals onder den titel van Gouvernante, gedurende de minderjarigheid haars zoons acht jaren aan het hoofd des Bestuurs stond. Op een zwart bord, aan den muur hangende, staat met vergulde letters het gebed geschilderd, dat bij den aanvang der rechtszittingen en raadsvergaderingen gebezigd werd.
De entrée van het gebouw is in den laatsten tijd door het aanbrengen van een binnenportaal zeer verbeterd. Na nog vermeld te hebben dat de raadsvergaderingen thans in een zaal op de tweede verdieping gehouden worden, welke zaal versierd is met het portret van den minister J. R. Thorbecke, en dat boven de trouwzaal het archief der stad wordt bewaard, dat in den laatsten tijd tot zooveel geschrijf en raadpleging aanleiding heeft gegeven, stappen wij van Zwolle's raadhuis af, dat alleszins een bezoek des vreemdelings verdient.
Naast het Stadhuis, aan de zijde van het Groote Kerkplein, bevindt zich de Openbare school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs, die inzonderheid onder haar tegenwoordig hoofd, den heer K. Brouwer, een goeden naam van zich doet uitgaan. Dit gebouw is in 1868 gesticht; in een deel der lokalen wordt de Teekenschool en Burgeravondschool gehouden, met in- en opgang in de achter het Stadhuis liggende Lombardstraat.
Tegenover het Stadhuis staat de woning van den horlogemaker Voetelink, met een onduidelijk wapen in den voorgevel. Duidelijker zijn op twee steenen onder de ramen der eerste étage de vermanende versregels te lezen:
Hy weet niet wat hy verliest,
Die het tidelyck voor het geestelyck kiest;
Als het komt op een schyden,
Soo heeft hy geen van beyden.
Aan het einde van dit gedeelte der Sassenstraat valt ons oog op den witten gevel van een huis, dagteekenend uit de tweede helft der 16de eeuw, waarin eene zaak van dames handwerken wordt gedreven. De beeldtenis van keizer Karel V prijkt bovenaan en de versieringen met leeuwen- en ossenkoppen, dolfijnen, ruitertjes enz., afgewisseld door of omkranst met bloemguirlandes, zijn van dien aard, dat ze de aandacht van den kunstkenner op zich gevestigd houden. (Zie de afbeelding blz. 67).
Dit huis staat naast de Bethlehemsche kerk, een overblijfsel van het vroegere monnikenklooster Bethlem, in 1308 gesticht door Bernhard van Vullenho (Vollenhove).
Gelijk reeds vroeger is verhaald, deelde dit klooster in den grooten brand van 1324, doch werd spoedig en wel grooter herbouwd en door giften van huizen en akkers, enz. verrijkt. De bewoners zagen zich in 1580 verplicht, tengevolge van de veranderde gevoelens op godsdienstig gebied, de wijk te nemen en de kerk kwam in het bezit der Hervormden. Tengevolge een besluit van Burgemeester, Schepenen en Raden van 1683 zijn de zitplaatsen in deze kerk nog tot op heden geheel vrij. Het orgel in deze kerk dagteekent van 1826 en is even als dat in de Broerenkerk, een geschenk van den heer P. Queysen, wiens wapen er op is aangebracht en wiens naam voorkomt in deze dichtregelen, voor het orgel staande:
Looft, Christnen! God met hart en stem,
Die door Zijn Zoon uit Bethlehem,
Ons, zondaars, troost en wil verlichten;
Dit orgel dat ons roert en streelt,
Dat God ter eere wordt bespeeld,
Deed Pieter Queysen daartoe stichten.
De kerk is in het bezit van vier antieke zilveren bekers, met de jaartallen 1583, 1586, 1587 en 1605, die bij de Avondmaalsviering gebruikt worden en voor welke door een kunstkenner eenmaal te vergeefs de beduidende som van twintig duizend gulden is geboden.
Zoo zijn we thans gekomen op het Bethlehems Kerkplein. Voor ons staat een gebouw, prijkende met den wel wat weidschen naam van Museum van natuurlijke historie, land- en volkenkunde.
Het behoorde vroeger tot het Bethlems klooster, waarvan het de eetzaal of "Refectorium" (verbasterd tot Reventer of Reefter) uitmaakte en dient van 1846 af tot zijn tegenwoordig gebruik. Een bezoek er aan is aan te raden; de vrij rijke bibliotheek is dagelijks geopend van 3-4 uur.
Na het Museum bezichtigd te hebben, gaan wij er achter om heen naar de Nieuwe Markt, waar onze aandacht terstond getrokken wordt door de in 1884 gestichte overdekte Botermarkt, die wel aan de stad bij de f 9000 heeft gekost, doch een jaarlijksche besparing van f 750 teweegbrengt, die vóór hare stichting betaald werden voor het wekelijks plaatsen en weer opruimen der overdekte banken in de Voorstraat, die tot hetzelfde doel dienden. Op deze plaats komt de boter in vaatjes ter markt, terwijl de afgewogen stukken des Vrijdags te koop zijn op het Groote Kerkplein, aan de zijde der Luttekestraat.
Langs het aan de stad behoorende gebouw heengaande waarin het Agentschap der Nederlandsche Bank gevestigd is, en zoo doorloopende, komen we aan het huis, genaamd Middelwyk, dat algemeen voor het oudste huis van Zwolle gehouden wordt, daar het, volgens de overlevering, reeds bestond nog vóór Zwolle stadsrechten had bekomen. Het is vermoedelijk gesticht door een lid van het geslacht der Van Ittersums, behoorde aan dit geslacht tot op het midden der vorige eeuw, doch is thans het eigendom van den heer A. F. Vos de Wael. In dit huis werden in vroeger tijden door de overheid de vorstelijke personen gelogeerd, die de stad bezochten, en de bewoner was alsdan verplicht zijn huis voor dien tijd te ontruimen. Dit gebruik schijnt omstreeks het begin der 18e eeuw te zijn geeindigd; op welken grond het steunde, is ons niet bekend.
Rechts omslaande vinden we op den hoek het Gemeentehuis van Zwollerkerspel, en aan het einde van de straat vóór ons de Inrichting voor geneeskundige gymnastiek, die hier in 1893 door Mej. Milatz uit Kampen geopend is in een ledigstaand perceel. Weer rechtsomslaande, bevinden we ons in de Schoutensteeg, waarin, ongeveer in het midden, de Waalsche kerk is gelegen.
Dit oud uitziende gebouw is het overblijfsel van een nonnenklooster, in 1440 gesticht. De overige gedeelten van het klooster zijn thans woonhuizen. De kerk is in 1810 in het bezit der Waalsch-Hervormden gekomen; een kijkje er in verdient ze wel, daar 't er van binnen zeer net uitziet.
De Schoutensteeg uitkomende, zijn we in het tweede gedeelte der Sassenstraat. Het eerst wordt onze aandacht getrokken door de poort aan het einde der straat, die de sporen harer jongste restauratie nog te zien geeft. We komen er straks nader op terug. Vóór de poort staande, hebben we aan onze linkerhand de Walstraat. De huizen aan den walkant hebben bijna allen lief gelegen tuintjes achter zich, en zijn daarom zeer gezocht. We slaan aan onze rechterhand de Koestraat in; ook in deze straat hebben de huizen aan de walzijde tuinen achter zich, op den Potgietersingel uitkomende.
We loopen de straat door tot we aan de Bloemdalstraat komen, die wij even ingaan om de Vilsterenshuizen te bezichtigen, door het echtpaar Herman van Vilsteren en Wendelmoet van Haerst, wier woonhuis het oorspronkelijk uitmaakte; in 1468 overleden, bestemd om tot woning te dienen aan zes vrouwen en vier mannen, en uit hunne daartoe mede bestemde middelen deze te onderhouden. In de 18° eeuw veroorloofden de middelen zelfs twaalf vrouwen te onderhouden, en in 1852 werd de stichting vergroot door aankoop van een concertzaal en het geheel in den toestand gebracht, waarin het nog heden verkeert. Het getal verpleegden is sinds nog toegenomen en bedraagt thans negen en twintig.
Naast de Vilsterenshuizen staat de loge der Vrijmetselaars, in Juni 1870 plechtig ingewijd, en twee huizen verder de Openbare meisjesschool voor uitgebr. lager onderwijs, onder directie van Mej. J. C. Langerveldt.
Aan de overzijde der straat, dicht bij het Bethlehems Kerkplein, vindt men de Christelijke bewaar- en naaischool in een perceel dat tevens dient tot vergaderlokaal voor de Gereformeerde jongelingsvereeniging. Langs die zijde de straat weer verlatende, komen we ook nog de stedelijke Muziekschool voorbij (H 61), benevens het huis waarin de dichter Rhijnvis Feith - over wien later meer - des winters verblijf hield (H 62), en in de Koestraat teruggekomen, loopen we verder tot aan de Goudsteeg, die we ook even willen ingaan, om het Gymnasium te bezien, dat in September 1880 dáár is gesticht, zeer net er uitziet en van binnen doelmatig is ingericht. Wat verderop, doch aan de andere zijde der steeg, is de school voor lager en m.u.1. onderwijs, uitgaande van de in 1894 opgerichte Vereeniging voor Gereformeerd schoolonderwijs. Vóór het bestaan dezer vereeniging behoorde de school aan de Christelijk Gereformeerde kerk, doch wegens geringe moeilijkheden met het bekomen der bij de wet van 1889 toegestane subsidie, achtte men het beter de school voortaan te stellen onder het beheer eener vereeniging. De school is in 1851 geopend; het gebouw waarin zij thans is gevestigd, behoorde oorspronkelijk tot het armen-Fraterhuis, dat in 1809 op last des Konings aan de Katholieken werd afgestaan, die er een weeshuis van maakten, doch na dit naar de Roggenstraat te hebben overgebracht, het gebouw verkochten aan de Geref. gemeente onder 't Kruis, die het voor kerkgebouw inrichtte. Na de vereeniging der Gereformeerden in 1869 kwam het kerkgebouw vrij en bracht men er de Christelijke school in over. Onder de voortreffelijke leiding van den heer D. Wijnbeek, die sinds 1867 aan haar hoofd staat, neemt de school steeds in bloei toe.
Nogmaals in de Koestraat terugkeerend, gaan we op nieuw een eind verder een dwarsstraat in, de Praubstraat geheeten, waar we even een kijkje willen nemen in de Emmanuelshuizen, in 1636 gesticht door Mej. Anna van Haerst, weduwe van Emmanuel van Twenhuizen, die dit huis bij testament bestemde tot woonstede voor 12 vrouwen van den R.K. godsdienst. Door aankoop van een belendend huis is de stichting zoodanig vergroot, dat er thans 21 vrouwen in wonen, die, benevens eene kleine geldelijke uitkeering, nog bovendien brandstof en vleesch ontvangen. Aan de overzijde der straat, meer naar het Groote Kerkplein toe, vindt men de Rijschool of Manége, die, vroeger uitgaande van eene vereeniging, die er f 150 huur per jaar voor betaalde, thans gehouden wordt door den pikeur Van Riesen, die er maar de helft voor betaalt. Op vooruitgang wijst dit zeker niet.
Op den hoek der Praubstraat en Koestraat is in een goed uitziend gebouw de R K. Fraterschool voor lager en m.u.l. onderwijs gevestigd. Dit gebouw was oorspronkelijk een R.K. kerk met pastorie, omstreeks 1650 gesticht en sinds 1811 niet meer gebruikt. Het gebouw werd verhuurd, tot er in 1853 een jongensschool in werd gevestigd; in 1878 werd het verbouwd en in 1887 vergroot, zoodat het thans aan alle eischen der wet voldoet. Eerst sinds een tweetal jaren staat de school onder leiding der Fraters.
Tegenover de Praubstraat is in de Koestraat de Groote Societeit te vinden in een ouderwetsch doch goed onderhouden gebouw, dat, vroeger een heerenhuis, thans, met het oog op naam en gebruik, wel eens een verbouwing naar de eischen des tijds mocht ondergaan. Sinds 1805 behoort het aan genoemde Societeit. Aan de achterzijde heeft het een stuk terrein aan den vroegeren stadswal, thans Potgietersingel , waar gelegenheid is voor de leden zich bij warm weder voor de al te koesterende stralen der dagvorstin te beschutten onder koelte-aanbrengend geboomte, met een fraai uitzicht en gemakkelijke zittings.
Naast de Groote Societeit staat de pastorie, en naast deze het kerkgebouw der Luthersche gemeente, sinds 1649 bij haar in gebruik en sinds 1799 van twee beteekenisvolle windvanen op het dak voorzien, n.l. een lam en een zwaan, beide een geschenk van een ouderling der gemeente. In de jaren 1850 en 1889 onderging de kerk belangrijke verbeteringen en ziet er thans zoowel van buiten als van binnen uiterst net en doelmatig ingericht uit.
En zóó zijn we op de Blijmarkt aangeland, waar zoowel aan de linker- als rechterzijde nog 't een en ander op te merken valt. Aan de rechterhand vestigen we het oog op het Schouwburggebouw, genaamd Odeon, dat in 1839 gebouwd is voor de belangrijke som van f 65,000, en den 2en Januari 1840 ingewijd werd door een destijds zeer gezocht Fransch gezelschap. In 1868 is de schouwburgzaal verbouwd, waartoe een som van tienduizend gulden door de vrienden werd bijeengebracht. Behalve deze zaal heeft het gebouw nog een concertzaal en ruime koffiekamer, waarin wekelijks de veilingen van te koop geboden perceelen plaats vindt.
Aan den anderen kant van den tuin van het Odeon zien we een nog nieuw gebouw, dat is opgericht door de Spaarbank tot Nut van 't Algemeen. De spaarbank en de Volksbibliotheek van het "Nut" zijn daarin sinds October 1889 gevestigd, en ook hebben daarin de gewone vergaderingen van het Departement Zwolle der Maatschappij plaats.
Het aan de tegenoverliggende zijde der straat staande deftige gebouw is het Gerechtshof, ook wel Paleis van Justitie geheeten, doch dit bespreken we thans niet; op onze wandeling om de stad vinden we het terug. We gaan thans eerst naar ons punt van uitgang terug door de Papenstraat, tegenover het bierlokaal "Cambrinus ", waar we de Stoom Boek- en Steendrukkerij passeeren der firma La Rivière & Voorhoeve, opgericht in 1888. In dit voor het tegenwoordig doel verbouwde en in 1894 vergroote perceel, werd voorheen de Departementschool van het "Nut" gehouden, die thans haar zetel heeft in de Bitterstraat.
Nog willen we even wijzen op een oud perceeltje aan de andere zijde der straat: een open plaats met blauwververij en een drietal kleine woningen, die het eigendom zijn van de Ned. Herv. kerk, die daarin gratis woning verschaft aan drie vrouwen. Boven den ingang staat het jaartal 1623, en terzijde daarvan is in den muur een vierkante opening, aan de buitenzijde met een antiek gesmeed ijzeren traliewerk afgesloten. Wat hiervan de bedoeling is geweest, is niet met zekerheid bekend. Het wijst misschien op een tijd, dat de bewoners van dit perceel slechts in beperkte mate met de buitenwereld gemeenschap mochten hebben.
De Papenstraat brengt ons op het Groote Kerkplein, weleer en tot 1827 toe als begraafplaats gebruikt en toen Kerkhof geheeten. Thans dient het des Vrijdags tot marktlein; allerlei waren, oud en nieuw, zijn daar dan tentoongesteld en talrijk zijn de bezoekers, waaronder de om den marktdag van buiten gekomen boeren en boerinnen een groote plaats bekleeden. Van het Groote Kerkplein kunnen we langs twee zijden om de kerk heen de Groote Markt weer bereiken, waarmede we onze derde en laatste wandeling door de stad hebben volbracht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten