Achtergrondinformatie
In en om Hengeloo, Borne en Delden verscheen in 1897. Aan het boek is een wandelkaart toegevoegd. De auteur is Viator. Achter het pseudoniem Viator (= wandelaar, reiziger) schuilde Hendrik Magdalenus Bruna (Hasselt 8 juni 1840 - Hengelo 10 augustus 1906).
H.M. Bruna studeerde theologie te Groningen en werd net als zijn vader Gerhardt Bruna (1810-1886) predikant. Hij kwam via Hellendoorn, Heumen, Wijchen en Purmerend in Hengelo terecht, waar hij van 3 december 1893 tot aan zijn dood predikant was.
Naast zijn predikantschap verrichtte hij ook veel journalistiek werk.
Wat Overijsselse lectuur betreft, schreef hij in zijn Hellendoornse periode onder het pseudoniem Paganus: Wolfskampen-Dine, een Tafereel uit het Twentsch Volksleven. (Nijmegen, Adolf Blomhert, 1872). Hierin onder meer een zeer gedetailleerde beschrijving van Zwolle (p. 81-125).
Onder het pseudoniem Viator schreef hij in zijn Hengelose periode nog: Het Kasteel Boekeloo: roman uit Twente. (Utrecht, A.W. Bruna en Zoon, 1902) en Anna en Johanna (Nijkerk Callenbach, 1901).
Hieronder volgt nu in hoofdstukken de ongewijzige weergave van In en om Hengeloo, Borne en Delden, te beginnen met het voorwoord van de schrijver.
VOORWOORD.
Op verzoek van den uitgever belastte ik mij met de samenstelling van dezen Gids. Wat zoude ik gaarne nog een aantal wandelingen in het beschrevene gedeelte hebben vermeld en den kring nog wat hebben verwijd, maar ik overschreed reeds de mij toegestane ruimte. Om dezelfde reden moest ook de vermelding van velerlei bijzonderheden, de historie betreffende, achterwege blijven. Wellicht geeft een latere druk gelegenheid, te doen wat nu niet kon.
Ofschoon er geen pad in staat, dat ik niet zelf wandelde met de kaart in de hand, zijn toch verkeerde namen of aanwijzingen mogelijk. Daarom houd ik mij zeer aanbevolen voor de aanwijzing van onjuistheden.
Wie den Gids gebruiken wil, doet het best hem eerst door te lezen, omdat, ter voorkoming van herhalingen, de wandelingen slechts van een kant uit zijn geschreven. Hij zal dan, naar ik vertrouw, blijken een bruikbaar leidsman te zijn door onze schoone streken. Mogen de wandelingen daardoor den lezer evenveel genot verschaffen, als zij 't mij deden, ik zou niet vruchteloos hebben geschreven.
VIATOR.
INLEIDING
Het wordt in ons land gelukkig meer en meer de gewoonte, in stede van in de verte het schoone te zoeken, ook aan de minder stoute, maar daarom niet minder bevallige streken van ons vaderland de aandacht te schenken. En nu vacantie- en uitstapjes-kaarten, rondreis-biljetten en andere goedkoope reisgelegenheden een uitstapje voor meer bescheiden beurzen bereikbaar maakten, zijn verschillende streken van ons land, tot dusver aan het meerendeel onbekend gebleven, de aandacht gaan trekken, die zij ongetwijfeld in hooge mate verdienen.
Zulk een onbekend land is Twente. Jaren geleden, toen 't alleen langs zandwegen bereikbaar was, heette het de Achterhoek, waarvan men alleen wist, dat er veel wild werd gevonden en de Deventer markt wist van de eieren, die er werden aangevoerd en de linnens, die er gesponnen werden in den winter op de eenzame boerderijen door den dorpswever geweven, door de boerin op het grasveld uitgespannen en gebleekt. Later werd het beter, toen de straatwegen werden aangelegd, die in Hengeloo zich kruisten en de diligence van Arnhem op Lingen over Lochem en Oldenzaal reed, even als van Zwolle uit, in verbinding met de boot op Amsterdam, de postwagen over Nijverdal naar Almeloo en Enschede reed. Toch wijst men er in Hengeloo nog den ouden L. Wilmink, die in zijn jeugd een vrachtwagen reed op Amsterdam. 's Maandagsmorgens vroeg vertrekkende om Zaterdag 's avonds laat terug te zijn. Met de straatwegen raakte Twente uit zijn isolement en begon de huisnijverheid plaats te maken voor de fabrieksnijverheid. Maar eerst toen de spoorwegen kwamen en in verschillende richtingen het doorsneden, toen de eene fabrieksschoorsteen voor, de andere na, de lucht inrees en Twente maakte tot het ‘nijvere Twente’, toen had de algeheele ommekeer plaats, die van den ouden Achterhoek een welvarend en belangrijk gewest maakte. Toch bleef er nog veel van het oude bewaard en men behoeft nog niet zoo ver van de brandpunten der nijverheid te gaan om de hoeven te vinden als voor een paar eeuwen, waar zonder afscheiding de boer met vrouwen kinderen, knecht en meid, paarden en rundvee niet alleen onder een dak, maar ook in de zelfde ruimte wonen. Voor een ouderwetschen boer is zulk een ‘lös hoes’, waar hij gezeten naast den haard zijn geheele boerderij, zoover die binnen de muren is, kan overzien en de vrouw, terwijl de meid aan den draaienden kraan den ketel met veevoeder boven het vuur wegdraait, gelegenheid heeft haar oog te laten gaan over haar geheele personeel, de kippen en den hofhond incluis.
Een merkwaardig land is Twente met zijn prachtig eikenhout en zijn uitgestrekte esschen naast op paleizen gelijkende villa's en vorstelijke parken, zijn eenzame heiden en dreunende en gonzende fabrieken; de vereeniging van den ouden en den nieuwen tijd, voor een liefhebber van natuurschoon en den beoefenaar van folklore beide, een bezoek overwaard. Moge onze korte aamwijzing, want een beschrijving durven we deze weinige bladzijden niet te noemen, menigeen aansporen er een bezoek te brengen. Wij durven hem de verzekering geven, dat hij zich zijn bezoek niet zal beklagen.
zondag 19 juli 2009
In en om Hengeloo, Borne en Delden: Hengeloo
Hengeloo
Evenals alle namen, eindigende op loo, dat eene laagte en wel eene boschrijke laagte beteekent, wijst de naam Hengeloo er op, dat oorspronkelijk het een zeer boschrijk oord moet geweest zijn. Trouwens, geheel de Achterhoek van Twente was boschrijk en 't verhaal gaat nog, dat in vroeger tijd een eekhorentje van Twickel tot Oldenzaal kon komen, zonder den grond aan te raken.
Of de naam Hengel, gelijk beweerd wordt, van de Angelen afkomstig is, zoodat het geheel dan beteekenen zou het Bosch der Angelen, is zeer zeker betwijfelbaar.
Ook de naam Woolde van de buurtschap, die het dorp Hengeloo van 't Zuid-Oosten tot het Noord-Westen, door 't Zuiden heen omgeeft, duidt op wouden, die daar vroeger waren.
Het eigenlijke dorp is niet groot, doch daaromheen ligt de Ring, die feitelijk tot het bebouwde dorp behoort en hier en daar er mede ineenvloeit, doch om politieke redenen afzonderlijk gehouden en genommerd wordt, zooals dat op de Enschedesche straat al dadelijk duidelijk in het oog valt. De huizen in het Dorp dragen allen de letter D voor het no., die in den Ring de letter E, terwijl de wijken Woolde, Driene, Klein Driene, Oele en Beckum worden aangeduid met W, Dr, K Dr, 0 en B.
Hengeloo's geschiedenis laat zich in enkele woorden beschrijven. In den vroegsten tijd schijnt het dorp het middelpunt te zijn geweest van de Mark Woolde, waartoe toen ook Driene behoorde en wier naam nog voort leeft in eene bestaande stichting, de armenstaat der Mark Woolde. Deze echter is van later dagen en strekt zich alleen uit over de tegenwoordige buurtschap van dien naam.
Hengeloo was vroeger geene heerlijkheid, al had het een ‘huis’ of kasteel, dat aan de Westzijde van het dorp stond, doch is dit van lieverlede geworden. Blijkens een verhoor, in 1577 gehouden voor den rechter Otto Meylink te Borne, werden vroeger allerlei diensten den heer van het huis vrijwillig bewezen, die later geeischt werden. En daar de eigenaar, Frederik van Twickel, veel land in de Mark had gekocht en dit in stukken aan verschillende lieden in erfpacht uitgaf om te bouwen werden bijna alle huizen cijnsplichtig aan hem. De erfpachten of cijnsen van de meeste huizen moesten op ‘het Huis’ worden betaald. Ook hadden de heeren van Hengeloo collatierecht, daar zij de helft in het tractement van den predikant betaalden en de Oude Weeme of Pastorie, waarschijnlijk eene stichting van ‘het Huis’ is, kan deze collatie daaruit zijn ontstaan. Van het oude slot is niets overgebleven, een laan wijst nog den weg er heen en wij zullen later de plaats, waar het stond, van zelf opzoeken bij onzen omgang door het dorp. De geschiedenis maakt nog melding van eenen grooten brand in 1595, toen er te Hengeloo 43 huizen, benevens vele schuren en stallen afbrandden.
Boven: Fragment van bijbehorende wandelkaart (1897). Klik er op voor vergroting.
Onder: Chromotopografische kaart des Rijks, verkend in 1881-'82, herzien in 1903.
Als men van 't Station Hengeloo binnen komt, ziet men recht voor zich uit eene flinke straat, den Stationsweg, door de spraakmakende gemeente meestal Beursweg genoemd, naar het gebouw, dat wij aan de rechterhand aantreffen, dat met zijn hooge glazen deurvensters en oprijweg zich al dadelijk doet kennen als voor publieke doeleinden bestemd. Oorspronkelijk werd de beurs bestemd voor den katoenhandel. Toen Hengeloo een centrum werd der spoorwegen, waar de lijnen van Enschede, Oldenzaal, Almeloo en Goor samen kwamen, meende men daar ter plaatse een gebouw te moeten stichten, waar de katoenhandelaren en fabrikanten elkander konden ontmoeten en zaken doen. De Nederlandsche Handelmaatschappij bood krachtige hulp en uit ruime beurs verrees vlak bij 't station de Beurs, die plechtig werd ingewijd en door een onzer eerste geleerden en staathuishoudkundigen, den heer Thorbecke, werd eene inwijdingsrede gehouden, gevolgd door een feestmaal, waarbij het nijverige Twente in allerlei toasten werd verheerlijkt. Maar van beurshouden is nooit veel gekomen. De naijver der verschillende Twentsche plaatsen en de waarschijnlijk te hoog gespannen verwachtingen van de vlucht, die de katoennijverheid nemen zou, deden het hare en weldra opende Almeloo een eigen beurs en ruimde Enschede een der societeits-zalen in voor dergelijk doel. En nu is de met zijn groote zaal met galerijen, de concertzaal van Hengeloo geworden. Concerten, tooneelvertooningen, bals, met sommige gelegenheden Volksbals, Nuts- en andere vergaderingen en dergelijke hebben den tempel van Mercurius in beslag genomen. Aan de zijde naar den spoorweg zijn koepelkamers bijgebouwd, die met de daartusschen gelegen zaal de groote societeit vormen, terwijl de leeskamer tevens voor kleine vergaderingen wordt gebruikt. Willen we, van de spoorreis komende, even toeven, dan biedt de koffiekamer der beurs daartoe een uitnemende gelegenheid.
We zetten nu onze wandeling voort langs den Beursweg, treffen eerst aan de linkerzijde de gasfabriek en vervolgens de schoone villa van den Heer W. Hulshoff Pol en dan eene straat, de Schoolstraat, waar de villa van den Heer van Oostrom Meyjes door haren bevalligen vorm ons oog trekt, terwijl aan de overzijde eenige heerenhuizen staan, en den weg vervolgende, komen wij in 't schoonste gedeelte van Hengeloo tusschen de villa's der H.H. O. Stork en H. Hulshoff Pol door op de Enschedesche straat.
Foto: Gezicht op den Enschedeschen Straatweg
Wij zijn hier aan 't einde van het Dorp en nog geen 20 jaar geleden, zouden we bijna aan 't eind der gemeente zijn geweest. Op slechts weinige schreden afstands begon toen Lonneker reeds, doch in 1881 is door een vreedzame annexatie een deel van die uitgestrekte gemeente bij Hengeloo gevoegd. Gaan we van 't Station komende rechtsom, dan treffen we aan de linkerzijde het fraaie landhuis van Mevr. de Wed. Ekker, en benevens kleine woningen de villa's der H.H. D. W. Stork en D.W. van Wulfften Palthe, aan de andere zijde een aardig villatje van Mej. A. Stork, den molen en o.a. het groote huis van den Heer H.C. Stork en de vriendelijke villa van den Heer Bartelink, waarnaast nu weder eene nieuwe villa verrijst, waarna de spoorweg de scheiding vormt van het eigenlijke dorpsgedeelte en den weg, dien we later hopen te wandelen. Juist voor dien spoorweg, langs de villa Palthe, gaat een weg linksaf, die ons voert langs het Ziekenhuis, een nieuw gebouw, geheel volgens de eischen des tijds ingericht op kleine schaal, doch voor uitbreiding vatbaar. Onder weg hebben wij eene straat gekruist, de Wolter ten Cate straat, die haren naam ontleent aan den ouden Doopsgezinden leeraar der gemeente, die de eigenlijke stichter is der Hengeloosche damastweverij, wiens nagedachtenis men daardoor in dankbare herinnering wilde bewaren, waar een aantal heerenhuizen en de flinke kazerne der Marechaussees een plaats vonden. Tegenover de laatste staat de fraaie en groote villa van den Heer de Monchy, te midden van eenen grooten tuin, die zich tot de Beurs uitstrekt.
De Enschedesche straat van de Markt tot aan den spoorweg is de straat, daar vindt men wandelaars uit alle standen en daar is des Zondags de pantoffel-parade, zoodat bij lang, droog weder de fraaie nu met boomen beplante weg, dan in een stofwolk gehuld is.
Foto: Gezicht op de Enschedesche straat
Van 't Station komende, slaan wij echter om de Markt te bereiken linksom langs de villa van den Heer O. Stork en treffen dan links al spoedig het nieuwe Postkantoor, dat in Gothieschen stijl in baksteen opgetrokken een goeden indruk maakt. Het heeft alleen de lastige eigenschap, dat het zoo ver mogelijk naar de grens van het dorp is gebracht. Recht voor ons uit beheerscht de hooge spitse toren der groote R.C. Kerk de geheele straat, terwijl in de verte het gezicht wordt afgesloten door het Gemeentehuis en het daarnaast staande oude Postkantoor. Eerst krijgen we nog links de Nieuwstraat, voor weinige jaren nog een modderig pad tusschen bleekvelden en daartegenover de Drienerstraat om dan aan de Veemarkt het Hôtel ‘De Halve Maan’ te vinden, waar wij ons anker kunnen nederleggen.
Daar tegenover vindt men een flink plein, de Telgen, dat zijn naam ontleent aan den tijd, toen daar nog de telgen werden gekweekt voor den aanplant in de eiken bosschen. Tot voor korten tijd was dit plein aan de zijde der Enschedesche straat afgesloten, op een nauwen doorgang na, door een oude smederij en daarnaast eenigzins achteruit stond nog een van die oude gebouwen, met een verveloozen hoogen houten puntgevel, zoo als we in Oud-Hengeloo er meerdere zullen vinden. De behoefte aan uitbreiding der Veemarkt deed het gemeentebestuur besluiten, die smederij aan te koopen en de Telgen tot een flink plein te maken.
Even voorbij de R. K. Kerk treffen wij de Markt, een zeer onregelmatig plein, waaromheen een aantal winkels en aan 't einde het reeds genoemde gemeentehuis. Volgen wij nu dezelfde richting, dan begint het oude Hengeloo, waar men geen enkele straat vindt die rechtuit loopt. Wij gaan de Langestraat in, waar wij schuin tegenover het koffiehuis van den heer J. Wilmink nog een huis vinden, dat zeker een der oudste is uit het geheele dorp en met zijn laag dak en muren van vakwerk, een zonderlinge tegensteIling vormt met de fraaie huizen aan den Enschedeschen weg. Deze straat voert ons in de Bentheimer straat, langs de kerk der hervormden, een vierkant stijf gebouw met een op 4 pilaren rustend voorportaal, grootendeels achter lindeboomen verscholen en met een houten koepeltorentje, waarin een goed uurwerk, dat echter door de lage plaatsing niet ver gehoord wordt. De kerk heeft een goed orgel. Schuin er tegenover ligt de eene pastorie, terwijl bijna daarnaast een kromme slecht geplaveide straat rechtuit, zoo ver dit mogelijk is, aanloopt op de oude pastorie of Weeme en den naam draagt van de Pastoriestraat. Vervolgden wij onzen weg, wij kregen dan eerst een vriendelijk huisje rechts en - daartegenover de gemeentelijke bleek, waar de huismoeders tegen betaling hare wasch kunnen spoelen en bleeken, tenzij zij het den bewoners van het daarop gelegen waschhuis opdragen. Daar ligt de beek aan welks overkant een paar fraaie villa's gelegen zijn, van wijlen den heer Dinckgreve en den heer E. Ekker, die wij later, als wij buiten het dorp gaan, wel in oogenschouw nemen.
Wij keeren dus nu terug op onze schreden. Even voor de kerk gaat een laan linksaf. Volgden wij dezen wij zouden langs den tuin van den heer Dikkers, op de hoogte komen, waar eertijds het Huis te Hengeloo stond en waarvan niets overbleef dan de plaats. Er staat eenzaam op de hoogte een boerenhuis en daarachter strekt zich de groote Hengeloosche weide uit, terwijl aan den overkant de achterzijde begint der algemeene begraafplaats. Wij zeiden, er is niets overgebleven van die vroegere heerlijkheid. Ja toch iets, de vroegere poort is bewaard en prijkt te Enschede naast het Hotel de Klomp en de leeuwen die eertijds het wapenschild droegen, dienen in den tuin der Weeme als bewakers van een priëel.
De Bentheimer straat volgende krijgen we een reeks onregelmatig gebouwde huizen, Vroeger deels woonhuizen, deels voor weverij gebezigd en nu als bergplaatsen dienende, tot wij links de Hengeloosche Bontweverij krijgen, een groote fabriek, die een 650-tal personen in 't werk heeft en aan beide zijden der beek is gebouwd. De tegenwoordige eigenaars zijn de HH. Hulshoff Pol. Daartegenover, juist aan 't eind der straat, vinden wij nog een echt ouderwetsch Twentsch huis met zijn groote banderdeuren. waarin de volgeladen hooi- of roggewagen kan binnenrijden en komen dan in de Marktstraat. Gingen wij de brug, de Tiemsbrug over, wij zouden dan rechts voor ons Noordwaarts den lommerijken straatweg naar Borne zien, terwijl aan de rechterzijde langs de Twentsche Bontweverij en de daartegenover gelegen fraaie villa van den heer Krabbe en het aardige landhuisje van den heer Blenken, de weg naar Oldenzaal loopt, die aan 't begin met jonge lindeboomen beplant is. Wij konden dan bij het ziekenhuis voor besmettelijke ziekten de brug overgaan en langs de Weemenstraat de Markt bereiken. In de tweede Weemendwarsweg die zich ombuigt en in de Drienerstraat uitkomt, staat het R.C. Vereenigingsgebouw, dat een zeer goeden indruk maakt. In den volksmond heeten deze gezamenlijke straten de Weemen gaarden, aanwijzende, dat ook daar vroeger een weeme of pastorie moet hebben gestaan, waaronder de tuinen behoorden, die het terrein vulden. Onmogelijk is 't niet, omdat juist aan de pastorie der R.C. gemeente de straat zich aansluit.
Wij gaan van de Thiemsbrug de Marktstraat in, treffen eerst het nieuwe klooster der zusters van liefde met de daaraan verbonden bewaar- en meisjesschool. Daarnaast komt de Synagoge der Israëlieten en dan de fraaie en ruime pastorie der Doopsgezinden en de kerk van deze gemeente.
Steken wij nu de Markt over dan treffen wij de Brinkstraat, een der drukste straten, waar men bijna uitsluitend winkels vindt en de huizen, die nog niet in winkels zijn veranderd, worden het. Die straat is zoowel wat hare winkels als hare geringe breedte betreft bestemd de Kalverstraat van Hengeloo te worden. Daar vindt men de Stoom-, Boek-, Handels en Kunstdrukkerij waar deze gids gedrukt is. Daar vindt men een winkel met eene reusachtige spiegelruit gelijktijdig de étalage in den kelder en gelijkvloers toonend, gelijk men dat hier te lande nog slechts zelden ziet.
De Brinkstraat voert naar den Brink. We loopen recht op den fraaie meubelwinkel van Gebr. Eshuis aan en treffen er een met eenige boomen bezet pleintje. Daar was het dat in vroeger eeuwen de gewaarden der Marke Woolde bijeenkwamen, om de markezaken te behandelen. Niet onwaarschijnlijk heeft er in vroeger eeuwen de kerk gestaan. De tegenwoordige kerken toch zijn van veel later tijd. De R. Kath. is een gebouw der laatste jaren en ook de Herv. kerk is in 1840 pas gebouwd en stond vroeger op de plaats, waar nu de gemeentelijke begraafplaats is. De Brink heeft zijn oude betekenis verloren. Eenige heerenhuizen, waaronder dat van den heer van Benthem de aandacht trekt en enkele winkels zijn er om heen gebouwd. Recht uit of liever recht voor ons ligt de Spoorwegstraat, die naar 't station voert en over den spoorweg naar het gedeelte van den Ring, dat wij later hopen te bezoeken. Vlak voor den overweg, tegenover de Nieuwstraat ligt de Koninklijke Weefgoederenfabriek, voorheen C. T. Stork en Co. de oudste en de grootste van Hengeloo's bontweverijen, waar een 1000tal personen op kantoor en in werkplaats een bestaan vinden. Voor die fabriek slaat een weg of straat af, de Dorpsmatenstraat genoemd. Het volk echter noemt deze straat en de aangelegen straten eenvoudig de Dorpsmaat, en doet de herinnering voortleven aan den tijd, toen 't alles nog maadland, dat is grasland was. Van die hebbelijkheid, ten spijt der officieel van gemeenteraadswege gegeven namen, de oude benaming te handhaven, vinden wij nog tal van voorbeelden.
Van de Brinkstraat links gaande, in plaats van over den Brink zouden wij de Molenstraat hebben getroffen, die doorloopt tot bij de Beurs, onderweg links de Telgen en de Veldbleekstraat hebbende. Op de laatste straat, die de verbinding vormt van Molenstraat en Schoolstraat vestigen wij de aandacht daarom, omdat er het kantoor is van Hengeloo's telefoon, een net gebouwtje van de verte kenbaar aan het driehoekig gevaarte waar de ‘kuijerdraden’ zooals 't volk de telefoon noemt, bijeenkomen. Daarnaast staat de groote dorpsschool, school A, een der vier scholen, die in of onmiddelijk bij het dorp staan en die met hun bijbouwen of bovenlocalen wel 't duidelijkst bewijs zijn van de toeneming der bevolking. Nog geen twintig jaar geleden was er ééne school, met een boven- en een ondermeester, nu zijn er 4 en een school voor M.U.LO. mede aldaar gelegen met een 50-tal onderwijzers. Daar vindt men ook het kerkje van de Gedoopte Christenen, te herkennen aan het opschrift: “God is liefde."
Van de Brinkstraat rechts omgaande, zouden wij de Beekstraat hebben gevolgd, een straat, die even kronkelend als de beek, waaraan ze hare naam ontleende, links de Brugstraat heeft, om aanstonds daarna te verloopen in de Pastoriestraat, waar wij de oude Weeme vinden. Dit is wel 't oudste deel van Hengeloo. Hier kruist de Willemstraat de Pastoriestraat, komende van de Marktstraat, tegenover de Synagoge en zet zich voort langs de beek. Even voor het ruime plein, waarop school G verrijst, staan een paar zeer oude gebouwen. Zij herbergen echter achter de kleine ruitjes der kleine raampjes een nijverheid, die weinig wordt uitgeoefend. Het is de damastweverij van den heer H. ten Cate Mzn., die daar in die antiquiteiten onder dak is gebracht en wacht op een meer waardige huisvesting, waardoor tevens de daar zeer nauwe straat kon worden verruimd. Gaan wij de brug aan 't eind der Willemstraat over, dan krijgen wij den Emmaweg, die naar buiten 't dorp voert en waaraan een aantal dier knappe burger- en arbeiderswoningen staan, die jaarlijks bij tientallen in en om Hengeloo verrijzen.
Daarmede hebben wij 't eigenlijke dorp afgezien. Wij gaan na uitgerust te hebben in eene der vele gelegenheden daartoe, nu in wat grooter kring de wandeling voortzetten en wel (zie volgende hoofdstuk)
Evenals alle namen, eindigende op loo, dat eene laagte en wel eene boschrijke laagte beteekent, wijst de naam Hengeloo er op, dat oorspronkelijk het een zeer boschrijk oord moet geweest zijn. Trouwens, geheel de Achterhoek van Twente was boschrijk en 't verhaal gaat nog, dat in vroeger tijd een eekhorentje van Twickel tot Oldenzaal kon komen, zonder den grond aan te raken.
Of de naam Hengel, gelijk beweerd wordt, van de Angelen afkomstig is, zoodat het geheel dan beteekenen zou het Bosch der Angelen, is zeer zeker betwijfelbaar.
Ook de naam Woolde van de buurtschap, die het dorp Hengeloo van 't Zuid-Oosten tot het Noord-Westen, door 't Zuiden heen omgeeft, duidt op wouden, die daar vroeger waren.
Het eigenlijke dorp is niet groot, doch daaromheen ligt de Ring, die feitelijk tot het bebouwde dorp behoort en hier en daar er mede ineenvloeit, doch om politieke redenen afzonderlijk gehouden en genommerd wordt, zooals dat op de Enschedesche straat al dadelijk duidelijk in het oog valt. De huizen in het Dorp dragen allen de letter D voor het no., die in den Ring de letter E, terwijl de wijken Woolde, Driene, Klein Driene, Oele en Beckum worden aangeduid met W, Dr, K Dr, 0 en B.
Hengeloo's geschiedenis laat zich in enkele woorden beschrijven. In den vroegsten tijd schijnt het dorp het middelpunt te zijn geweest van de Mark Woolde, waartoe toen ook Driene behoorde en wier naam nog voort leeft in eene bestaande stichting, de armenstaat der Mark Woolde. Deze echter is van later dagen en strekt zich alleen uit over de tegenwoordige buurtschap van dien naam.
Hengeloo was vroeger geene heerlijkheid, al had het een ‘huis’ of kasteel, dat aan de Westzijde van het dorp stond, doch is dit van lieverlede geworden. Blijkens een verhoor, in 1577 gehouden voor den rechter Otto Meylink te Borne, werden vroeger allerlei diensten den heer van het huis vrijwillig bewezen, die later geeischt werden. En daar de eigenaar, Frederik van Twickel, veel land in de Mark had gekocht en dit in stukken aan verschillende lieden in erfpacht uitgaf om te bouwen werden bijna alle huizen cijnsplichtig aan hem. De erfpachten of cijnsen van de meeste huizen moesten op ‘het Huis’ worden betaald. Ook hadden de heeren van Hengeloo collatierecht, daar zij de helft in het tractement van den predikant betaalden en de Oude Weeme of Pastorie, waarschijnlijk eene stichting van ‘het Huis’ is, kan deze collatie daaruit zijn ontstaan. Van het oude slot is niets overgebleven, een laan wijst nog den weg er heen en wij zullen later de plaats, waar het stond, van zelf opzoeken bij onzen omgang door het dorp. De geschiedenis maakt nog melding van eenen grooten brand in 1595, toen er te Hengeloo 43 huizen, benevens vele schuren en stallen afbrandden.
Boven: Fragment van bijbehorende wandelkaart (1897). Klik er op voor vergroting.
Onder: Chromotopografische kaart des Rijks, verkend in 1881-'82, herzien in 1903.
Als men van 't Station Hengeloo binnen komt, ziet men recht voor zich uit eene flinke straat, den Stationsweg, door de spraakmakende gemeente meestal Beursweg genoemd, naar het gebouw, dat wij aan de rechterhand aantreffen, dat met zijn hooge glazen deurvensters en oprijweg zich al dadelijk doet kennen als voor publieke doeleinden bestemd. Oorspronkelijk werd de beurs bestemd voor den katoenhandel. Toen Hengeloo een centrum werd der spoorwegen, waar de lijnen van Enschede, Oldenzaal, Almeloo en Goor samen kwamen, meende men daar ter plaatse een gebouw te moeten stichten, waar de katoenhandelaren en fabrikanten elkander konden ontmoeten en zaken doen. De Nederlandsche Handelmaatschappij bood krachtige hulp en uit ruime beurs verrees vlak bij 't station de Beurs, die plechtig werd ingewijd en door een onzer eerste geleerden en staathuishoudkundigen, den heer Thorbecke, werd eene inwijdingsrede gehouden, gevolgd door een feestmaal, waarbij het nijverige Twente in allerlei toasten werd verheerlijkt. Maar van beurshouden is nooit veel gekomen. De naijver der verschillende Twentsche plaatsen en de waarschijnlijk te hoog gespannen verwachtingen van de vlucht, die de katoennijverheid nemen zou, deden het hare en weldra opende Almeloo een eigen beurs en ruimde Enschede een der societeits-zalen in voor dergelijk doel. En nu is de met zijn groote zaal met galerijen, de concertzaal van Hengeloo geworden. Concerten, tooneelvertooningen, bals, met sommige gelegenheden Volksbals, Nuts- en andere vergaderingen en dergelijke hebben den tempel van Mercurius in beslag genomen. Aan de zijde naar den spoorweg zijn koepelkamers bijgebouwd, die met de daartusschen gelegen zaal de groote societeit vormen, terwijl de leeskamer tevens voor kleine vergaderingen wordt gebruikt. Willen we, van de spoorreis komende, even toeven, dan biedt de koffiekamer der beurs daartoe een uitnemende gelegenheid.
We zetten nu onze wandeling voort langs den Beursweg, treffen eerst aan de linkerzijde de gasfabriek en vervolgens de schoone villa van den Heer W. Hulshoff Pol en dan eene straat, de Schoolstraat, waar de villa van den Heer van Oostrom Meyjes door haren bevalligen vorm ons oog trekt, terwijl aan de overzijde eenige heerenhuizen staan, en den weg vervolgende, komen wij in 't schoonste gedeelte van Hengeloo tusschen de villa's der H.H. O. Stork en H. Hulshoff Pol door op de Enschedesche straat.
Foto: Gezicht op den Enschedeschen Straatweg
Wij zijn hier aan 't einde van het Dorp en nog geen 20 jaar geleden, zouden we bijna aan 't eind der gemeente zijn geweest. Op slechts weinige schreden afstands begon toen Lonneker reeds, doch in 1881 is door een vreedzame annexatie een deel van die uitgestrekte gemeente bij Hengeloo gevoegd. Gaan we van 't Station komende rechtsom, dan treffen we aan de linkerzijde het fraaie landhuis van Mevr. de Wed. Ekker, en benevens kleine woningen de villa's der H.H. D. W. Stork en D.W. van Wulfften Palthe, aan de andere zijde een aardig villatje van Mej. A. Stork, den molen en o.a. het groote huis van den Heer H.C. Stork en de vriendelijke villa van den Heer Bartelink, waarnaast nu weder eene nieuwe villa verrijst, waarna de spoorweg de scheiding vormt van het eigenlijke dorpsgedeelte en den weg, dien we later hopen te wandelen. Juist voor dien spoorweg, langs de villa Palthe, gaat een weg linksaf, die ons voert langs het Ziekenhuis, een nieuw gebouw, geheel volgens de eischen des tijds ingericht op kleine schaal, doch voor uitbreiding vatbaar. Onder weg hebben wij eene straat gekruist, de Wolter ten Cate straat, die haren naam ontleent aan den ouden Doopsgezinden leeraar der gemeente, die de eigenlijke stichter is der Hengeloosche damastweverij, wiens nagedachtenis men daardoor in dankbare herinnering wilde bewaren, waar een aantal heerenhuizen en de flinke kazerne der Marechaussees een plaats vonden. Tegenover de laatste staat de fraaie en groote villa van den Heer de Monchy, te midden van eenen grooten tuin, die zich tot de Beurs uitstrekt.
De Enschedesche straat van de Markt tot aan den spoorweg is de straat, daar vindt men wandelaars uit alle standen en daar is des Zondags de pantoffel-parade, zoodat bij lang, droog weder de fraaie nu met boomen beplante weg, dan in een stofwolk gehuld is.
Foto: Gezicht op de Enschedesche straat
Van 't Station komende, slaan wij echter om de Markt te bereiken linksom langs de villa van den Heer O. Stork en treffen dan links al spoedig het nieuwe Postkantoor, dat in Gothieschen stijl in baksteen opgetrokken een goeden indruk maakt. Het heeft alleen de lastige eigenschap, dat het zoo ver mogelijk naar de grens van het dorp is gebracht. Recht voor ons uit beheerscht de hooge spitse toren der groote R.C. Kerk de geheele straat, terwijl in de verte het gezicht wordt afgesloten door het Gemeentehuis en het daarnaast staande oude Postkantoor. Eerst krijgen we nog links de Nieuwstraat, voor weinige jaren nog een modderig pad tusschen bleekvelden en daartegenover de Drienerstraat om dan aan de Veemarkt het Hôtel ‘De Halve Maan’ te vinden, waar wij ons anker kunnen nederleggen.
Daar tegenover vindt men een flink plein, de Telgen, dat zijn naam ontleent aan den tijd, toen daar nog de telgen werden gekweekt voor den aanplant in de eiken bosschen. Tot voor korten tijd was dit plein aan de zijde der Enschedesche straat afgesloten, op een nauwen doorgang na, door een oude smederij en daarnaast eenigzins achteruit stond nog een van die oude gebouwen, met een verveloozen hoogen houten puntgevel, zoo als we in Oud-Hengeloo er meerdere zullen vinden. De behoefte aan uitbreiding der Veemarkt deed het gemeentebestuur besluiten, die smederij aan te koopen en de Telgen tot een flink plein te maken.
Even voorbij de R. K. Kerk treffen wij de Markt, een zeer onregelmatig plein, waaromheen een aantal winkels en aan 't einde het reeds genoemde gemeentehuis. Volgen wij nu dezelfde richting, dan begint het oude Hengeloo, waar men geen enkele straat vindt die rechtuit loopt. Wij gaan de Langestraat in, waar wij schuin tegenover het koffiehuis van den heer J. Wilmink nog een huis vinden, dat zeker een der oudste is uit het geheele dorp en met zijn laag dak en muren van vakwerk, een zonderlinge tegensteIling vormt met de fraaie huizen aan den Enschedeschen weg. Deze straat voert ons in de Bentheimer straat, langs de kerk der hervormden, een vierkant stijf gebouw met een op 4 pilaren rustend voorportaal, grootendeels achter lindeboomen verscholen en met een houten koepeltorentje, waarin een goed uurwerk, dat echter door de lage plaatsing niet ver gehoord wordt. De kerk heeft een goed orgel. Schuin er tegenover ligt de eene pastorie, terwijl bijna daarnaast een kromme slecht geplaveide straat rechtuit, zoo ver dit mogelijk is, aanloopt op de oude pastorie of Weeme en den naam draagt van de Pastoriestraat. Vervolgden wij onzen weg, wij kregen dan eerst een vriendelijk huisje rechts en - daartegenover de gemeentelijke bleek, waar de huismoeders tegen betaling hare wasch kunnen spoelen en bleeken, tenzij zij het den bewoners van het daarop gelegen waschhuis opdragen. Daar ligt de beek aan welks overkant een paar fraaie villa's gelegen zijn, van wijlen den heer Dinckgreve en den heer E. Ekker, die wij later, als wij buiten het dorp gaan, wel in oogenschouw nemen.
Wij keeren dus nu terug op onze schreden. Even voor de kerk gaat een laan linksaf. Volgden wij dezen wij zouden langs den tuin van den heer Dikkers, op de hoogte komen, waar eertijds het Huis te Hengeloo stond en waarvan niets overbleef dan de plaats. Er staat eenzaam op de hoogte een boerenhuis en daarachter strekt zich de groote Hengeloosche weide uit, terwijl aan den overkant de achterzijde begint der algemeene begraafplaats. Wij zeiden, er is niets overgebleven van die vroegere heerlijkheid. Ja toch iets, de vroegere poort is bewaard en prijkt te Enschede naast het Hotel de Klomp en de leeuwen die eertijds het wapenschild droegen, dienen in den tuin der Weeme als bewakers van een priëel.
De Bentheimer straat volgende krijgen we een reeks onregelmatig gebouwde huizen, Vroeger deels woonhuizen, deels voor weverij gebezigd en nu als bergplaatsen dienende, tot wij links de Hengeloosche Bontweverij krijgen, een groote fabriek, die een 650-tal personen in 't werk heeft en aan beide zijden der beek is gebouwd. De tegenwoordige eigenaars zijn de HH. Hulshoff Pol. Daartegenover, juist aan 't eind der straat, vinden wij nog een echt ouderwetsch Twentsch huis met zijn groote banderdeuren. waarin de volgeladen hooi- of roggewagen kan binnenrijden en komen dan in de Marktstraat. Gingen wij de brug, de Tiemsbrug over, wij zouden dan rechts voor ons Noordwaarts den lommerijken straatweg naar Borne zien, terwijl aan de rechterzijde langs de Twentsche Bontweverij en de daartegenover gelegen fraaie villa van den heer Krabbe en het aardige landhuisje van den heer Blenken, de weg naar Oldenzaal loopt, die aan 't begin met jonge lindeboomen beplant is. Wij konden dan bij het ziekenhuis voor besmettelijke ziekten de brug overgaan en langs de Weemenstraat de Markt bereiken. In de tweede Weemendwarsweg die zich ombuigt en in de Drienerstraat uitkomt, staat het R.C. Vereenigingsgebouw, dat een zeer goeden indruk maakt. In den volksmond heeten deze gezamenlijke straten de Weemen gaarden, aanwijzende, dat ook daar vroeger een weeme of pastorie moet hebben gestaan, waaronder de tuinen behoorden, die het terrein vulden. Onmogelijk is 't niet, omdat juist aan de pastorie der R.C. gemeente de straat zich aansluit.
Wij gaan van de Thiemsbrug de Marktstraat in, treffen eerst het nieuwe klooster der zusters van liefde met de daaraan verbonden bewaar- en meisjesschool. Daarnaast komt de Synagoge der Israëlieten en dan de fraaie en ruime pastorie der Doopsgezinden en de kerk van deze gemeente.
Steken wij nu de Markt over dan treffen wij de Brinkstraat, een der drukste straten, waar men bijna uitsluitend winkels vindt en de huizen, die nog niet in winkels zijn veranderd, worden het. Die straat is zoowel wat hare winkels als hare geringe breedte betreft bestemd de Kalverstraat van Hengeloo te worden. Daar vindt men de Stoom-, Boek-, Handels en Kunstdrukkerij waar deze gids gedrukt is. Daar vindt men een winkel met eene reusachtige spiegelruit gelijktijdig de étalage in den kelder en gelijkvloers toonend, gelijk men dat hier te lande nog slechts zelden ziet.
De Brinkstraat voert naar den Brink. We loopen recht op den fraaie meubelwinkel van Gebr. Eshuis aan en treffen er een met eenige boomen bezet pleintje. Daar was het dat in vroeger eeuwen de gewaarden der Marke Woolde bijeenkwamen, om de markezaken te behandelen. Niet onwaarschijnlijk heeft er in vroeger eeuwen de kerk gestaan. De tegenwoordige kerken toch zijn van veel later tijd. De R. Kath. is een gebouw der laatste jaren en ook de Herv. kerk is in 1840 pas gebouwd en stond vroeger op de plaats, waar nu de gemeentelijke begraafplaats is. De Brink heeft zijn oude betekenis verloren. Eenige heerenhuizen, waaronder dat van den heer van Benthem de aandacht trekt en enkele winkels zijn er om heen gebouwd. Recht uit of liever recht voor ons ligt de Spoorwegstraat, die naar 't station voert en over den spoorweg naar het gedeelte van den Ring, dat wij later hopen te bezoeken. Vlak voor den overweg, tegenover de Nieuwstraat ligt de Koninklijke Weefgoederenfabriek, voorheen C. T. Stork en Co. de oudste en de grootste van Hengeloo's bontweverijen, waar een 1000tal personen op kantoor en in werkplaats een bestaan vinden. Voor die fabriek slaat een weg of straat af, de Dorpsmatenstraat genoemd. Het volk echter noemt deze straat en de aangelegen straten eenvoudig de Dorpsmaat, en doet de herinnering voortleven aan den tijd, toen 't alles nog maadland, dat is grasland was. Van die hebbelijkheid, ten spijt der officieel van gemeenteraadswege gegeven namen, de oude benaming te handhaven, vinden wij nog tal van voorbeelden.
Van de Brinkstraat links gaande, in plaats van over den Brink zouden wij de Molenstraat hebben getroffen, die doorloopt tot bij de Beurs, onderweg links de Telgen en de Veldbleekstraat hebbende. Op de laatste straat, die de verbinding vormt van Molenstraat en Schoolstraat vestigen wij de aandacht daarom, omdat er het kantoor is van Hengeloo's telefoon, een net gebouwtje van de verte kenbaar aan het driehoekig gevaarte waar de ‘kuijerdraden’ zooals 't volk de telefoon noemt, bijeenkomen. Daarnaast staat de groote dorpsschool, school A, een der vier scholen, die in of onmiddelijk bij het dorp staan en die met hun bijbouwen of bovenlocalen wel 't duidelijkst bewijs zijn van de toeneming der bevolking. Nog geen twintig jaar geleden was er ééne school, met een boven- en een ondermeester, nu zijn er 4 en een school voor M.U.LO. mede aldaar gelegen met een 50-tal onderwijzers. Daar vindt men ook het kerkje van de Gedoopte Christenen, te herkennen aan het opschrift: “God is liefde."
Van de Brinkstraat rechts omgaande, zouden wij de Beekstraat hebben gevolgd, een straat, die even kronkelend als de beek, waaraan ze hare naam ontleende, links de Brugstraat heeft, om aanstonds daarna te verloopen in de Pastoriestraat, waar wij de oude Weeme vinden. Dit is wel 't oudste deel van Hengeloo. Hier kruist de Willemstraat de Pastoriestraat, komende van de Marktstraat, tegenover de Synagoge en zet zich voort langs de beek. Even voor het ruime plein, waarop school G verrijst, staan een paar zeer oude gebouwen. Zij herbergen echter achter de kleine ruitjes der kleine raampjes een nijverheid, die weinig wordt uitgeoefend. Het is de damastweverij van den heer H. ten Cate Mzn., die daar in die antiquiteiten onder dak is gebracht en wacht op een meer waardige huisvesting, waardoor tevens de daar zeer nauwe straat kon worden verruimd. Gaan wij de brug aan 't eind der Willemstraat over, dan krijgen wij den Emmaweg, die naar buiten 't dorp voert en waaraan een aantal dier knappe burger- en arbeiderswoningen staan, die jaarlijks bij tientallen in en om Hengeloo verrijzen.
Daarmede hebben wij 't eigenlijke dorp afgezien. Wij gaan na uitgerust te hebben in eene der vele gelegenheden daartoe, nu in wat grooter kring de wandeling voortzetten en wel (zie volgende hoofdstuk)
In en om Hengeloo, Borne en Delden: Over den Spoorweg (Hengelo)
Over den Spoorweg
We gaan van de Markt uit door de Brinkstraat, over den Brink en door de Spoorwegstraat en komen aan den overweg, waar wij moeten wachten wegens het rangeeren der treinen. We kunnen wel de voetbrug overgaan, die er gelegd is voor hen, die haast hebben, vooral om de vele fabrieksarbeiders, bij het telkens (tot 180 malen per dag) neerlaten der boomen, gelegenheid te geven naar huis of de werkplaats te komen, maar wij wachten liever een oogenblik bij de school van de firma C. T. Stork. De School, want behalve de vele openbare scholen zijn er nog een aantal andere, aan de fabrieken verbonden. De kinderen, die tot de fabrieken worden toegelaten, moeten eerst een examen hebben afgelegd, dat zij met vrucht de lagere school hebben afgeloopen en moeten dan herhalingsonderwijs ontvangen, de grootere meisjes 's avonds, na afloop der fabriekwerkzaamheden, les in naaien, verstellen enz. Het gebouwtje, naast het groote hek der fabriek, waarin de portier zijn verblijf heeft, bij wien we ons moeten aanmelden, als wij de fabriek zouden wenschen te zien, bevat beneden de school, boven de handwerkschool terwijl aan de andere zijde van het hek de wachtkamer is, waar verafwonende arbeiders hun boterham in 't schaftuur kunnen gebruiken en dat welwillend ‘s avonds wordt afgestaan voor het houden van vergaderingen, zangoefeningen enz. Trouwens, op dit punt heerscht bij alle fabrikanten in en bij het dorp groote vrijgevigheid. De Spinnerij b.v. stelt ook voor Catechisatiekamer voor den Hevr. Godsdienstonderwijzer en voor Zondagschool der Gereformeerden een locaal beschikbaar.
Terwijl wij daar wachten bij de school der firma C. T. Stork, hebben wij voor ons 't ruime Stationsplein en daar aan de overzijde begint de Twekkelerweg. Dat Stationsplein is met Paschen paaschweide en op het gedeelte tegenover de Beurs ziet men soms mallemolens en miniatuur-circussen verrijzen.
Boven: Fragment van bijbehorende wandelkaart (1897). Klik er op voor vergroting.
Onder: Chromotopografische kaart des Rijks, verkend in 1881-'82, herzien in 1903.
Eindelijk gaan de boomen omhoog en wij haasten ons om over te steken. Wij krijgen dan links een weg, die naar het station van den Geldersch-Overijsselschen Locaal-Spoorweg voert en even voor dat station een overweg heeft, even als ter plaatse, waar wij ons bevinden. Ook dezen overgaande, krijgen wij recht voor ons een weg, begrensd rechts door de Spinnerij, een 4, aan de achterzijde 5 verdiepingen hoog vierkant gebouw met een reusachtigen schoorsteen, den zwaarsten van alle hier bestaande. Deze fabriek staat onder directie der HH. de Monchy, vader en zoon, en telt ongeveer 400 arbeiders. Het daarvoor gelegen gebouw bevat de kantoren.
Daartegenover verrijzen de gebouwen der in de geheele wereld bekende machinefabriek der Gebr. Stork & Co., door het volk gewoonlijk ‘de IJzergieterij’ genoemd. De stichter dezer fabriek was dezelfde heer C. T. Stork, wiens naam nog verbonden bleef aan de Kon. Weefgoederen fabriek, door hem met zijnen broeder E. Stork en zijn zwager H. J. Ekker gesticht. Aanvankelijk eene kleine fabriek te Borne, tot herstel van stoomwerktuigen, werd de fabriek overgebracht naar Hengeloo en onderging voortdurend uitbreiding en vergrooting, waarmede de invoering en toepassing van nieuwe werktuigen gelijken tred hield; zij telt een vast personeel van 500 beambten en werklieden. Reeds in 1893 werd het feest gevierd van de voltooiing van den duizendsten stoomketel, in 't najaar van 1896 vierde men feest, toen de 1000e machine, tevens de grootste, afgeleverd werd, bestemd voor de fabriek op Bamshoeve te Enschede. Vooral in de installatie van suikerfabrieken heeft de firma, bestaande uit de drie zonen van den stichter, grooten naam en van de monteurs zou Esselink u kunnen verhalen van zijne reizen naar Indië en zelfs naar Mexico, om er machines der fabriek op te stellen en in werking te brengen. Het voorfront strekt zich uit naar den spoorweg en is - jammer - door het gebouwtje voor de coöperatieve winkelvereeniging dezer fabriek (nog twee andere fabrieken, de Hengeloosche en de Twentsche bontweverij hebben dergelijke vereenigingen), een weinig uit het gezicht gedrongen. Ter zijde strekt de fabriek zich uit langs den door ons gevolgden weg tot de ‘Kopergieterij’ of gelijk de officiële naam luidt, de fabriek voor appendages voor stoomwerktuigen van de firma Dikkers & Co., waaraan 157 mannelijke personen zijn verbonden, welker directeur, de heer G. J. O. D. Dikkers, een zwager is der Gebr. Stork. Ofschoon afzonderlijke zaken, staan de fabrieken in zeer nauwe betrekking, evenals de aan de andere zijde gelegen Hengeloosche Houtdraaierij, onder den zelfden directeur met een 70-tal werklieden. Aan de IJzergieterij is eene badinrichting met een zwemkom verbonden, waarvan ook door particulieren tegen betaling gebruik kan gemaakt worden. Voor binnenbaden bestaat ook aan de Spinnerij daartoe gelegenheid. De portiers der fabrieken geven daaromtrent inlichtingen.
Vervolgen wij den straatweg, de Haaksberger straat, dan krijgen we na een paar minuten eene geheele bebouwde buurt het Eschrein of Esrein. Vroeger was daar ter plaatse eene boerderij van dien naam. Thans is het een dorpje met eene straat en eene dwarsstraat, tegenover de groote school. Dit straatje loopt dood. 't Was oorspronkelijk het plan geweest het door te trekken tot aan den evenwijdig loopenden Langelermaatweg, doch 't stuitte af op tegenwerking van een der grondbezitters daar. Deze geheele buurt bestaat uit woningen van fabrieksarbeiders.
Keeren we nu op onze schreden terug, omdat wij den Ring niet willen overschrijden, dan zien wij de IJzergieterij aan de achterzijde en de reusachtige ketels, die er gereed liggen ter aflevering, terwijl, als de wind gunstig is, 't gehamer der klinkers ons te gemoet komt. Het is waarlijk geen wonder, dat het meerendeel er van doof wordt na eenige jaren arbeid.
Foto: Het Vereenigingsgebouw
Links, tegenover de IJzergieterij, gaat een weg af, die naar 't Lansink voert, eene groote boerderij, en den naam dragende van Lansink Eschweg. Hielden we dezen langs de 8 Zaligheden (een oud hoog huis, waarin 8 woningen), tot den overweg van den spoorweg, dan zouden we daar weer op den Emmaweg komen. Thans, voor de IJzergieterij langs gaande, zien wij voor ons uit een groot gebouw, met twee vierkante torens en een hoog dak, met eene groote veranda, te midden van een fraaien aanleg, waar ’s avonds electrische gloeilampjes den weg u wijzen, terwijl de zware draad, die naar 't gebouw voert, dient voor de electrische verlichting van dat gebouw zelf. Het is het Vereenigingsgebouw, waar eene gezellige koffiekamer, zonder vergunning, gelegenheid biedt tot rusten. Ofschoon geen openbaar koffiehuis, zal men er u den toegang niet ontzeggen. Daarachter is eene groote hooge fraaie zaal met een tooneel en ruime galerijen aan alle zijden. Deze zaal wordt gebruikt voor 't houden van bijeenkomsten en feesten (het feest der 1000e machine werd er gevierd), van leesavonden en uitvoeringen door het personeel der fabrieken van Gebr. Stork en Dikkers en voor tal van andere doeleinden. Een deel er van dient voor 't geven van teekenonderwijs. Voorts vindt men er boven eene groote vergaderzaal, beneden de clubkamer, de bewaarschool, (ten behoeve der kinderen van het personeel der fabrieken), de groote keuken, waar onderwijs in 't koken gegeven wordt, in de 1e plaats aan meisjes uit de gezinnen van 't personeel en tegen verhoogde betaling ook aan anderen; worden er de vergaderingen gehouden van ‘de Kern’, het centrale bestuur uit de verschillende afdeelingen der fabriek over de verschillende daaraan verbonden vereenigingen, enz., enz. Het geheele gebouw, waarvan ook welwillend de groote zaal, zoo die niet benoodigd is voor andere doeleinden, wordt afgestaan, is een geschenk der firma aan hare arbeiders en teekent alleen reeds daardoor, hoe daar in toepassing gebracht wordt het ‘alles voor elkander’, wat de zinspreuk is, die het scherm versiert van het tooneel. Over bijzonderheden kunnen wij verder ons niet uitlaten. Wie omtrent de - zelfs in 't buitenland met eere geroemde - verhoudingen van patroon en werkman aan deze fabriek meer wil weten, vrage aan een der arbeiders of geëmployeerden het Gedenkboek te zien, dat bij het feest van den 1000en ketel allen werd uitgereikt.
Wij laten thans dat gebouw links liggen om de straat langs de ijzergieterij in te slaan, de Langelermaatweg, tot voor weinig tijd een bijna ondoorgrondelijke modderweg, maar door de vereende krachten van bewoners en gemeente nu een flinke straat. Overal op de Molenkamp, zoo als het volk met den ouden naam dezen weg en de aangrenzende buurt betitelt, rijzen de flinke en ruime arbeiderswoningen als paddestoelen uit den grond en aan 't eind van den straatweg waar de zandweg weder begint verrijst weer de schoorsteen eener fabriek. 't Is de Bontweverij Insulinde, onder directie der HH. Morsman en Campagne met 170 arbeiders, een nieuw gebouw en schoon klein, daardoor even als de Twentsche bontweverij meer oog hebbend dan de andere, die door het telkens vergrooten en bijbouwen minder fraai zijn.
Volgden wij den weg dan zouden wij uitkomen op den Haaksberger weg, denzelfden die wij op 't Eschrein gevolgd hebben tot de school en die ook daar zich slingert tusschen groepen arbeiderswoningen tot het punt van samenkomst bij de brug. Daar staan een paar groote rijen arbeiderswoningen, die vroeger achter de Spinnerij stonden maar daar, van licht en lucht beroofd, onbruikbaar werden geacht en verkocht. De kooper bracht ze naar hier en moest ze, volgens de streng gehandhaafde bouwverordening, grooter opbouwen. En 't geschiedde juist in de dagen van onze nederlaag op Lombok en zoo gaf de spraakmakende gemeente er dien naam aan.
Waren wij, in plaats van den Langelermaatweg op te gaan langs het Vereenigingsgebouw den Paralellweg aan den Locaalspoorweg gevolgd we zouden ook daar nog een fabriekje hebben aangetroffen, waarin de heer S. Kanteman den afval uit de fabrieken verwerkt tot poetskatoen. Ook daar weder rijen arbeiderswoningen even als aan den Paralelweg van de Staatsspoor, waar wij mede een groote fabriek aantreffen de Hengeloosche Bierbrouwerij van de HH. Meijling en Bartelink, wier bier in geheel Twente en Holland een terecht verdiende beroemdheid heeft en dat we in verschillende soorten overal kunnen bekomen. Ligt de Brouwerij met de voorzijde aan den Paralel-weg, aan de achterzijde loopt de weg naar Twekkeloo en juist bij den overweg van den locaal-spoorweg, die ons naar 't vriendelijke, boschrijke Boekeloo voert en van daar over Haaksbergen naar den Gelderschen Achterhoek, daar rijst voor ons de Watertoren der gemeente, die het geheele landschap overheerscht en een schoon panorama te aanschouwen geeft en die in een dringende behoefte voorzag, door den ingezetenen in plaats van het vaak slechte drinkwater zuiver bronwater te verstrekken uit de heide. De ‘prise d'eau’ is het z. g. Pruisische Veld, oorspronkelijk een groote heide, waaraan de zijde van den Twekkelerweg en van daar naar den Berflooweg even als deze wegen zelf ook reeds door de zich steeds uitbreidende bevolking voor woningen in beslag genomen. Een weinig verder het Pruisische Veld ingaande, vinden wij aan den spoorweg de Ketelplas, een helder water, toebehoorende aan de Brouwerij, die er vroeger des winters het ijs uit haalde, voor zij langs kunstmatigen weg dat het geheele jaar door verkreeg en beschikbaar stelt voor haar klanten.
Foto: Gezicht op den Watertoren te Hengeloo
Nu houdt eigelijk ons hoofdstuk op, want wij gaan den Staatsspoorweg weder over en komen langs een aantal nieuwe woningen aan den Enschedeschen straatweg, waar wij links van ons de Houtzagerij en stoompakkistenfabriek van den heer Wesseling krijgen. Dat is de laatste stoomfabriek die wij treffen op onzen weg. Wel bezit Hengeloo nog een aantal kleinere fabrieken door stoom of gasmotor gedreven, doch deze laten wij rusten. Wij willen in deze wandeling alleen een overzicht geven van de groote nijverheid. En nu op de Enschedesche weg gekomen richten wij onze schreden naar het dorp. Nog eenige vriendelijke min of meer fraaie landhuisjes waartusschen nog een eind terug achter een fraaien lindeboom een oud huis bleef, dan een groot koffiehuis van den heer v. Wezel, waar 't Zondags ontzachelijk druk is en dat als ‘de laatste stuiver’ van Hengeloo kan worden aangemerkt en langs de Enschedesche straat bereiken we weldra weer de Markt.
We gaan van de Markt uit door de Brinkstraat, over den Brink en door de Spoorwegstraat en komen aan den overweg, waar wij moeten wachten wegens het rangeeren der treinen. We kunnen wel de voetbrug overgaan, die er gelegd is voor hen, die haast hebben, vooral om de vele fabrieksarbeiders, bij het telkens (tot 180 malen per dag) neerlaten der boomen, gelegenheid te geven naar huis of de werkplaats te komen, maar wij wachten liever een oogenblik bij de school van de firma C. T. Stork. De School, want behalve de vele openbare scholen zijn er nog een aantal andere, aan de fabrieken verbonden. De kinderen, die tot de fabrieken worden toegelaten, moeten eerst een examen hebben afgelegd, dat zij met vrucht de lagere school hebben afgeloopen en moeten dan herhalingsonderwijs ontvangen, de grootere meisjes 's avonds, na afloop der fabriekwerkzaamheden, les in naaien, verstellen enz. Het gebouwtje, naast het groote hek der fabriek, waarin de portier zijn verblijf heeft, bij wien we ons moeten aanmelden, als wij de fabriek zouden wenschen te zien, bevat beneden de school, boven de handwerkschool terwijl aan de andere zijde van het hek de wachtkamer is, waar verafwonende arbeiders hun boterham in 't schaftuur kunnen gebruiken en dat welwillend ‘s avonds wordt afgestaan voor het houden van vergaderingen, zangoefeningen enz. Trouwens, op dit punt heerscht bij alle fabrikanten in en bij het dorp groote vrijgevigheid. De Spinnerij b.v. stelt ook voor Catechisatiekamer voor den Hevr. Godsdienstonderwijzer en voor Zondagschool der Gereformeerden een locaal beschikbaar.
Terwijl wij daar wachten bij de school der firma C. T. Stork, hebben wij voor ons 't ruime Stationsplein en daar aan de overzijde begint de Twekkelerweg. Dat Stationsplein is met Paschen paaschweide en op het gedeelte tegenover de Beurs ziet men soms mallemolens en miniatuur-circussen verrijzen.
Boven: Fragment van bijbehorende wandelkaart (1897). Klik er op voor vergroting.
Onder: Chromotopografische kaart des Rijks, verkend in 1881-'82, herzien in 1903.
Eindelijk gaan de boomen omhoog en wij haasten ons om over te steken. Wij krijgen dan links een weg, die naar het station van den Geldersch-Overijsselschen Locaal-Spoorweg voert en even voor dat station een overweg heeft, even als ter plaatse, waar wij ons bevinden. Ook dezen overgaande, krijgen wij recht voor ons een weg, begrensd rechts door de Spinnerij, een 4, aan de achterzijde 5 verdiepingen hoog vierkant gebouw met een reusachtigen schoorsteen, den zwaarsten van alle hier bestaande. Deze fabriek staat onder directie der HH. de Monchy, vader en zoon, en telt ongeveer 400 arbeiders. Het daarvoor gelegen gebouw bevat de kantoren.
Daartegenover verrijzen de gebouwen der in de geheele wereld bekende machinefabriek der Gebr. Stork & Co., door het volk gewoonlijk ‘de IJzergieterij’ genoemd. De stichter dezer fabriek was dezelfde heer C. T. Stork, wiens naam nog verbonden bleef aan de Kon. Weefgoederen fabriek, door hem met zijnen broeder E. Stork en zijn zwager H. J. Ekker gesticht. Aanvankelijk eene kleine fabriek te Borne, tot herstel van stoomwerktuigen, werd de fabriek overgebracht naar Hengeloo en onderging voortdurend uitbreiding en vergrooting, waarmede de invoering en toepassing van nieuwe werktuigen gelijken tred hield; zij telt een vast personeel van 500 beambten en werklieden. Reeds in 1893 werd het feest gevierd van de voltooiing van den duizendsten stoomketel, in 't najaar van 1896 vierde men feest, toen de 1000e machine, tevens de grootste, afgeleverd werd, bestemd voor de fabriek op Bamshoeve te Enschede. Vooral in de installatie van suikerfabrieken heeft de firma, bestaande uit de drie zonen van den stichter, grooten naam en van de monteurs zou Esselink u kunnen verhalen van zijne reizen naar Indië en zelfs naar Mexico, om er machines der fabriek op te stellen en in werking te brengen. Het voorfront strekt zich uit naar den spoorweg en is - jammer - door het gebouwtje voor de coöperatieve winkelvereeniging dezer fabriek (nog twee andere fabrieken, de Hengeloosche en de Twentsche bontweverij hebben dergelijke vereenigingen), een weinig uit het gezicht gedrongen. Ter zijde strekt de fabriek zich uit langs den door ons gevolgden weg tot de ‘Kopergieterij’ of gelijk de officiële naam luidt, de fabriek voor appendages voor stoomwerktuigen van de firma Dikkers & Co., waaraan 157 mannelijke personen zijn verbonden, welker directeur, de heer G. J. O. D. Dikkers, een zwager is der Gebr. Stork. Ofschoon afzonderlijke zaken, staan de fabrieken in zeer nauwe betrekking, evenals de aan de andere zijde gelegen Hengeloosche Houtdraaierij, onder den zelfden directeur met een 70-tal werklieden. Aan de IJzergieterij is eene badinrichting met een zwemkom verbonden, waarvan ook door particulieren tegen betaling gebruik kan gemaakt worden. Voor binnenbaden bestaat ook aan de Spinnerij daartoe gelegenheid. De portiers der fabrieken geven daaromtrent inlichtingen.
Vervolgen wij den straatweg, de Haaksberger straat, dan krijgen we na een paar minuten eene geheele bebouwde buurt het Eschrein of Esrein. Vroeger was daar ter plaatse eene boerderij van dien naam. Thans is het een dorpje met eene straat en eene dwarsstraat, tegenover de groote school. Dit straatje loopt dood. 't Was oorspronkelijk het plan geweest het door te trekken tot aan den evenwijdig loopenden Langelermaatweg, doch 't stuitte af op tegenwerking van een der grondbezitters daar. Deze geheele buurt bestaat uit woningen van fabrieksarbeiders.
Keeren we nu op onze schreden terug, omdat wij den Ring niet willen overschrijden, dan zien wij de IJzergieterij aan de achterzijde en de reusachtige ketels, die er gereed liggen ter aflevering, terwijl, als de wind gunstig is, 't gehamer der klinkers ons te gemoet komt. Het is waarlijk geen wonder, dat het meerendeel er van doof wordt na eenige jaren arbeid.
Foto: Het Vereenigingsgebouw
Links, tegenover de IJzergieterij, gaat een weg af, die naar 't Lansink voert, eene groote boerderij, en den naam dragende van Lansink Eschweg. Hielden we dezen langs de 8 Zaligheden (een oud hoog huis, waarin 8 woningen), tot den overweg van den spoorweg, dan zouden we daar weer op den Emmaweg komen. Thans, voor de IJzergieterij langs gaande, zien wij voor ons uit een groot gebouw, met twee vierkante torens en een hoog dak, met eene groote veranda, te midden van een fraaien aanleg, waar ’s avonds electrische gloeilampjes den weg u wijzen, terwijl de zware draad, die naar 't gebouw voert, dient voor de electrische verlichting van dat gebouw zelf. Het is het Vereenigingsgebouw, waar eene gezellige koffiekamer, zonder vergunning, gelegenheid biedt tot rusten. Ofschoon geen openbaar koffiehuis, zal men er u den toegang niet ontzeggen. Daarachter is eene groote hooge fraaie zaal met een tooneel en ruime galerijen aan alle zijden. Deze zaal wordt gebruikt voor 't houden van bijeenkomsten en feesten (het feest der 1000e machine werd er gevierd), van leesavonden en uitvoeringen door het personeel der fabrieken van Gebr. Stork en Dikkers en voor tal van andere doeleinden. Een deel er van dient voor 't geven van teekenonderwijs. Voorts vindt men er boven eene groote vergaderzaal, beneden de clubkamer, de bewaarschool, (ten behoeve der kinderen van het personeel der fabrieken), de groote keuken, waar onderwijs in 't koken gegeven wordt, in de 1e plaats aan meisjes uit de gezinnen van 't personeel en tegen verhoogde betaling ook aan anderen; worden er de vergaderingen gehouden van ‘de Kern’, het centrale bestuur uit de verschillende afdeelingen der fabriek over de verschillende daaraan verbonden vereenigingen, enz., enz. Het geheele gebouw, waarvan ook welwillend de groote zaal, zoo die niet benoodigd is voor andere doeleinden, wordt afgestaan, is een geschenk der firma aan hare arbeiders en teekent alleen reeds daardoor, hoe daar in toepassing gebracht wordt het ‘alles voor elkander’, wat de zinspreuk is, die het scherm versiert van het tooneel. Over bijzonderheden kunnen wij verder ons niet uitlaten. Wie omtrent de - zelfs in 't buitenland met eere geroemde - verhoudingen van patroon en werkman aan deze fabriek meer wil weten, vrage aan een der arbeiders of geëmployeerden het Gedenkboek te zien, dat bij het feest van den 1000en ketel allen werd uitgereikt.
Wij laten thans dat gebouw links liggen om de straat langs de ijzergieterij in te slaan, de Langelermaatweg, tot voor weinig tijd een bijna ondoorgrondelijke modderweg, maar door de vereende krachten van bewoners en gemeente nu een flinke straat. Overal op de Molenkamp, zoo als het volk met den ouden naam dezen weg en de aangrenzende buurt betitelt, rijzen de flinke en ruime arbeiderswoningen als paddestoelen uit den grond en aan 't eind van den straatweg waar de zandweg weder begint verrijst weer de schoorsteen eener fabriek. 't Is de Bontweverij Insulinde, onder directie der HH. Morsman en Campagne met 170 arbeiders, een nieuw gebouw en schoon klein, daardoor even als de Twentsche bontweverij meer oog hebbend dan de andere, die door het telkens vergrooten en bijbouwen minder fraai zijn.
Volgden wij den weg dan zouden wij uitkomen op den Haaksberger weg, denzelfden die wij op 't Eschrein gevolgd hebben tot de school en die ook daar zich slingert tusschen groepen arbeiderswoningen tot het punt van samenkomst bij de brug. Daar staan een paar groote rijen arbeiderswoningen, die vroeger achter de Spinnerij stonden maar daar, van licht en lucht beroofd, onbruikbaar werden geacht en verkocht. De kooper bracht ze naar hier en moest ze, volgens de streng gehandhaafde bouwverordening, grooter opbouwen. En 't geschiedde juist in de dagen van onze nederlaag op Lombok en zoo gaf de spraakmakende gemeente er dien naam aan.
Waren wij, in plaats van den Langelermaatweg op te gaan langs het Vereenigingsgebouw den Paralellweg aan den Locaalspoorweg gevolgd we zouden ook daar nog een fabriekje hebben aangetroffen, waarin de heer S. Kanteman den afval uit de fabrieken verwerkt tot poetskatoen. Ook daar weder rijen arbeiderswoningen even als aan den Paralelweg van de Staatsspoor, waar wij mede een groote fabriek aantreffen de Hengeloosche Bierbrouwerij van de HH. Meijling en Bartelink, wier bier in geheel Twente en Holland een terecht verdiende beroemdheid heeft en dat we in verschillende soorten overal kunnen bekomen. Ligt de Brouwerij met de voorzijde aan den Paralel-weg, aan de achterzijde loopt de weg naar Twekkeloo en juist bij den overweg van den locaal-spoorweg, die ons naar 't vriendelijke, boschrijke Boekeloo voert en van daar over Haaksbergen naar den Gelderschen Achterhoek, daar rijst voor ons de Watertoren der gemeente, die het geheele landschap overheerscht en een schoon panorama te aanschouwen geeft en die in een dringende behoefte voorzag, door den ingezetenen in plaats van het vaak slechte drinkwater zuiver bronwater te verstrekken uit de heide. De ‘prise d'eau’ is het z. g. Pruisische Veld, oorspronkelijk een groote heide, waaraan de zijde van den Twekkelerweg en van daar naar den Berflooweg even als deze wegen zelf ook reeds door de zich steeds uitbreidende bevolking voor woningen in beslag genomen. Een weinig verder het Pruisische Veld ingaande, vinden wij aan den spoorweg de Ketelplas, een helder water, toebehoorende aan de Brouwerij, die er vroeger des winters het ijs uit haalde, voor zij langs kunstmatigen weg dat het geheele jaar door verkreeg en beschikbaar stelt voor haar klanten.
Foto: Gezicht op den Watertoren te Hengeloo
Nu houdt eigelijk ons hoofdstuk op, want wij gaan den Staatsspoorweg weder over en komen langs een aantal nieuwe woningen aan den Enschedeschen straatweg, waar wij links van ons de Houtzagerij en stoompakkistenfabriek van den heer Wesseling krijgen. Dat is de laatste stoomfabriek die wij treffen op onzen weg. Wel bezit Hengeloo nog een aantal kleinere fabrieken door stoom of gasmotor gedreven, doch deze laten wij rusten. Wij willen in deze wandeling alleen een overzicht geven van de groote nijverheid. En nu op de Enschedesche weg gekomen richten wij onze schreden naar het dorp. Nog eenige vriendelijke min of meer fraaie landhuisjes waartusschen nog een eind terug achter een fraaien lindeboom een oud huis bleef, dan een groot koffiehuis van den heer v. Wezel, waar 't Zondags ontzachelijk druk is en dat als ‘de laatste stuiver’ van Hengeloo kan worden aangemerkt en langs de Enschedesche straat bereiken we weldra weer de Markt.
In en om Hengeloo, Borne en Delden: Driene
Driene
Wij zullen nu onze schreden richten naar buiten Hengeloo, om u wat natuurschoon te laten zien en richten eerst onze schreden naar Driene. Er zijn twee buurtschappen van dien naam, Klein- en Groot-Driene. Het eerste behoorde tot voor de annexatie in 1881 tot Weerseloo, het tweede tot Lonneker. Van dit tweede is een deel geannexeerd.
Boven: Fragment van bijbehorende wandelkaart (1897). Klik er op voor vergroting.
Onder: Chromotopografische kaart des Rijks, verkend in 1881-'82, herzien in 1903.
Als wij den weg weder opgaan naar Enschede, het Eyndscheide, omdat daar de grens des lands was, of, volgens eene andere lering, omdat daar de grens was, die men aan den Koedief, zoo als de Munstersehe bisschop Barend van Galen in Twente betiteld wordt, stelde, - waarom Enschede nog een hek in zijn wapen voert - over den spoorweg Almeloo-Salsbergen, daar hebben wij een fraaie breede laan, in den aanvang bezet met vriendelijke villatjes en verder op met flinke arbeiderswoningen, afgewisseld door land- en boschpartijen en ter rechter zijde door den spoorweg naar Enschede, die er het vlakke terrein doorsnijdt. Maar aan de linker zijde treffen wij een fraai landschap met boschpartijen en esschen. Oude boerderijen half tusschen 't hout verscholen, soms dennenbosschen of weiden met laag hout omzoomd. Dat is de buurtschap Driene, waarheen wij thans onze schreden richten. Oudtijds behoorde Dryne tot de Marke Woolde, waarvan de Brink te Hengeloo het middelpunt was. Reeds omstreeks 1000 schijnt de naam voor te komen en de kronyk bewaarde ons 't verhaal van een burentwist tusschen die van Woolde, Dryne en Udelo (Oele) met die van Zenderen en Hasselo. Welken weg men ook aan den Enschedeschen straatweg insla naar links, gedurende het eerst uurtje, hij voert u naar Driene en toont u een stukje van het oude Twente met zijn liefelijk landschap.
Wij verlaten dan al aanstonds even voor den zaagmolen den weg, vlak achter het in 't hout verscholen huis van den heer Overweg, gaan over de brug over de beek, welke hier Sikbeek heet en houden den weg evenwijdig met den straatweg. We konden ook dadelijk over de brug, de rij woningen rechts latende liggen een voetpad hebben gevolgd langs een dennenboschje, dat zou ons op een volgenden eveneens daarmee evenwijdigen weg gebracht hebben bij de Grundel, vroeger bouwland, waaromheen een singel van iepen en sparren loopt en waar men thans een aanleg heeft gemaakt voor een te bouwen villa, welke door een opweg naar den straatweg, evenwijdig aan het genoemde voetpad, verbonden wordt. Onmiddelijk naast de Grundel staat een oud boerenhuis met een hoog dak, overschaduwd door een paar reusachtige linden.
Wij volgen nu echter den grooten weg. Rechtuit voor ons valt een groote boerderij met een pas vernieuwden voorgevel ons in 't oog van Stoelhorst. Achter deze slaan wij linksom, laten de hooge linden van de Grundel een weinig links liggen en komen aan den esch.
We zouden van uit Hengeloo dit punt eer hebben kunnen bereiken, wanneer wij van het Dorp, de Drienerstraat waren uitgegaan en daar aan het eind de beek waren overgegaan over de brug en den Anninksweg hadden ingeslagen. We zouden dan aan de rechterzijde een eikenboschje hebben gekregen en aan de linkerzijde het Vereenigingsgebouw der sociaaldemocraten, dat met den naam Verlichtingsoord prijkt en in een tegelversiering in den gevel herinnert aan het doel: Excelsior en aan 't feit, dat F. D. N. (Domela Nieuwenhuis) het inwijdde. Wij bereiken daar den spoorweg, gaan langs de Grundel (rechts) en een vriendelijk huisje (links), waar de jongelingschap vroeger zich oefende in voetbal en komen op 't zelfde punt aan den esch. Daar krijgen we al aanstonds een van het oneindig aantal driesprongen en kruiswegen. Vlak achter ons hebben wij tusschen fraai opgaand hout een groote boerderij de Breuke en tegenover zien wij twee andere, Annink, een zeer oude boerderij, vermoedelijk een oude havezate, die aan dit deel van Driene zijn naam geeft en Smakkert (Nijhof). Tusschen deze twee door gaat de weg door, die achter den esch omloopt tot bij Drienerwolde.
Foto: Gezicht in Driene bij Stoelhorst te Hengeloo
Wij gaan langs den zuidkant van den fraaien esch, die zacht afglooiend, vooral in den voorzomer, als de rogge er zich op wiegelt in den wind, een prachtig gezicht biedt. De weg is omzoomd met laag hout, dat telkens bij open partijen vergezichten biedt. Weder treffen we een kruisweg. Wij gaan nu zuidwaarts, treffen daar een vijfsprong, gaan dan linksom, en dan bij den eersten dwarsweg weer rechts en krijgen 3 groote boerderijen voor ons. Rechts van ons zien wij een koepel op een heuvel, dien wij op onzen terugweg willen bezoeken. Hij behoort tot Bruggeluuks. Den weg volgende, komen we aan een open plek, waarop 5 wegen uitloopen en hebben voor ons een heide met hooge opgaande dennen. Houden wij denzelfden weg in de richting van den straatweg, dus naar 't Oosten, we komen dan weldra weer aan een vijfsprong, waar een brug over de beek ligt en er het middenpunt van vormt. Wij gaan echter de brug niet over maar volgen een weg die gemakkelijk te kennen is aan het voetpad, dat er langs loopt en met paaltjes van den weg is afgezet. Weldra komen we weer aan een kruisweg. Rechtuit gaat de weg naar Drienerwolde. Wij gaan echter linksom langs de Driener school, een niet onaardig gebouwtje, en treffen aanstonds daar achter weer een driesprong, waar 't ons echter gemakkelijk valt de goede richting te vinden, omdat er ook langs dezen te volgen weg een met paaltjes afgezet voetpad loopt. Volgen wij den weg nog een eind weegs dan krijgen wij een boerderij Brug-Evert (Evert Nijhof) over wiens erf het schoolpad op Hengeloo loopt.
Volgen wij nu verder den weg langs den esch, een fraaien hollen weg, dan komen wij weder uit op den vroeger reeds genoemden weg, die van Annink af door den esch liep en zien daar een weg, die vooruit het veld ingaat naar den Oldenzaalschen straatweg.
Wij slaan nu rechtsom en volgen den weg door den esch, met links een mooie boschpartij in de verte en bereiken Drienerwolde. Twee palen aan den weg toonen ons, dat wij een heerengoed naderen en langs een nieuw aangelegden weg gaande, zien wij weldra uit het geboomte de villa verrijzen van den heer Warnaars, met haren fraaien aanleg en den weg volgende langs het rasterwerk, komen wij weldra weder door 2 palen op den grooten weg.
Alweer een kruisweg. Rechtuit gaat het naar Espelo of, gelijk het gewoonlijk heet, de Hofmeijer, de oude meijerhof van Lonneker, waar in vroeger eeuwen de meijer of bestuurder woonde van de goederen, die de Kanunniken van St. Pieter te Utrecht bezaten en waarvan de overlevering meldt, dat het oorspronkelijk een gesticht der Tempeliers is geweest, tot bij de opheffing der orde in 1312 alle bewoners zouden zijn vermoord, behalve twee der ridders, van welke de een te Utrecht vertoefde om een minnehandel, de andere op de jacht was. Toen kwamen de bezittingen in handen der Malthezer-orde en de naam Munkenweg of Munnekerweg voor het pad dat van den hof voert naar den Lonnekerberg, houdt nog die overlevering in stand.
Links voert de weg naar Lentink en den Oldenzaalschen straatweg en rechts naar de Driener school. Wij volgen dezen laatsten weg en hebben dus een cirkel geloopen, als wij achter de school langs gaande, weer komen bij de straks genoemde brug.
Deze overgaande, bereiken wij weldra den Enschedeschen straatweg over het voetpad, dat langs den weg loopt en ten dienste der schoolkinderen wordt onderhouden en komen op genoemden weg uit, vlak bij Brasser's woner. Linksaf voert de weg naar Enschede, rechtuit naar Twekkeloo, waar de fraaie boschpartijen in de verte ons zouden verlokken, als we niet reeds zoo ver hadden geloopen. Wij gaan dus rechtsaf den straatweg langs. Juist, waar de hooge eikenboomen beginnen, komt weder een weg uit Driene den straatweg snijden, die naar Twekkeloo voert en waar wij in de verte fraaie boschpartijen zien. Daar begint links het groote in aanleg zijnde landgoed van den heer G. J. O. D. Dikkers, die er eene boerderij kocht, de 2e Beller, en met groote kosten liet aanleggen, om er eene villa te bouwen. Daarna krijgen we aan den overkant het reeds meer genoemde Brugge Luuks van den heer H. Hulshoff Pol. Laat ons er een eind verder, waar een pad is, even oploopen, de wandeling is er vrij en wij kunnen van de hoogte, waarop de koepel staat, het doorwandelde terrein voor een goed deel nog even in vogelvlucht overzien. Zijn er onder 't gezelschap, die te vermoeid zijn, zij kunnen in ‘Amerika’ bij Loohuis rusten en ons afwachten.
Wij stappen nu weer op en naderen al meer Hengeloo. Een eindweegs, waar de groote boomen door jonge zijn vervangen, is de weg zonnig, maar weldra krijgen we weer schaduw en nu beginnen de zich vermenigvuldigende huizen, het uitzicht op den afstandspaal van den spoorweg en op den hoog zich verheffenden watertoren ons te zeggen, dat wij Hengeloo naderen. Even te voren kunnen wij bij Gruyters onder de veranda rusten en een glas bier drinken en ons toilet wat van de stof reinigen. Of we kunnen 't ook vlak voor den overweg bij J. W. van Wezel doen en komen dan weder op 't punt, waar we onze wandeling begonnen.
Wij zullen nu onze schreden richten naar buiten Hengeloo, om u wat natuurschoon te laten zien en richten eerst onze schreden naar Driene. Er zijn twee buurtschappen van dien naam, Klein- en Groot-Driene. Het eerste behoorde tot voor de annexatie in 1881 tot Weerseloo, het tweede tot Lonneker. Van dit tweede is een deel geannexeerd.
Boven: Fragment van bijbehorende wandelkaart (1897). Klik er op voor vergroting.
Onder: Chromotopografische kaart des Rijks, verkend in 1881-'82, herzien in 1903.
Als wij den weg weder opgaan naar Enschede, het Eyndscheide, omdat daar de grens des lands was, of, volgens eene andere lering, omdat daar de grens was, die men aan den Koedief, zoo als de Munstersehe bisschop Barend van Galen in Twente betiteld wordt, stelde, - waarom Enschede nog een hek in zijn wapen voert - over den spoorweg Almeloo-Salsbergen, daar hebben wij een fraaie breede laan, in den aanvang bezet met vriendelijke villatjes en verder op met flinke arbeiderswoningen, afgewisseld door land- en boschpartijen en ter rechter zijde door den spoorweg naar Enschede, die er het vlakke terrein doorsnijdt. Maar aan de linker zijde treffen wij een fraai landschap met boschpartijen en esschen. Oude boerderijen half tusschen 't hout verscholen, soms dennenbosschen of weiden met laag hout omzoomd. Dat is de buurtschap Driene, waarheen wij thans onze schreden richten. Oudtijds behoorde Dryne tot de Marke Woolde, waarvan de Brink te Hengeloo het middelpunt was. Reeds omstreeks 1000 schijnt de naam voor te komen en de kronyk bewaarde ons 't verhaal van een burentwist tusschen die van Woolde, Dryne en Udelo (Oele) met die van Zenderen en Hasselo. Welken weg men ook aan den Enschedeschen straatweg insla naar links, gedurende het eerst uurtje, hij voert u naar Driene en toont u een stukje van het oude Twente met zijn liefelijk landschap.
Wij verlaten dan al aanstonds even voor den zaagmolen den weg, vlak achter het in 't hout verscholen huis van den heer Overweg, gaan over de brug over de beek, welke hier Sikbeek heet en houden den weg evenwijdig met den straatweg. We konden ook dadelijk over de brug, de rij woningen rechts latende liggen een voetpad hebben gevolgd langs een dennenboschje, dat zou ons op een volgenden eveneens daarmee evenwijdigen weg gebracht hebben bij de Grundel, vroeger bouwland, waaromheen een singel van iepen en sparren loopt en waar men thans een aanleg heeft gemaakt voor een te bouwen villa, welke door een opweg naar den straatweg, evenwijdig aan het genoemde voetpad, verbonden wordt. Onmiddelijk naast de Grundel staat een oud boerenhuis met een hoog dak, overschaduwd door een paar reusachtige linden.
Wij volgen nu echter den grooten weg. Rechtuit voor ons valt een groote boerderij met een pas vernieuwden voorgevel ons in 't oog van Stoelhorst. Achter deze slaan wij linksom, laten de hooge linden van de Grundel een weinig links liggen en komen aan den esch.
We zouden van uit Hengeloo dit punt eer hebben kunnen bereiken, wanneer wij van het Dorp, de Drienerstraat waren uitgegaan en daar aan het eind de beek waren overgegaan over de brug en den Anninksweg hadden ingeslagen. We zouden dan aan de rechterzijde een eikenboschje hebben gekregen en aan de linkerzijde het Vereenigingsgebouw der sociaaldemocraten, dat met den naam Verlichtingsoord prijkt en in een tegelversiering in den gevel herinnert aan het doel: Excelsior en aan 't feit, dat F. D. N. (Domela Nieuwenhuis) het inwijdde. Wij bereiken daar den spoorweg, gaan langs de Grundel (rechts) en een vriendelijk huisje (links), waar de jongelingschap vroeger zich oefende in voetbal en komen op 't zelfde punt aan den esch. Daar krijgen we al aanstonds een van het oneindig aantal driesprongen en kruiswegen. Vlak achter ons hebben wij tusschen fraai opgaand hout een groote boerderij de Breuke en tegenover zien wij twee andere, Annink, een zeer oude boerderij, vermoedelijk een oude havezate, die aan dit deel van Driene zijn naam geeft en Smakkert (Nijhof). Tusschen deze twee door gaat de weg door, die achter den esch omloopt tot bij Drienerwolde.
Foto: Gezicht in Driene bij Stoelhorst te Hengeloo
Wij gaan langs den zuidkant van den fraaien esch, die zacht afglooiend, vooral in den voorzomer, als de rogge er zich op wiegelt in den wind, een prachtig gezicht biedt. De weg is omzoomd met laag hout, dat telkens bij open partijen vergezichten biedt. Weder treffen we een kruisweg. Wij gaan nu zuidwaarts, treffen daar een vijfsprong, gaan dan linksom, en dan bij den eersten dwarsweg weer rechts en krijgen 3 groote boerderijen voor ons. Rechts van ons zien wij een koepel op een heuvel, dien wij op onzen terugweg willen bezoeken. Hij behoort tot Bruggeluuks. Den weg volgende, komen we aan een open plek, waarop 5 wegen uitloopen en hebben voor ons een heide met hooge opgaande dennen. Houden wij denzelfden weg in de richting van den straatweg, dus naar 't Oosten, we komen dan weldra weer aan een vijfsprong, waar een brug over de beek ligt en er het middenpunt van vormt. Wij gaan echter de brug niet over maar volgen een weg die gemakkelijk te kennen is aan het voetpad, dat er langs loopt en met paaltjes van den weg is afgezet. Weldra komen we weer aan een kruisweg. Rechtuit gaat de weg naar Drienerwolde. Wij gaan echter linksom langs de Driener school, een niet onaardig gebouwtje, en treffen aanstonds daar achter weer een driesprong, waar 't ons echter gemakkelijk valt de goede richting te vinden, omdat er ook langs dezen te volgen weg een met paaltjes afgezet voetpad loopt. Volgen wij den weg nog een eind weegs dan krijgen wij een boerderij Brug-Evert (Evert Nijhof) over wiens erf het schoolpad op Hengeloo loopt.
Volgen wij nu verder den weg langs den esch, een fraaien hollen weg, dan komen wij weder uit op den vroeger reeds genoemden weg, die van Annink af door den esch liep en zien daar een weg, die vooruit het veld ingaat naar den Oldenzaalschen straatweg.
Wij slaan nu rechtsom en volgen den weg door den esch, met links een mooie boschpartij in de verte en bereiken Drienerwolde. Twee palen aan den weg toonen ons, dat wij een heerengoed naderen en langs een nieuw aangelegden weg gaande, zien wij weldra uit het geboomte de villa verrijzen van den heer Warnaars, met haren fraaien aanleg en den weg volgende langs het rasterwerk, komen wij weldra weder door 2 palen op den grooten weg.
Alweer een kruisweg. Rechtuit gaat het naar Espelo of, gelijk het gewoonlijk heet, de Hofmeijer, de oude meijerhof van Lonneker, waar in vroeger eeuwen de meijer of bestuurder woonde van de goederen, die de Kanunniken van St. Pieter te Utrecht bezaten en waarvan de overlevering meldt, dat het oorspronkelijk een gesticht der Tempeliers is geweest, tot bij de opheffing der orde in 1312 alle bewoners zouden zijn vermoord, behalve twee der ridders, van welke de een te Utrecht vertoefde om een minnehandel, de andere op de jacht was. Toen kwamen de bezittingen in handen der Malthezer-orde en de naam Munkenweg of Munnekerweg voor het pad dat van den hof voert naar den Lonnekerberg, houdt nog die overlevering in stand.
Links voert de weg naar Lentink en den Oldenzaalschen straatweg en rechts naar de Driener school. Wij volgen dezen laatsten weg en hebben dus een cirkel geloopen, als wij achter de school langs gaande, weer komen bij de straks genoemde brug.
Deze overgaande, bereiken wij weldra den Enschedeschen straatweg over het voetpad, dat langs den weg loopt en ten dienste der schoolkinderen wordt onderhouden en komen op genoemden weg uit, vlak bij Brasser's woner. Linksaf voert de weg naar Enschede, rechtuit naar Twekkeloo, waar de fraaie boschpartijen in de verte ons zouden verlokken, als we niet reeds zoo ver hadden geloopen. Wij gaan dus rechtsaf den straatweg langs. Juist, waar de hooge eikenboomen beginnen, komt weder een weg uit Driene den straatweg snijden, die naar Twekkeloo voert en waar wij in de verte fraaie boschpartijen zien. Daar begint links het groote in aanleg zijnde landgoed van den heer G. J. O. D. Dikkers, die er eene boerderij kocht, de 2e Beller, en met groote kosten liet aanleggen, om er eene villa te bouwen. Daarna krijgen we aan den overkant het reeds meer genoemde Brugge Luuks van den heer H. Hulshoff Pol. Laat ons er een eind verder, waar een pad is, even oploopen, de wandeling is er vrij en wij kunnen van de hoogte, waarop de koepel staat, het doorwandelde terrein voor een goed deel nog even in vogelvlucht overzien. Zijn er onder 't gezelschap, die te vermoeid zijn, zij kunnen in ‘Amerika’ bij Loohuis rusten en ons afwachten.
Wij stappen nu weer op en naderen al meer Hengeloo. Een eindweegs, waar de groote boomen door jonge zijn vervangen, is de weg zonnig, maar weldra krijgen we weer schaduw en nu beginnen de zich vermenigvuldigende huizen, het uitzicht op den afstandspaal van den spoorweg en op den hoog zich verheffenden watertoren ons te zeggen, dat wij Hengeloo naderen. Even te voren kunnen wij bij Gruyters onder de veranda rusten en een glas bier drinken en ons toilet wat van de stof reinigen. Of we kunnen 't ook vlak voor den overweg bij J. W. van Wezel doen en komen dan weder op 't punt, waar we onze wandeling begonnen.
In en om Hengeloo, Borne en Delden: De Waarbeek
De Waarbeek
Het spreekwoord zegt: er gaan vele wegen naar Rome. Wij zouden in Hengeloo kunnen zeggen: er gaan vele wegen naar de Waarbeek. Allereerst de Waarbeekerweg, die dadelijk bij den zaagmolen aan den Enschedeschen straatweg begint. Doch, daar 't ons nu niet te doen is om den naasten weg, maar om natuurschoon te zien, zullen we ons maar eenen kleinen omweg getroosten. Wij gaan daarom den straatweg naar Enschede verder door, krijgen een eindje verder, links, een weg naar Driene, iets verder, links, over een brug, weder een dergelijken weg, waar wij ter rechterhand den watertoren in de verte zien, weldra bereiken wij de dikke boomen. Rechts eene boerderij met een grooten lindeboom, de Eerste Beller, die al onder de Waarbeek behoort en daartegenover het pad naar Bruggeluuks en dan wijst de grenspaal, dat wij Lonneker's gebied betreden. Juist daar begint het in aanleg zijnde buiten van den heer Dikkers, waar de hooge boomen gespaard bleven van de vroegere boerderij de Tweede Beller. Slaan wij langs de daar gelegen herberg Amerika, den weg in, dan bereiken wij de Waarbeek.
Boven: Fragment van bijbehorende wandelkaart (1897). Klik er op voor vergroting.
Onder: Chromotopografische kaart des Rijks, verkend in 1881-'82, herzien in 1903.
Wij willen echter nog een klein eindje den straatweg houden tot aan het eind van het goed van den heer Dikkers en slaan dan rechtsaf en gaan over den spoorweg. 't Is een mooie weg, schoon voor rijtuigen niet erg gebaand, maar juist daarom voor den wandelaar niet slechter. De liefhebber van planten kan hier zijn hart ophalen. Bloeiende dopheide en overvloed van geurige gagel en munt groeit er en een eind verder wordt de weg lager en is een soort van beekje, waardoor de weg heenloopt. Daar is de lucht vol van de zoete geuren der waterspirea en opent de zonnedauw of het inlandsche vliegenvangertje zijn harige blaadjes, om de vlieg, die er zich op neerzet, in te sluiten en meedoogenloos uit te zuigen. Daar is 't landschap in zijn natuurstaat schoon en in de verte zien wij dennenbosschen, die zich ver uitstrekken. Een daartusschen zich aan ons vertoonend dak is dat van de tent, die aan den daar gelegen plas is gebouwd en 's winters, als de vorst de wateren stremt, dan opent de tent hare deuren, dan is die plas de ijsbaan, waar Hengeloo's schaatsenrijdende jongelingschap de meisjes geleidt in 't edele wintervermaak, terwijl de ouderen van uit de tent komen toezien. De Locaalspoorweg geeft dan gelegenheid voor hen, die zoo ver niet willen loopen, om er gemakkelijk te komen of aan de vermoeide rijders en rijdsters, om terug te keeren.
Wij laten nu die ijsbaan, die thans, behalve de fraaie houtpartijen, weinig te zien geeft, liggen en gaan weder rechts om, in de richting naar Hengeloo, tot wij links een rood dak, in 't bosch verscholen en rechts eene vrij groote boerderij latende liggen, een eikenbosch voor ons krijgen. Daar, tusschen de boomen door, slingert zich de Waarbeek. Wij hebben den zelfden weg weder bereikt, daar straks reeds genoemd, die bij den grenspaal afsloeg.
Vriendelijker beekje, dan daar tusschen 't hoog opgaand geboomte doorgaat, vindt men er niet vele en overvloed van planten en kruiden trekken ons oog, als wij er ons een wijle neervleien in de schaduw der hooge eiken. Wij kunnen den weg langs de boomen volgen, die ons met een brug over de beek brengt en tusschen het huis en de schuur der boerderij doorgaat, die mede dezen naam draagt en vinden dan daar een mooien weg. Links gaat het pad naar de ijsbaan. Wij verkiezen echter het voetpad, dat met een vonder over de beek voert en ons op den weg terugbrengt, Daar treffen wij een paar flauwe heuvels, de zog. Schuttersbergen, (gewezen kogelvangers van vroegere oefeningen van scherpschutters). We zouden deze wellicht niet hebben genoemd, indien niet deze de eenige waren, die een goed gezicht op Hengeloo in zijn geheel geven.
Den weg vervolgende, treffen wij den locaalspoorweg, waar juist in den hoek de Ketelplas, reeds vroeger genoemd, die door den spoorweg in tweeën gesneden is en waarvan de Groote Ketelplas 's winters aan de jeugd gelegenheid geeft tot schaatsenrijden, terwijl de Kleine Ketelplas het aan een nog jonger geslacht van beginnenden doet en bereiken den Twekkelerweg. Rechts afgaande zouden wij langs den Waarbeekschen weg weer bij de brouwerij in het dorp zijn gekomen. Die weg biedt wel enkele mooie punten, maar niet vele. Kort voor 't dorp, waar eenige nieuwe arbeiderswoningen verrezen, heeft de heer van Benthem een laantje aangelegd, dat op den duur eene mooie houtpartij kan vormen, in dit boomloos gedeelte van het Twekkeler of Pruissische Veld.
Wij vervolgen daarom liever den weg nog een eindje naar de Vrolijke Boer, vroeger een geliefkoosd uitspanningsoord voor kinderen en houden den Berfloweg, die met een brug over de Berflobeek, ons voert naar den Langelermaatweg, een eindje voorbij Insulinde. Slaan wij echter rechts af, dan krijgen wij, langs de Berflobeek gaande, een prachtig landschap. Links van ons is de glooiing van de fraaie esch, met een paar woningen er in, rechts van ons krijgen we een boschje, waar wij bij warm weder ons kunnen verkwikken aan koelte en schaduw. Den Berfloweg vervolgend, brengt deze ons over de Koenbrug, langs eene reeks van woningen, terwijl wij aan de andere zijde, gescheiden door de beek, het Vereenigingsgebouw met zijn aanleg hebben. Wij kunnen daar de brug van overgaan en dan door het plantsoen den overweg van den spoorweg bij de Machinefabriek bereiken. Hadden wij over den Berflobeek den weg vervolgd, wij zouden langs Insulinde op het zelfde punt zijn uitgekomen en indien wij den weg nog verder rechtuit hadden gehouden, den breeden zandweg hebben getroffen, die, links, naar Lombok, rechts naar 't Eschrein en van daar, langs de Haaksbergerstraat, ons eveneens op 't zelfde punt zou hebben in het dorp gebracht. We willen dien weg echter bewaren voor den volgenden tocht.
Het spreekwoord zegt: er gaan vele wegen naar Rome. Wij zouden in Hengeloo kunnen zeggen: er gaan vele wegen naar de Waarbeek. Allereerst de Waarbeekerweg, die dadelijk bij den zaagmolen aan den Enschedeschen straatweg begint. Doch, daar 't ons nu niet te doen is om den naasten weg, maar om natuurschoon te zien, zullen we ons maar eenen kleinen omweg getroosten. Wij gaan daarom den straatweg naar Enschede verder door, krijgen een eindje verder, links, een weg naar Driene, iets verder, links, over een brug, weder een dergelijken weg, waar wij ter rechterhand den watertoren in de verte zien, weldra bereiken wij de dikke boomen. Rechts eene boerderij met een grooten lindeboom, de Eerste Beller, die al onder de Waarbeek behoort en daartegenover het pad naar Bruggeluuks en dan wijst de grenspaal, dat wij Lonneker's gebied betreden. Juist daar begint het in aanleg zijnde buiten van den heer Dikkers, waar de hooge boomen gespaard bleven van de vroegere boerderij de Tweede Beller. Slaan wij langs de daar gelegen herberg Amerika, den weg in, dan bereiken wij de Waarbeek.
Boven: Fragment van bijbehorende wandelkaart (1897). Klik er op voor vergroting.
Onder: Chromotopografische kaart des Rijks, verkend in 1881-'82, herzien in 1903.
Wij willen echter nog een klein eindje den straatweg houden tot aan het eind van het goed van den heer Dikkers en slaan dan rechtsaf en gaan over den spoorweg. 't Is een mooie weg, schoon voor rijtuigen niet erg gebaand, maar juist daarom voor den wandelaar niet slechter. De liefhebber van planten kan hier zijn hart ophalen. Bloeiende dopheide en overvloed van geurige gagel en munt groeit er en een eind verder wordt de weg lager en is een soort van beekje, waardoor de weg heenloopt. Daar is de lucht vol van de zoete geuren der waterspirea en opent de zonnedauw of het inlandsche vliegenvangertje zijn harige blaadjes, om de vlieg, die er zich op neerzet, in te sluiten en meedoogenloos uit te zuigen. Daar is 't landschap in zijn natuurstaat schoon en in de verte zien wij dennenbosschen, die zich ver uitstrekken. Een daartusschen zich aan ons vertoonend dak is dat van de tent, die aan den daar gelegen plas is gebouwd en 's winters, als de vorst de wateren stremt, dan opent de tent hare deuren, dan is die plas de ijsbaan, waar Hengeloo's schaatsenrijdende jongelingschap de meisjes geleidt in 't edele wintervermaak, terwijl de ouderen van uit de tent komen toezien. De Locaalspoorweg geeft dan gelegenheid voor hen, die zoo ver niet willen loopen, om er gemakkelijk te komen of aan de vermoeide rijders en rijdsters, om terug te keeren.
Wij laten nu die ijsbaan, die thans, behalve de fraaie houtpartijen, weinig te zien geeft, liggen en gaan weder rechts om, in de richting naar Hengeloo, tot wij links een rood dak, in 't bosch verscholen en rechts eene vrij groote boerderij latende liggen, een eikenbosch voor ons krijgen. Daar, tusschen de boomen door, slingert zich de Waarbeek. Wij hebben den zelfden weg weder bereikt, daar straks reeds genoemd, die bij den grenspaal afsloeg.
Vriendelijker beekje, dan daar tusschen 't hoog opgaand geboomte doorgaat, vindt men er niet vele en overvloed van planten en kruiden trekken ons oog, als wij er ons een wijle neervleien in de schaduw der hooge eiken. Wij kunnen den weg langs de boomen volgen, die ons met een brug over de beek brengt en tusschen het huis en de schuur der boerderij doorgaat, die mede dezen naam draagt en vinden dan daar een mooien weg. Links gaat het pad naar de ijsbaan. Wij verkiezen echter het voetpad, dat met een vonder over de beek voert en ons op den weg terugbrengt, Daar treffen wij een paar flauwe heuvels, de zog. Schuttersbergen, (gewezen kogelvangers van vroegere oefeningen van scherpschutters). We zouden deze wellicht niet hebben genoemd, indien niet deze de eenige waren, die een goed gezicht op Hengeloo in zijn geheel geven.
Den weg vervolgende, treffen wij den locaalspoorweg, waar juist in den hoek de Ketelplas, reeds vroeger genoemd, die door den spoorweg in tweeën gesneden is en waarvan de Groote Ketelplas 's winters aan de jeugd gelegenheid geeft tot schaatsenrijden, terwijl de Kleine Ketelplas het aan een nog jonger geslacht van beginnenden doet en bereiken den Twekkelerweg. Rechts afgaande zouden wij langs den Waarbeekschen weg weer bij de brouwerij in het dorp zijn gekomen. Die weg biedt wel enkele mooie punten, maar niet vele. Kort voor 't dorp, waar eenige nieuwe arbeiderswoningen verrezen, heeft de heer van Benthem een laantje aangelegd, dat op den duur eene mooie houtpartij kan vormen, in dit boomloos gedeelte van het Twekkeler of Pruissische Veld.
Wij vervolgen daarom liever den weg nog een eindje naar de Vrolijke Boer, vroeger een geliefkoosd uitspanningsoord voor kinderen en houden den Berfloweg, die met een brug over de Berflobeek, ons voert naar den Langelermaatweg, een eindje voorbij Insulinde. Slaan wij echter rechts af, dan krijgen wij, langs de Berflobeek gaande, een prachtig landschap. Links van ons is de glooiing van de fraaie esch, met een paar woningen er in, rechts van ons krijgen we een boschje, waar wij bij warm weder ons kunnen verkwikken aan koelte en schaduw. Den Berfloweg vervolgend, brengt deze ons over de Koenbrug, langs eene reeks van woningen, terwijl wij aan de andere zijde, gescheiden door de beek, het Vereenigingsgebouw met zijn aanleg hebben. Wij kunnen daar de brug van overgaan en dan door het plantsoen den overweg van den spoorweg bij de Machinefabriek bereiken. Hadden wij over den Berflobeek den weg vervolgd, wij zouden langs Insulinde op het zelfde punt zijn uitgekomen en indien wij den weg nog verder rechtuit hadden gehouden, den breeden zandweg hebben getroffen, die, links, naar Lombok, rechts naar 't Eschrein en van daar, langs de Haaksbergerstraat, ons eveneens op 't zelfde punt zou hebben in het dorp gebracht. We willen dien weg echter bewaren voor den volgenden tocht.
In en om Hengeloo, Borne en Delden: De Breedemors (Breemars)
De Breedemors
Geheel de streek rondom Hengeloo ten Z.-W., Z. en N.-W. heet Woolde. De spraakmakende gemeente verstaat echter onder Woolde het gedeelte rechts en links van den straatweg naar Delden, dat gedeelte dat door den Borneschen weg wordt doorsneden heet Achterhoek en het overige aansluitende tusschen Woolde en Driene wordt in een naam saamgevat als de Breedemors. Daar in liggen de Langelermaatweg, de Haaksbergerweg, voorbij het Esrein en het heirleger dwarswegen.
Boven: Fragment van bijbehorende wandelkaart (1897). Klik er op voor vergroting.
Onder: Chromotopografische kaart des Rijks, verkend in 1881-'82, herzien in 1903.
Wanneer wij tusschen de Machinefabriek en de Spinnerij doorgaan bereiken wij spoedig 't Esrein, dat vroeger reeds genoemde gehuchtje. Even voorbij de school buigt de weg af en gaat een voetpat recht door over 't Kotte, dat ons op den breeden zandweg naar Lombok brengt, de weg zelf komt met een draai eveneens daarop uit, waar even als aan 't begin, bij den coöperatieven winkel een weg rechts af voerde op 't Lansink, zoo gaat men voor men de steenbakkerij heeft een weg rechts af op Kaatjen, een mooie vrij harde weg met schilderachtige boerderijtjes in 't hout gelegen.
Gaan wij den breeden zandweg verder, dan krijgen wij spoedig een kruisweg, 't is daar waar de weg die van den Enscheder straatweg, langs de grens der gemeente aanvankelijk loopend, bij de Waarbeek langs doorgaat naar den Deldensche straatweg, dien wij op onze vorige wandeling een eind hebben gevolgd. Sloegen wij daar nu rechts af, dan kregen wij links een nieuwe boerderij een eind van den weg af en rechts de reeds genoemde steenbakkerij, die ter wille van haar kleivervoer den weg verhard heeft en we zouden aan een brug komen, de brug bij Kaatjen. Den weg echter vervolgende komen wij langs Lombok aan een brug, waar ook de Langelermaatweg, komende van Insulinde langs de Balkt uitkomt en deze overgaande zien wij recht voor ons uit een fabrieksschoorsteen en op korten afstand daarvan een molen. Dat is Boekeloo, waarheen een vrij rechte weg voert door 't veld, later langs de vloeiweiden van den heer van Heek uit Enschede en uitkomende achter 't station te Boekeloo. Wie somstijds de meer dan l00-jarige oudste bewoonster van Hengeloo, Berendina Wicherink, mocht willen bezoeken, vindt nabij dien weg hare woning.
Slaan wij rechts af dan loopen wij langs de heide een weg op, die in de verte in 't hout zich verliest en naar Oele voert, naar de Zevenster. De eerste dwarsweg rechts ingaande, in de richting naar Hengeloo, zouden we ook weder uitkomen bij Kaatjen of Kaatjen mijn kind, zoo als het kleine huisje heet, waar de grootmoeder der tegenwoordige bewoners gewoond heeft, die als schoolkind die naam kreeg.
Bij Kaatjen hebben we dus bij de brug een vijfsprong. De eene weg komt van 't Esrein en gaat door naar Oele, hij wordt rechthoekig gesneden door den weg die van den Enschedeschenstraatweg naar den Deldenschen voert en daartusschen is nog een weg, die leidt naar het Lansink. Even op den weg naar Oele komt er nog een weg op van den vroeger reeds genoemden weg langs het veld naar Boekeloo.
Vervolgden wij den weg in den richting naar Delden, dan zouden wij al spoedig weder een kruisweg krijgen n.l. den grooten weg naar Oele, den Haaksbergerdijk. Omdat nu daar echter eigenlijk Woolde begint slaan wij rechtsom, tot wij bijna den spoorweg naar Delden bereiken. Wij konden daar bij Christjan , een herberg, die 's Zondags veel bezoek trekt, den spoorweg overgaan en recht op het dorp aanloopen, doch doen dat nu niet, evenmin als wij van Christjan het voetpad, evenwijdig met den spoorweg, tot den Emmaweg volgen. Daar waar de weg van Oele zich verdeelt, houden wij rechts en gaan op het reeds vroeger genoemde Lansink, een groote boerderij met een pas aangelegden boomgaard en geheel in 't hout gelegen. Loopen wij dezen weg rechtuit, dan komen wij juist tegenover den coöperatieven winkel op 't Esrein uit. Den eersten weg links afslaande loopen wij tusschen een paar boerderijen door houden den boomgaard en de weide van het Lansink rechts en den esch links en komen op den Lansinkesweg, dien wij over den Emmaweg kunnen verlaten naar het dorp, of doorloopen tot wij achter de spinnerij tegenover de machinefabriek uitkomen. Houden wij den weg naar 't Esrein nog een eindje, dan gaat een pad links af, dat allervriendelijkst door bosch en veld zich slingert en waar een bank tot toeven noodt. In 't voorjaar is het er vooral een zeer lieve wandeling om de vele nachtegalen, die men er hoort en waaraan waarschijnlijk de herberg van Christjan haren naam ontleent.
Als wij dat pad ten einde zijn komen wij bijna uit aan den overweg der beide spoorwegen, die hier ineenloopen naar 't station en bereiken dan langs den Emmaweg weder het Dorp.
Geheel de streek rondom Hengeloo ten Z.-W., Z. en N.-W. heet Woolde. De spraakmakende gemeente verstaat echter onder Woolde het gedeelte rechts en links van den straatweg naar Delden, dat gedeelte dat door den Borneschen weg wordt doorsneden heet Achterhoek en het overige aansluitende tusschen Woolde en Driene wordt in een naam saamgevat als de Breedemors. Daar in liggen de Langelermaatweg, de Haaksbergerweg, voorbij het Esrein en het heirleger dwarswegen.
Boven: Fragment van bijbehorende wandelkaart (1897). Klik er op voor vergroting.
Onder: Chromotopografische kaart des Rijks, verkend in 1881-'82, herzien in 1903.
Wanneer wij tusschen de Machinefabriek en de Spinnerij doorgaan bereiken wij spoedig 't Esrein, dat vroeger reeds genoemde gehuchtje. Even voorbij de school buigt de weg af en gaat een voetpat recht door over 't Kotte, dat ons op den breeden zandweg naar Lombok brengt, de weg zelf komt met een draai eveneens daarop uit, waar even als aan 't begin, bij den coöperatieven winkel een weg rechts af voerde op 't Lansink, zoo gaat men voor men de steenbakkerij heeft een weg rechts af op Kaatjen, een mooie vrij harde weg met schilderachtige boerderijtjes in 't hout gelegen.
Gaan wij den breeden zandweg verder, dan krijgen wij spoedig een kruisweg, 't is daar waar de weg die van den Enscheder straatweg, langs de grens der gemeente aanvankelijk loopend, bij de Waarbeek langs doorgaat naar den Deldensche straatweg, dien wij op onze vorige wandeling een eind hebben gevolgd. Sloegen wij daar nu rechts af, dan kregen wij links een nieuwe boerderij een eind van den weg af en rechts de reeds genoemde steenbakkerij, die ter wille van haar kleivervoer den weg verhard heeft en we zouden aan een brug komen, de brug bij Kaatjen. Den weg echter vervolgende komen wij langs Lombok aan een brug, waar ook de Langelermaatweg, komende van Insulinde langs de Balkt uitkomt en deze overgaande zien wij recht voor ons uit een fabrieksschoorsteen en op korten afstand daarvan een molen. Dat is Boekeloo, waarheen een vrij rechte weg voert door 't veld, later langs de vloeiweiden van den heer van Heek uit Enschede en uitkomende achter 't station te Boekeloo. Wie somstijds de meer dan l00-jarige oudste bewoonster van Hengeloo, Berendina Wicherink, mocht willen bezoeken, vindt nabij dien weg hare woning.
Slaan wij rechts af dan loopen wij langs de heide een weg op, die in de verte in 't hout zich verliest en naar Oele voert, naar de Zevenster. De eerste dwarsweg rechts ingaande, in de richting naar Hengeloo, zouden we ook weder uitkomen bij Kaatjen of Kaatjen mijn kind, zoo als het kleine huisje heet, waar de grootmoeder der tegenwoordige bewoners gewoond heeft, die als schoolkind die naam kreeg.
Bij Kaatjen hebben we dus bij de brug een vijfsprong. De eene weg komt van 't Esrein en gaat door naar Oele, hij wordt rechthoekig gesneden door den weg die van den Enschedeschenstraatweg naar den Deldenschen voert en daartusschen is nog een weg, die leidt naar het Lansink. Even op den weg naar Oele komt er nog een weg op van den vroeger reeds genoemden weg langs het veld naar Boekeloo.
Vervolgden wij den weg in den richting naar Delden, dan zouden wij al spoedig weder een kruisweg krijgen n.l. den grooten weg naar Oele, den Haaksbergerdijk. Omdat nu daar echter eigenlijk Woolde begint slaan wij rechtsom, tot wij bijna den spoorweg naar Delden bereiken. Wij konden daar bij Christjan , een herberg, die 's Zondags veel bezoek trekt, den spoorweg overgaan en recht op het dorp aanloopen, doch doen dat nu niet, evenmin als wij van Christjan het voetpad, evenwijdig met den spoorweg, tot den Emmaweg volgen. Daar waar de weg van Oele zich verdeelt, houden wij rechts en gaan op het reeds vroeger genoemde Lansink, een groote boerderij met een pas aangelegden boomgaard en geheel in 't hout gelegen. Loopen wij dezen weg rechtuit, dan komen wij juist tegenover den coöperatieven winkel op 't Esrein uit. Den eersten weg links afslaande loopen wij tusschen een paar boerderijen door houden den boomgaard en de weide van het Lansink rechts en den esch links en komen op den Lansinkesweg, dien wij over den Emmaweg kunnen verlaten naar het dorp, of doorloopen tot wij achter de spinnerij tegenover de machinefabriek uitkomen. Houden wij den weg naar 't Esrein nog een eindje, dan gaat een pad links af, dat allervriendelijkst door bosch en veld zich slingert en waar een bank tot toeven noodt. In 't voorjaar is het er vooral een zeer lieve wandeling om de vele nachtegalen, die men er hoort en waaraan waarschijnlijk de herberg van Christjan haren naam ontleent.
Als wij dat pad ten einde zijn komen wij bijna uit aan den overweg der beide spoorwegen, die hier ineenloopen naar 't station en bereiken dan langs den Emmaweg weder het Dorp.
In en om Hengeloo, Borne en Delden: Over Oele naar Delden
Over Oele naar Delden
Van alle buurten van Hengeloo is ongetwijfeld Oele de schoonste, om het zeldzaam zware eikenhout, dat er gevonden wordt, voor den kenner een bewijs, dat wij er onder het gebied van Twickel zijn, ook al zagen wij 't niet aan de witte binnenpaneelen der vensterblinden. Een wandeling door die buurt is zeker een der meest loonende uit den geheelen omtrek. Nu zijn er veel wegen die derwaarts voeren en wij zullen eerst een wandeling maken langs den meest genomen weg, daarna hebben wij nog wel gelegenheid op andere tochten te wijzen.
Foto: Gezicht aan de Deldensche straatweg te Hengeloo
Als wij het dorp verlaten aan de Deldensche zijde, treffen wij eerst links van ons de gemeentelijke bleek, waar de nijvere huismoeders, onder de hoede van den bleekersbaas, die bleek en waschhuis van de gemeente gepacht heeft - gelegenheid hebben haar linnen te spoelen en te bleeken in het water der hier langs loopende Berflobeek. De nog bijna nieuwe brug over de beek overgaande krijgen wij aan de linkerzijde twee villa's, de eerste een groot vierkant huis met groote ramen en een open terras er voor, dat op 't oogenblik onbewoond is, en daarnaast de fraaie, nog wel wat kleurige, van den Heer Ekker. Later, als de kleur der steenen wat meer verweerd is, en het hout, dat goed begint te groeien, wat meer opgeschoten, zal dat rustiger worden. Het tolhek doorgaande, krijgen wij langs die villa zich opstrekkend een eikenlaan, dat is de Haaksbergerdijk (tegenwoordig Tuindorpstraat). Ver blijven de boomen ons hier niet getrouw, want weldra wordt de weg bloot en aan de rechterzijde treffen wij tal van arbeiderswoningen, sommige met vriendelijke tuintjes er voor, wij steken den spoorweg over die naar Borne voert, en vervolgen den weg om weldra weder een spoorweg te bereiken, dien naar Delden, en treffen daar een groote boerderij tevens herberg, het Nachtegaaltje, in de wandeling bij het volk beter bekend naar den laatsten bewoner Christjan. De geheele omgeving heet gewoonlijk het Onland. Daar gaat een weg rechts naar den Inval, die Woolde inloopt, evenwijdig met den spoorweg, en ook gevolgd kan worden naar Delden, en een links naar het Lansink. Rechts achter Christjan staan eenige huizen, het uiterste links is gemakkelijk te kennen aan een daaraan bevestigde postbus. Gaan wij nu om den tuin van dat huis heen, dan hebben we recht vooruit een langen weg, die naar Oele, of zoo als 't uitgesproken wordt Eule, voert. Voor aan een paar woningen en dan wordt de weg afgezet met hout. Wij laten nu alle dwarswegen liggen, waarvan de eerste ons links op den weg van 't Esrein naar Kaatjen en rechts ons weder in Woolde brengt, gaan een brug over en treffen weldra een kruisweg, waar de groote weg, die van de Enschedesche straat af en uit Driene komt en doorloopt naar Delden, dien weg kruist en kenbaar is aan een brug, die wij links van ons zien, de brug bij Kaatjen. Aan 't eind van den rechten weg is een steenen brug, en daar maakt de weg een bocht naar rechts. Vlak voor die brug staat een nieuw huisje. Wij zien daar ter zijde eene groote boerderij (de Zegger), die met een eiken laan met onzen weg gemeenschap heeft, en door een tweede juist op den volgenden hoek weer op den weg komt. Juist, waar deze er op komt, gaan wij den hoek rechtsom, volgen den weg over een duiker en krijgen een zessprong, waar een dennenbosch tot toeven noodt. Daar komt een breede weg uit, die van Meyer komt. Wij houden den weg recht uit, tot aan 't eind er van een zware eiken boom ons wijst, waar de weg een ombuiging maakt. Ter linkerzijde zien wij door de openingen van het hout de hooger gelegen eschgronden, komen vervolgens tusschen 2 boerderijen door (Fokker), met eenige flinke eiken, aan de linkerzijde aan een grooten weg vlak tegenover een boerderij, die als alle in zwaar eiken hout ligt. Juist daarvoor slaan wij links af, bereiken een brug en dan volgt een driesprong, terwijl wij op kleinen afstand voor ons de laan zien. Wij konden recht door gaan, dwars door de laan, naar den dikken boom, maar kiezen den afweg. Deze voert ons in weinige schreden langs de vriendelijke onderwijzerswoning achter de school langs, weder naar de laan. Schuin tegenover het punt waar wij uitkomen, treffen wij een boerderij van Twickel, en de laan naar links volgende het kleine gebouwtje der Oele-roomboterfabriek: de Eendracht. Dan gaan wij de brug over de Oelerbeek over, en met enkele schreden treffen wij links eene bakkerij, rechts den weg naar den watermolen, die zich om een daargelegen boerderij heen buigt. De brug overgaande ligt links van ons, de met waterlelie's overdekte molenkolk, waar bontgekleurde libellen en juffertjes stoeien in den zonneschijn. Het water der beek wordt opgestuwd en onder onzen voet bruist het, en als het den molen niet drijft, stroomt het af met groote kracht en spat tegen bet houtwerk van den ouden oliemolen en de fundering van den nog in gebruik zijnden korenmolen, waarvan bet moderne ijzeren rad eenigzins in disharmonie is met de oude omgeving. Deze molen is al zeer oud. Volgens een opschrift in zandsteen uitgehouwen luidende: ‘Anno 1690 sen dese molen uit de grond vernuit door Joost Christjan Beverforde en Judit Margareta van Coverden’, blijkt er reeds voor dezen molen een andere te hebben bestaan, De brug ligt tusschen de beide molens in, van welke de gewezen oliemolen geheel in verval is. Het schoonste gezicht op den molen en het stroomende water heeft men, als men in het gras achter den oliemolen omgaat, en daar aan den oever der beek zijn gezichtspunt neemt, omdat dan tevens de oude eik bij den korenmolen te zien komt. Van dat punt is de molen dan ook reeds herhaaldelijk door schilders op het doek gebracht.
Foto: Gezicht op den Watermolen in Oele
We kunnen, zoo we willen uitrusten, even over de brug rechts, bij Boom daartoe een goede gelegenheid vinden, en dien weg volgende, weer naar Hengeloo gaan, ook tegenover den molen naast de bakkerij is een voetpad, dat weder naar het Onland voert, maar wij vervolgen onzen weg en keeren langs de boterfabriek en school terug, en vervolgen de laan. Halfweg deze, houdt de rijweg op de laan te volgen en gaat linksaf naar den dikken boom.
Wij volgen echter nu het voetpad, vinden een eindweegs verder een vonder dat wij over gaan, steeds het pad houdend en krijgen dan rechts fraaie eiken boomen en weldra een groot eiken bosch. De brug overgaande wordt het weder een rijweg, die zich iets ombuigt, om dan weder over te gaan in een pad. Plotseling zien wij aan 't eind daarvan een paar ontzachelijk groote en schoone eiken aan ‘t begin eener weide. Deze boomen zijn niet zoo dik als de reeds meermalen genoemde dikke boom, maar veel schooner gevormd, ware prachtstukken. Tegenover ons ligt een mooie en groote boerderij, die van Beltman, de kleine Avest, wij gaan schuin door de weide, recht tegenover de boerderij een hek door, en volgen het pad dat langs den esch oploopt, aan den anderen kant door een sloot gescheiden van een weide, met laag hout omzoomd, tot de grond hooger wordt en wij een dennenbosch krijgen. Weldra loopt nu het pad uit op een weg, links krijgen we, altijd in dezelfde richting voortgaande, een paar boerderijen, een eind verder rechts weder eene, en weldra komen we weder onder zwaar eikenhout doorgaande, waarvan enkele woudreuzen onze aandacht trekken, op den grooten weg, den Peppelendijk. Wij volgen dezen dijk. Willen wij niet doorgaan naar Delden maar naar Carelshaven, dan hebben wij even voor de brug in den weg, rechts een weg, waar wij in de verte den schoorsteen van den houtzaagmolen zien, en aan welker begin een nog nieuw huisje met rood pannen dak staat. Houden wij echter den grooten weg, dan treffen we weldra een handwijzer die naar Delden wijst. Wij houden dan den Mors, of algemeene weide rechts, en bereiken spoedig de huizen van den Brink, of eigenlijk den Vossenbrink, (het meer westerlijk gedeelte heet St. Annabrink) gaan onder den viaduct van den spoorweg door en bereiken weldra naar keuze het stadje of 't station.
Boven: Fragment van bijbehorende wandelkaart (1897). Klik er op voor vergroting.
Onder: Chromotopografische kaart des Rijks, verkend in 1881-'82, herzien in 1903.
Wij konden van Hengeloo uit ook een anderen weg hebben gekozen, die in het begin minder mooi is en meer zandig, maar als wij in Oele komen den anderen ver overtreft. Wij moeten dan van 't Esrein op Kaatjen gaan en gaan dan daar de brug over, krijgen rechts een huis, kenbaar aan 't vele daar liggende hout, als de woning van een houtkooper, daartegenover links een klein huisje Kaatjen en een eind verder weder rechts een herberg van Nijhuis, waar een eikenboom vlak voor het huis staat. Wij gaan den weg recht door, hebben links heide en rechts bouwland, waarachter het bosch begint. Weldra krijgen we een brug waarvoor een viersprong ligt. Als wij op de brug achterom zien, kunnen wij juist den Hengelooschen toren in 't verlengde van den weg zien. De brug ligt over de Woolderbeek en maakt de scheiding van Woolde en Oele. Daar begint het landschap veel boschrijker te worden. Links krijgen wij een dennenbosch en terwijl de weg tusschen elzen hakhout doorloopt krijgen wij al spoedig rechts van ons op eenigen afstand de groote boerderij de Zegger, die geheel in 't hout ligt. Op onzen vorigen weg liepen wij er achter langs, nu voor langs. Aan de overzijde, links derhalve, zien wij mede eene groote boerderij van Olink, door een singel van hooge eikenboomen van den weg afgesloten. Recht doorgaande krijgen wij een 5 sprong. Hier is oppassen de boodschap, want rechtsaf naar de Zegger gaande, zouden we op Hengeloo teruggaan en op den weg uitkomen, dien we reeds beschreven. Links af, kunnen wij om de boerderij van Meijer heengaan, maar te ver door gaande zouden wij in Bekkum komen, ook nog een wijk van Hengeloo, maar tusschen Delden en Haaksbergen gelegen. De vijfde weg, tusschen dien naar Meijer en de Zegger, zou ons bij Fokker brengen bij de school en verder naar Morsegoor bij Delden. Wij gaan rechtuit, het hek door, aan 't eind eener laan en komen in de weide van Meyer. Daar zien wij een eiken boschje ter zijde en naast het woonhuis weder een hek doorgaande, vervolgen wij de laan. De weg slingert nu door eenen fraaien esch. Daar is een kruisweg, maar wij gaan recht door, door den esch. Recht voor ons uit
zien wij een rij boomen en achterom ziende, weder den toren van Hengeloo. Links van ons ligt eene boerderij zeer fraai in 't hout. Den eschweg vervolgend, komen wij aan den weg, die om Meyer heenliep en dien wij afsneden. 't Is weder eene eikenlaan.
Juist op het punt, waar wij de laan bereiken, hebben wij, rechts van ons, een huis aan 't eind van den esch, dat daar tegen het donkere hout zeer schilderachtig uitkomt. Wij slaan rechtsom en richten onze schreden er heen en treffen de herberg van Boom, waar wij een oogenblik rusten onder de veranda, die vroeger een heerenhuis te Hengeloo versierde en hebben dan weldra den watermolen voor ons. Want van onze zitplaats zien wij den molenkolk.
Op de Molenbrug nemen wij nog even een kijkje. Het gezicht op de beek, wegstervend tusschen het hout, beloont zeker de moeite.
Wij gaan nu de laan door langs de boterfabriek en de school tot daar, waar de laan ophoudt rijweg te zijn en overgaat in een voetpad. Daar komt er van rechts de weg op, komende van Hengeloo die wij beschreven, die links doorgaat en dien wij zullen volgen. Wij komen dan aan een brug, en zien vooruit ter linkerzijde een boschpartij en over de brug links een boerderij met een eiken laan ter zijde. De weg loopt door eschgronden, en is afgezet met elzen- en eiken hout: Aan de rechterzijde komen we langs een flinke boerderij, met een keurig onderhouden heg om het geheele erf. Om die boerderij heengaande naar rechts, zien wij aan den weg een grooten eiken boom; weldra door meerdere gevolgd, die een loofgewelf vormen over den weg. In dien weg ligt een brugje, en in alle richtingen hebben wij prachtige doorzichten door het hooge hout. Rechts van ons krijgen wij een dennenboschje met eiken omzoomd. Door dat boschje gaat onze weg. We zijn er nog maar even in, als een weg links het boschje ingaat, de weg recht door voert naar Delden. Die weg in 't bosch is zonder spoor, ten gevolge van de hardheid van den bodem. 't Is er prachtig, de geheele grond in alle richtingen is begroeid met varens en boschbessen, wier lichtgroene bladeren dubbel schoon uitkomen tegen het donkere naaldhout en als dan de zonnestralen spelen door de open plekken, bij avond vooral, is 't er verrukkelijk schoon.
Wij gaan dan links het boschje in, treffen daar twee wegen of paden voor ons als een vork of een V, wij houden de rechterzijde en gaan op den hoek van 't boschje er uit, waar een hek ons in een weide voert, langs wier zoom hooge eiken staan en waar wij een keurig doorzicht in 't hout hebben met een boerderij in de verte. Rechts achter het weiland verrijst weder een dennenbosch. Door een hek komen wij in een tweede weide ook met hooge boomen omzoomd. De rijweg gaat juist langs den kant en kan bij regenachtig weder verbazend vuil zijn. Wij steken de weide dwars over en gaan het andere hek uit en hebben den dikken boom vlak voor ons.
Foto: Gezicht op den dikken Boom in Oele
Deze boom heeft, 1 meter boven den grond gemeten, een omvang van 6,70 M. 't Is de koning der eikenboomen. Want telt Oele er een groot aantal, waaronder fraaiere dan deze, in omvang wordt hij door geen van allen overtroffen. De boom staat eenigzins op een hoogte en biedt, als wij er ons onder neervleien, een fraai, schoon wat beperkt uitzicht. Tegen ons over ligt de boerderij, waarbij de weide behoort, een lös hoes, voor wie er nooit een zag zeker der moeite waard om te zien en wij kunnen er, als wij dorst hebben gekregen een glas melk koopen. Als men het treft, dat de groote schuurdeuren openstaan, ziet men van onder den boom door het gehee1e huis heen de ramen in den voorgevel.
't Is jammer, dat van dien reus der wouden de dagen geteld zijn. Een jaar of 4 geleden werd hij door den bliksem getroffen, waarvan de wonde wel geheeld is maar het lidteeken nog zichtbaar en sedert is er in den top veel dood hout gekomen.
Als wij onder den boom zitten en de boerderij recht voor ons hebben, hebben wij rechts een mooie dennenpartij. Daar tusschen door vervolgen wij onzen weg. Weldra krijgen wij nu een rechten weg, die uitkomt op den Peppelendijk. Wij kunnen dezen houden en dan onzen koers nemen op 't station van waar de trein ons te Hengeloo terugbrengt, of op Carelshaven gaan, gelijk we boven schreven, of ook teruggaan tot de laan en van daar op Hengeloo volgens den eerst bewandelden weg.
Van alle buurten van Hengeloo is ongetwijfeld Oele de schoonste, om het zeldzaam zware eikenhout, dat er gevonden wordt, voor den kenner een bewijs, dat wij er onder het gebied van Twickel zijn, ook al zagen wij 't niet aan de witte binnenpaneelen der vensterblinden. Een wandeling door die buurt is zeker een der meest loonende uit den geheelen omtrek. Nu zijn er veel wegen die derwaarts voeren en wij zullen eerst een wandeling maken langs den meest genomen weg, daarna hebben wij nog wel gelegenheid op andere tochten te wijzen.
Foto: Gezicht aan de Deldensche straatweg te Hengeloo
Als wij het dorp verlaten aan de Deldensche zijde, treffen wij eerst links van ons de gemeentelijke bleek, waar de nijvere huismoeders, onder de hoede van den bleekersbaas, die bleek en waschhuis van de gemeente gepacht heeft - gelegenheid hebben haar linnen te spoelen en te bleeken in het water der hier langs loopende Berflobeek. De nog bijna nieuwe brug over de beek overgaande krijgen wij aan de linkerzijde twee villa's, de eerste een groot vierkant huis met groote ramen en een open terras er voor, dat op 't oogenblik onbewoond is, en daarnaast de fraaie, nog wel wat kleurige, van den Heer Ekker. Later, als de kleur der steenen wat meer verweerd is, en het hout, dat goed begint te groeien, wat meer opgeschoten, zal dat rustiger worden. Het tolhek doorgaande, krijgen wij langs die villa zich opstrekkend een eikenlaan, dat is de Haaksbergerdijk (tegenwoordig Tuindorpstraat). Ver blijven de boomen ons hier niet getrouw, want weldra wordt de weg bloot en aan de rechterzijde treffen wij tal van arbeiderswoningen, sommige met vriendelijke tuintjes er voor, wij steken den spoorweg over die naar Borne voert, en vervolgen den weg om weldra weder een spoorweg te bereiken, dien naar Delden, en treffen daar een groote boerderij tevens herberg, het Nachtegaaltje, in de wandeling bij het volk beter bekend naar den laatsten bewoner Christjan. De geheele omgeving heet gewoonlijk het Onland. Daar gaat een weg rechts naar den Inval, die Woolde inloopt, evenwijdig met den spoorweg, en ook gevolgd kan worden naar Delden, en een links naar het Lansink. Rechts achter Christjan staan eenige huizen, het uiterste links is gemakkelijk te kennen aan een daaraan bevestigde postbus. Gaan wij nu om den tuin van dat huis heen, dan hebben we recht vooruit een langen weg, die naar Oele, of zoo als 't uitgesproken wordt Eule, voert. Voor aan een paar woningen en dan wordt de weg afgezet met hout. Wij laten nu alle dwarswegen liggen, waarvan de eerste ons links op den weg van 't Esrein naar Kaatjen en rechts ons weder in Woolde brengt, gaan een brug over en treffen weldra een kruisweg, waar de groote weg, die van de Enschedesche straat af en uit Driene komt en doorloopt naar Delden, dien weg kruist en kenbaar is aan een brug, die wij links van ons zien, de brug bij Kaatjen. Aan 't eind van den rechten weg is een steenen brug, en daar maakt de weg een bocht naar rechts. Vlak voor die brug staat een nieuw huisje. Wij zien daar ter zijde eene groote boerderij (de Zegger), die met een eiken laan met onzen weg gemeenschap heeft, en door een tweede juist op den volgenden hoek weer op den weg komt. Juist, waar deze er op komt, gaan wij den hoek rechtsom, volgen den weg over een duiker en krijgen een zessprong, waar een dennenbosch tot toeven noodt. Daar komt een breede weg uit, die van Meyer komt. Wij houden den weg recht uit, tot aan 't eind er van een zware eiken boom ons wijst, waar de weg een ombuiging maakt. Ter linkerzijde zien wij door de openingen van het hout de hooger gelegen eschgronden, komen vervolgens tusschen 2 boerderijen door (Fokker), met eenige flinke eiken, aan de linkerzijde aan een grooten weg vlak tegenover een boerderij, die als alle in zwaar eiken hout ligt. Juist daarvoor slaan wij links af, bereiken een brug en dan volgt een driesprong, terwijl wij op kleinen afstand voor ons de laan zien. Wij konden recht door gaan, dwars door de laan, naar den dikken boom, maar kiezen den afweg. Deze voert ons in weinige schreden langs de vriendelijke onderwijzerswoning achter de school langs, weder naar de laan. Schuin tegenover het punt waar wij uitkomen, treffen wij een boerderij van Twickel, en de laan naar links volgende het kleine gebouwtje der Oele-roomboterfabriek: de Eendracht. Dan gaan wij de brug over de Oelerbeek over, en met enkele schreden treffen wij links eene bakkerij, rechts den weg naar den watermolen, die zich om een daargelegen boerderij heen buigt. De brug overgaande ligt links van ons, de met waterlelie's overdekte molenkolk, waar bontgekleurde libellen en juffertjes stoeien in den zonneschijn. Het water der beek wordt opgestuwd en onder onzen voet bruist het, en als het den molen niet drijft, stroomt het af met groote kracht en spat tegen bet houtwerk van den ouden oliemolen en de fundering van den nog in gebruik zijnden korenmolen, waarvan bet moderne ijzeren rad eenigzins in disharmonie is met de oude omgeving. Deze molen is al zeer oud. Volgens een opschrift in zandsteen uitgehouwen luidende: ‘Anno 1690 sen dese molen uit de grond vernuit door Joost Christjan Beverforde en Judit Margareta van Coverden’, blijkt er reeds voor dezen molen een andere te hebben bestaan, De brug ligt tusschen de beide molens in, van welke de gewezen oliemolen geheel in verval is. Het schoonste gezicht op den molen en het stroomende water heeft men, als men in het gras achter den oliemolen omgaat, en daar aan den oever der beek zijn gezichtspunt neemt, omdat dan tevens de oude eik bij den korenmolen te zien komt. Van dat punt is de molen dan ook reeds herhaaldelijk door schilders op het doek gebracht.
Foto: Gezicht op den Watermolen in Oele
We kunnen, zoo we willen uitrusten, even over de brug rechts, bij Boom daartoe een goede gelegenheid vinden, en dien weg volgende, weer naar Hengeloo gaan, ook tegenover den molen naast de bakkerij is een voetpad, dat weder naar het Onland voert, maar wij vervolgen onzen weg en keeren langs de boterfabriek en school terug, en vervolgen de laan. Halfweg deze, houdt de rijweg op de laan te volgen en gaat linksaf naar den dikken boom.
Wij volgen echter nu het voetpad, vinden een eindweegs verder een vonder dat wij over gaan, steeds het pad houdend en krijgen dan rechts fraaie eiken boomen en weldra een groot eiken bosch. De brug overgaande wordt het weder een rijweg, die zich iets ombuigt, om dan weder over te gaan in een pad. Plotseling zien wij aan 't eind daarvan een paar ontzachelijk groote en schoone eiken aan ‘t begin eener weide. Deze boomen zijn niet zoo dik als de reeds meermalen genoemde dikke boom, maar veel schooner gevormd, ware prachtstukken. Tegenover ons ligt een mooie en groote boerderij, die van Beltman, de kleine Avest, wij gaan schuin door de weide, recht tegenover de boerderij een hek door, en volgen het pad dat langs den esch oploopt, aan den anderen kant door een sloot gescheiden van een weide, met laag hout omzoomd, tot de grond hooger wordt en wij een dennenbosch krijgen. Weldra loopt nu het pad uit op een weg, links krijgen we, altijd in dezelfde richting voortgaande, een paar boerderijen, een eind verder rechts weder eene, en weldra komen we weder onder zwaar eikenhout doorgaande, waarvan enkele woudreuzen onze aandacht trekken, op den grooten weg, den Peppelendijk. Wij volgen dezen dijk. Willen wij niet doorgaan naar Delden maar naar Carelshaven, dan hebben wij even voor de brug in den weg, rechts een weg, waar wij in de verte den schoorsteen van den houtzaagmolen zien, en aan welker begin een nog nieuw huisje met rood pannen dak staat. Houden wij echter den grooten weg, dan treffen we weldra een handwijzer die naar Delden wijst. Wij houden dan den Mors, of algemeene weide rechts, en bereiken spoedig de huizen van den Brink, of eigenlijk den Vossenbrink, (het meer westerlijk gedeelte heet St. Annabrink) gaan onder den viaduct van den spoorweg door en bereiken weldra naar keuze het stadje of 't station.
Boven: Fragment van bijbehorende wandelkaart (1897). Klik er op voor vergroting.
Onder: Chromotopografische kaart des Rijks, verkend in 1881-'82, herzien in 1903.
Wij konden van Hengeloo uit ook een anderen weg hebben gekozen, die in het begin minder mooi is en meer zandig, maar als wij in Oele komen den anderen ver overtreft. Wij moeten dan van 't Esrein op Kaatjen gaan en gaan dan daar de brug over, krijgen rechts een huis, kenbaar aan 't vele daar liggende hout, als de woning van een houtkooper, daartegenover links een klein huisje Kaatjen en een eind verder weder rechts een herberg van Nijhuis, waar een eikenboom vlak voor het huis staat. Wij gaan den weg recht door, hebben links heide en rechts bouwland, waarachter het bosch begint. Weldra krijgen we een brug waarvoor een viersprong ligt. Als wij op de brug achterom zien, kunnen wij juist den Hengelooschen toren in 't verlengde van den weg zien. De brug ligt over de Woolderbeek en maakt de scheiding van Woolde en Oele. Daar begint het landschap veel boschrijker te worden. Links krijgen wij een dennenbosch en terwijl de weg tusschen elzen hakhout doorloopt krijgen wij al spoedig rechts van ons op eenigen afstand de groote boerderij de Zegger, die geheel in 't hout ligt. Op onzen vorigen weg liepen wij er achter langs, nu voor langs. Aan de overzijde, links derhalve, zien wij mede eene groote boerderij van Olink, door een singel van hooge eikenboomen van den weg afgesloten. Recht doorgaande krijgen wij een 5 sprong. Hier is oppassen de boodschap, want rechtsaf naar de Zegger gaande, zouden we op Hengeloo teruggaan en op den weg uitkomen, dien we reeds beschreven. Links af, kunnen wij om de boerderij van Meijer heengaan, maar te ver door gaande zouden wij in Bekkum komen, ook nog een wijk van Hengeloo, maar tusschen Delden en Haaksbergen gelegen. De vijfde weg, tusschen dien naar Meijer en de Zegger, zou ons bij Fokker brengen bij de school en verder naar Morsegoor bij Delden. Wij gaan rechtuit, het hek door, aan 't eind eener laan en komen in de weide van Meyer. Daar zien wij een eiken boschje ter zijde en naast het woonhuis weder een hek doorgaande, vervolgen wij de laan. De weg slingert nu door eenen fraaien esch. Daar is een kruisweg, maar wij gaan recht door, door den esch. Recht voor ons uit
zien wij een rij boomen en achterom ziende, weder den toren van Hengeloo. Links van ons ligt eene boerderij zeer fraai in 't hout. Den eschweg vervolgend, komen wij aan den weg, die om Meyer heenliep en dien wij afsneden. 't Is weder eene eikenlaan.
Juist op het punt, waar wij de laan bereiken, hebben wij, rechts van ons, een huis aan 't eind van den esch, dat daar tegen het donkere hout zeer schilderachtig uitkomt. Wij slaan rechtsom en richten onze schreden er heen en treffen de herberg van Boom, waar wij een oogenblik rusten onder de veranda, die vroeger een heerenhuis te Hengeloo versierde en hebben dan weldra den watermolen voor ons. Want van onze zitplaats zien wij den molenkolk.
Op de Molenbrug nemen wij nog even een kijkje. Het gezicht op de beek, wegstervend tusschen het hout, beloont zeker de moeite.
Wij gaan nu de laan door langs de boterfabriek en de school tot daar, waar de laan ophoudt rijweg te zijn en overgaat in een voetpad. Daar komt er van rechts de weg op, komende van Hengeloo die wij beschreven, die links doorgaat en dien wij zullen volgen. Wij komen dan aan een brug, en zien vooruit ter linkerzijde een boschpartij en over de brug links een boerderij met een eiken laan ter zijde. De weg loopt door eschgronden, en is afgezet met elzen- en eiken hout: Aan de rechterzijde komen we langs een flinke boerderij, met een keurig onderhouden heg om het geheele erf. Om die boerderij heengaande naar rechts, zien wij aan den weg een grooten eiken boom; weldra door meerdere gevolgd, die een loofgewelf vormen over den weg. In dien weg ligt een brugje, en in alle richtingen hebben wij prachtige doorzichten door het hooge hout. Rechts van ons krijgen wij een dennenboschje met eiken omzoomd. Door dat boschje gaat onze weg. We zijn er nog maar even in, als een weg links het boschje ingaat, de weg recht door voert naar Delden. Die weg in 't bosch is zonder spoor, ten gevolge van de hardheid van den bodem. 't Is er prachtig, de geheele grond in alle richtingen is begroeid met varens en boschbessen, wier lichtgroene bladeren dubbel schoon uitkomen tegen het donkere naaldhout en als dan de zonnestralen spelen door de open plekken, bij avond vooral, is 't er verrukkelijk schoon.
Wij gaan dan links het boschje in, treffen daar twee wegen of paden voor ons als een vork of een V, wij houden de rechterzijde en gaan op den hoek van 't boschje er uit, waar een hek ons in een weide voert, langs wier zoom hooge eiken staan en waar wij een keurig doorzicht in 't hout hebben met een boerderij in de verte. Rechts achter het weiland verrijst weder een dennenbosch. Door een hek komen wij in een tweede weide ook met hooge boomen omzoomd. De rijweg gaat juist langs den kant en kan bij regenachtig weder verbazend vuil zijn. Wij steken de weide dwars over en gaan het andere hek uit en hebben den dikken boom vlak voor ons.
Foto: Gezicht op den dikken Boom in Oele
Deze boom heeft, 1 meter boven den grond gemeten, een omvang van 6,70 M. 't Is de koning der eikenboomen. Want telt Oele er een groot aantal, waaronder fraaiere dan deze, in omvang wordt hij door geen van allen overtroffen. De boom staat eenigzins op een hoogte en biedt, als wij er ons onder neervleien, een fraai, schoon wat beperkt uitzicht. Tegen ons over ligt de boerderij, waarbij de weide behoort, een lös hoes, voor wie er nooit een zag zeker der moeite waard om te zien en wij kunnen er, als wij dorst hebben gekregen een glas melk koopen. Als men het treft, dat de groote schuurdeuren openstaan, ziet men van onder den boom door het gehee1e huis heen de ramen in den voorgevel.
't Is jammer, dat van dien reus der wouden de dagen geteld zijn. Een jaar of 4 geleden werd hij door den bliksem getroffen, waarvan de wonde wel geheeld is maar het lidteeken nog zichtbaar en sedert is er in den top veel dood hout gekomen.
Als wij onder den boom zitten en de boerderij recht voor ons hebben, hebben wij rechts een mooie dennenpartij. Daar tusschen door vervolgen wij onzen weg. Weldra krijgen wij nu een rechten weg, die uitkomt op den Peppelendijk. Wij kunnen dezen houden en dan onzen koers nemen op 't station van waar de trein ons te Hengeloo terugbrengt, of op Carelshaven gaan, gelijk we boven schreven, of ook teruggaan tot de laan en van daar op Hengeloo volgens den eerst bewandelden weg.
In en om Hengeloo, Borne en Delden: Van Hengeloo naar Carelshaven
Van Hengeloo naar Carelshaven
De drukst bezochte uitspanning van geheel Twente is zeker Carelshaven, in de gemeente Ambt-Delden, op een kwartier afstands van het stadje gelegen, grenzende onmiddelijk aan de bosschen en het park van Twickel, onder welk landgoed het, even als de geheele buurt, behoort. De veranda aan den voorgevel van het groote vierkante huis, of die aan de rechterzijde, als wij voor 't huis staan, die prachtig begroeid is, noodt tot toeven, maar liever nemen wij plaats op het groote voorplein, waar overvloed van gelegenheid is te zitten onder het lommer der kastanjes of van den prachtigen eik, die zijne takken uitbreidt over den straatweg heen en waar wij een fraai uitzicht hebben tevens over den weg.
Het logement heeft den naam ontvangen van Carel George van Wassenaar, den vroegeren bezitter van Twickel, of eigenlijk van het daarbij gelegen haventje. De heer v. Wassenaar had n.l. in 1771 een vaart gegraven om de boomen uit zijn bosch te water te kunnen vervoeren naar de Regge en hij had groote verwachtingen van die vaart en haven, die echter niet zijn verwezenlijkt. De vaart wordt zelfs niet eens meer gebruikt en de haven dient als kom voor den bijgelegen houtzaagmolen. Het logement zelf dagteekent van 1775.
Het is, gelijk we schreven, een der drukst bezochte plaatsen van geheel Twente en allerlei corporatiën hebben dit schoon gelegen punt gekozen tot hunne vergaderplaats, waartoe de groote bovenzaal eene uitmuntende gelegenheid biedt, terwijl de degelijke en niet kostbare tafel, waarvoor de heer Kluvers bekend is, meestal de vergaderingen met eenen maaltijd doet besluiten. Des zomers is het er altijd vol logés, die in eene rustige, schoone omgeving in de vacantie zich komen verfrisschen van den arbeid, of die er volkomen herstel zoeken van doorgestane ziekten. Ook zij, die Twente's schoone streken willen leeren kennen, nemen het vaak tot hun uitgangspunt. En des Zondags is 't er vol, dan is het geheele plein bezet met tafeltjes en een reeks rijtuigen staat er langs den straatweg, naast het groote koetshuis, van Hengeloo en Enschede, Goor en Borne, Almeloo en wat er verder in de buurt ligt gekomen, terwijl men het moderne rijpaard, het rijwiel, er in allerlei fabrikaten kan zien.
Foto: Gezicht op 't Hotel Carelshaven
Daarheen willen wij nu onze wandeling ondernemen. Wij kunnen dan den straatweg kiezen naar Delden ; den zelfden, dien wij vroeger even opgingen, om toen bij de villa van den heer Ekker af te slaan naar 't Onland en verder naar Oele. Rechts van ons is de gezichtseinder afgebroken door de laan naar Borne, welks toren wij daar over het hout heen zien steken. Al spoedig bereiken wij den spoorweg Almeloo-Salsbergen, die van hier met eene groote ombuiging naar het Station voert en zien links van ons de huisjes van bet Onland en den reeds vroeger genoemden Christjan in het geboomte. Volgen wij den straatweg, dan wordt weldra den weg ter zijde met hout omzoomd, waartusschen hier en daar vriendelijke huisjes aan den weg verrijzen.
Links van ons gaat een weg af met boomen aan de eene zijde bezet, die door boerderijen heen slingert, onder welke de groote van Olink, (Vunderink), de aandacht trekt. Een eindweegs verder voert eene fraaie laan door een hek naar het Wilderink en nu begint het landschap meer boschrijk te worden en terwijl wij ‘het Sterretje’ links laten liggen, zien wij voor ons reeds het zware eikenhout, waaraan Woolde terecht zijn naam ontleent. Daar juist in de bocht van den weg staat de school met de vriendelijke en nette onderwijzerswoning, achter wiens tuin een mooi eikenboschje gelegen is. Even te voren zien wij rechts over een weide eene groote boerderij, door de Wed. ten Zeldam bewoond, geheel in 't hout liggen en daarachter een tweede, eveneens met hare weiden in 't zware geboomte verscholen. Beide zijn Twickelsche boerderijen, zooals bijna allen, die we verder ontmoeten. Nu wordt de weg recht en min of meer eentonig. Even voorbij de school voert een mooie laan van zware eikenboomen naar de genoemde 2e boerderij. De jonge boomen van weerskanten bieden nog weinig schaduw en alleen hier en daar zien wij enkele fraaie eiken. Ongeveer tegenover de school gaat weder een weg naar links. Alle die wegen naar links brengen ons over den spoorweg Hengeloo-Delden en voeren naar het gedeelte van Woolde, over dien weg gelegen, de wegen naar rechts naar den weg, langs den esch en achter de boerderijen om, dien wij straks zullen wandelen. Waar de rechte weg ophoudt, zien wij het geboomte rechts en links zwaarder worden. Onderweg hebben wij links, even voorbij de school, eene boerderij met groote lindeboom en er voor en verder rechts nog een herberg, het Hof van Holland, waar een dwarsweg van rechts naar links door den weg komt, juist voor de beek, waarover een duiker ons voert. Even verder, links achter een dennenbosch, dat zich een eind langs den weg opstrekt, eene boerderij, die nog 't ABC heet, omdat daar vroeger een school was, die rondom in 't eikenhout is gelegen en waarheen een vriendelijk paadje voert, aan 't begin van het dennenhout. Welhaast weder een kruisweg, in welks hoek eene boerderij met een groote schuur aan den weg, geheel wegschuilend in 't hout en als wij de bocht hebben bereikt, zien wij de brug dra voor ons, waarover de straatweg doorloopt naar Delden. Dadelijk achter die brug ligt Carelshaven.
Boven: Fragment van bijbehorende wandelkaart (1897). Klik er op voor vergroting.
Onder: Chromotopografische kaart des Rijks, verkend in 1881-'82, herzien in 1903.
Dat is de kortste weg, dien wij beschreven; wij willen echter op een half uur niet zien en kiezen een eenigzins langeren. Wij slaan dan dadelijk over den overweg van den spoorweg, rechts, langs een boschje, een pad in, dat ons over den esch voert en weldra blijkt een rijweg te zijn. Ter rechter zijde houden wij de laan naar Borne. De esch is hoog gelegen en daarachter in de laagte zien wij in de Hengeler Weide het vee, dat altijd aan een landschap zulk een levendigheid bijzet, grazen. Nu lager dan hooger door het golvend terrein gaande, met slechts een enkel huisje links in 't begin, slingert de weg zich tusschen korenvelden en bouwakkers door. Op een hoog punt er van zien wij Borne's torens en schoorsteenen rechts voor ons. Van de hoogte afdalend, draait de weg naar links en buigt zich om naar den straatweg bij een driesprong.
Op dat punt zien wij links van ons de laan van het Wilderink in de verte en langs een weitje gaande, houden wij steeds rechts eschgronden en naderen nu het zware geboomte der straks genoemde boerderijen. De weg draait eerst naar links naar de huizen. Wij krijgen laag hout en reeds enkele fraaie eiken boomen en als wij wederom linksom buigen, daar gaat rechts af een weg naar eene in de verte gelegen boerderij (Grobben), waar langs wij den Bornschen straatweg kunnen bereiken. Den weg volgend, houden wij rechts de golvende eschgronden, links groote eikenboomen. Weldra krijgen wij links een weide en zien een boerderij en een 2e en 3e in de verte, wegschuilend in 't geboomte. Straks komen wij langs eene boerderij en gaan een loofpoort door, gevormd door 4 zware eiken, 3 ter linker en 1 ter rechter zijde. Juist daarvoor gaat een eikenlaan naar links, langs eene weide. De boomen, onder welke wij doorgaan, staan juist achter de schuur van het erve Olthof. Voorbij het huis ligt weder eene weide. De weg gaat door, nu omzoomd met laag hout, waartusschen enkele wilgenknooten hun grijs gebladerte liefelijk doen afsteken tegen het donkere eikenhout. Weldra krijgen we rechts eene boerderij van Twickel, vervolgen den weg door een eikenlaantje en krijgen een kruisweg. De weg naar links brengt ons op den Deldenschen straatweg. Dadelijk voorbij den kruisweg begint er heide te komen, waarachter in de verte eene boerderij opdoemt. Door de heide slingert de weg zich heen; links een eikenlaantje, met eenen veelstammigen den op den voorgrond, daar is een driesprong. Rechts afgaande zouden wij op Buren loopen en vlak langs het Schild naar Borne; links afgaande bij het Hof van Holland op den straatweg komen. Wij gaan den weg een eind op, want recht doorgaande, loopen wij vast en krijgen eene boerderij van Wienks aan de linkerhand, een mooie laan rechts met een dennensingel, links met een eikensingel, halfweg die laan zien wij schuinsrechts voor ons de beide torens van Delden naast elkaar.
We hebben weldra even voorbij Wienks weer een weg, die van links komt en dien wij ook hadden kunnen volgen, als wij dadelijk achter de Woolder school den weg langs het boschje hadden ingeslagen. Dien weg houdende naar rechts, krijgen we eene brug over de Woolderbeek, welke onder de boomen daar doorloopt en krijgen links eene boerderij. Daar zien wij het Twickelsche bosch recht vooruit en in de verte komt het helder roode dak eener boerderij, met zijn witte windveeren scherp afstekend tegen het donkere hout, prachtig uit. 't Is een mooi landschap, waar heel in de verte Delden's toren ons meldt, dat wij naderen.
Daar komt een 5 sprong. Het is gemakkelijk dezen te kennen daar juist op dit punt het 1e bordje van Twickel op onzen weg, staat, meldende dat het verboden is die gronden te betreden. 't Is jammer, want de weg links zou ons door de Riet rechts op Carelshaven hebben gebracht, maar de heer van Twickel heeft dien weg moeten afsluiten voor het publiek ter wille zijner faisanten, die daar vooral telen. De onbescheidenheid van wandelaars, die de nesten stoorden en zelfs de eieren meenamen, gaf tot dien maatregel aanleiding. Links voert de weg op Buren. Juist op dat punt komt van links nog een weg die in dezelfde richting voortgaat als wij. Deze komt ook van de Woolder school en voert langs den nieuwen aanleg naar dit kruispunt. Wij gaan den weg nog een kort eindje, hij draait naar rechts en met enkele schreden krijgen wij links een breede laan met hooge dennen. Terwijl wij den weg vervolgend naar Buren zoude zijn gegaan, slaan wij deze laan in en zijn in 't bosch van Twickel. De weg gaat rechtuit, wij krijgen een hekje en hebben links en rechts nu de prachtigste boschpartijen, weldra komt links een heg langs een boomgaard en rechts een huis waarachter de timmerwinkel van Twickel en waarvoor de veranda begroeid is met een klimroos, die in den bloeitijd met duizende bloemen prijkt. Daar houden de hooge dennen, ware woudreuzen, die langs dezen weg stonden op en begint het beuken en eikenhout overwicht te krijgen. Daar begint ook de straatweg.
Al zeer spoedig hebben wij nu links een huisje met koepelvoorsprong en een hoog dak van stroo, dat geheel omplant is met klimop. Het was er vroeger geheel mede begroeid, maar 't was noodig, om het afsterven te voorkomen het mes er in te zetten. 't Zal trouwens weldra wel weder begroeid zijn. Daar woont de Jagermeester en daartegenover zijn de hokken der jachthonden in en achter de groote schuur. Daar wordt ook een groote uil onderhouden, die voor jachtdoeleinden gebezigd wordt, vroeger werd dat dier door de bezoekers van het bosch vaak een bezoek gebracht, maar ook dit gaf aanleiding tot een ‘verboden toegang.’ Nog enkele schreden en wij krijgen een hek, dat den toegang geeft tot den parkaanleg. 4 groote keisteenen links en rechts van onzen weg staan er als dorpelwachters. De weg buigt zich even af en voor ons verschijnt het Kasteel.
Aan weerszijden rijzen de hooge eiken en beuken en sparren de lucht in, kolossale boomen en overal met onderhout, waaronder vele rododendra, die in 't voorjaar prijken met duizende bloemen. Tal van reuzenboomen zien wij omgroeid met klimop, die in den winter met haar rood blad het bosch verlevendigt en met name als de sneeuw de takken der sparren neerbuigt een prachtig gezicht oplevert. Daar hoort men van alle zijden de vogels kweelen, nu en dan in de verte den roep van de specht, den vriend van den boschbaas en 's avonds laat zich het weemoedig schoone roekoe van de boschduif hooren en soms de schrille kreet van den reiger of een roofvogel - Een reiger! Is er dan water in de buurt, vraagt ge. Ja, juist voor de brug, die wij aanstonds zullen overgaan, na er even op te hebben stil gestaan om de schoone partijen links en rechts te zien, waar de beek door 't hout loopt, is een afweg naar rechts, die ons bij de waterpartij brengt, waar een bank onder 't hooge geboomte tot toeven noodt. Daar hebben wij wel eens een reiger, door onze komst verschrikt, zien opslaan.
Waar de laan ophoudt krijgen wij een open terrein voor het Kasteel. Daar wij later nog een tocht naar Twickel hopen te maken, slaan wij nu links af. In de weide staan overal prachtige houtgroepen en aan ons pad staan gelijk overal in dit gedeelte van 't grootsche park, banken om te rusten. Wij vervolgen den weg, een beek die er onder door vloeit brengt nog meer afwisseling in 't pad, dat welhaast meer geheel door 't bosch loopt. Wij krijgen rechts een brug waarover de weg leidt die gewoonlijk van Carelshaven naar 't Kasteel gevolgd wordt, nog enkele schreden en wij hebben den straatweg en links van ons zien wij dan het groote koetshuis van Carelshaven, waar wij onder de veranda willen uitrusten.
Wij konden nu langs den straatweg terugkeeren, doch willen liever in het gedeelte van Woolde, dat over den spoorweg ligt, een kijkje nemen. Als wij dan de brug overgaan in de richting naar Hengeloo en den hoek omslaan, daar waar de weg rechtuit begint door te loopen op de Woolder school, hebben wij rechts van ons een boerderij, reeds vroeger genoemd, met zwaar eikenhout, een groote schuur strekt zich op langs den weg. Daar slaan wij rechtsom den zandweg in. Daarachter ligt het Morsegoor, vroeger genaamd toen wij in Oele wandelden. 't Is een mooie weg met zwaar eikenhout, ter zijde een weide met een achtergrond van Bosch; tusschen twee groote beuken gaan wij door en krijgen een vork in den weg. De weg daar rechts voert bij een nieuw wachthuisje over den spoorweg, die naar links loopt een eind evenwijdig met dezen weg. Wij volgen het groote spoor, dus links, dat ons weldra bij een anderen overweg over 't spoor brengt, tusschen de twee wachthuisjes in, het reeds genoemde en een ander vlak bij de Woolderbeek. Daar komt een weg van den straatweg uit en wij gaan den overweg over en kunnen dan dadelijk links afslaan en zouden dan in den Inval uitkomen en vervolgen bij Cristjan. Volgen wij echter den weg nog een eind langs een huisje met een heg van juniperus, over een duiker, dan krijgen wij een fraaien, grooten rechten weg voor ons. Deze voert op Oele en komt uit op den kruisweg bij Fokker en verder naar Meyer.
Ter rechter zijde vinden wij mooie boschwegen en als wij een heel eind geloopen hebben, krijgen wij een weg links, die Woolde weer ingaat. Houden wij er van om door de heide te dwalen, dan kunnen wij dadelijk over den duiker links een karspoor volgen, dat door een schoon woest landschap voert. Wij moeten dan oostelijk aanhouden op een dennenboschje, rechts vooruit, om daar den weg weder te bereiken. 't Is echter niet raadzaam dit bij nat weder te doen, daar het laatste gedeelte - het daar groeiende elzenhout waarschuwt u - laag is en drassig en wij vast konden loopen.
Den weg (links van den weg naar Oele) houdend, komen we aan een brug, daar treffen wij weder den weg, die op Kaatjen en de Waarbeek aangaat en van Delden komt. Daar komt ook de weg uit, die van de Woolder school over de Horst voert. Wij zien voor ons
een dennengroep, schijnbaar in de verte een enkele breede den, die van verschillende zijden ver kan gezien worden en een zeer goeden wegwijzer is, om niet te dwalen. Daar slaan wij rechts af, krijgen links een huis met een weide, spoedig, na eenig weiland en bouwland gehad te hebben, vermenigvuldigen zich de huizen. Wij zijn langs den omweg weder aan den Inval gekomen en zien dra de glazen deuren van Christjan voor ons, van waar we in enkele minuten langs een der vele reeds beschreven wegen Hengeloo bereiken.
De drukst bezochte uitspanning van geheel Twente is zeker Carelshaven, in de gemeente Ambt-Delden, op een kwartier afstands van het stadje gelegen, grenzende onmiddelijk aan de bosschen en het park van Twickel, onder welk landgoed het, even als de geheele buurt, behoort. De veranda aan den voorgevel van het groote vierkante huis, of die aan de rechterzijde, als wij voor 't huis staan, die prachtig begroeid is, noodt tot toeven, maar liever nemen wij plaats op het groote voorplein, waar overvloed van gelegenheid is te zitten onder het lommer der kastanjes of van den prachtigen eik, die zijne takken uitbreidt over den straatweg heen en waar wij een fraai uitzicht hebben tevens over den weg.
Het logement heeft den naam ontvangen van Carel George van Wassenaar, den vroegeren bezitter van Twickel, of eigenlijk van het daarbij gelegen haventje. De heer v. Wassenaar had n.l. in 1771 een vaart gegraven om de boomen uit zijn bosch te water te kunnen vervoeren naar de Regge en hij had groote verwachtingen van die vaart en haven, die echter niet zijn verwezenlijkt. De vaart wordt zelfs niet eens meer gebruikt en de haven dient als kom voor den bijgelegen houtzaagmolen. Het logement zelf dagteekent van 1775.
Het is, gelijk we schreven, een der drukst bezochte plaatsen van geheel Twente en allerlei corporatiën hebben dit schoon gelegen punt gekozen tot hunne vergaderplaats, waartoe de groote bovenzaal eene uitmuntende gelegenheid biedt, terwijl de degelijke en niet kostbare tafel, waarvoor de heer Kluvers bekend is, meestal de vergaderingen met eenen maaltijd doet besluiten. Des zomers is het er altijd vol logés, die in eene rustige, schoone omgeving in de vacantie zich komen verfrisschen van den arbeid, of die er volkomen herstel zoeken van doorgestane ziekten. Ook zij, die Twente's schoone streken willen leeren kennen, nemen het vaak tot hun uitgangspunt. En des Zondags is 't er vol, dan is het geheele plein bezet met tafeltjes en een reeks rijtuigen staat er langs den straatweg, naast het groote koetshuis, van Hengeloo en Enschede, Goor en Borne, Almeloo en wat er verder in de buurt ligt gekomen, terwijl men het moderne rijpaard, het rijwiel, er in allerlei fabrikaten kan zien.
Foto: Gezicht op 't Hotel Carelshaven
Daarheen willen wij nu onze wandeling ondernemen. Wij kunnen dan den straatweg kiezen naar Delden ; den zelfden, dien wij vroeger even opgingen, om toen bij de villa van den heer Ekker af te slaan naar 't Onland en verder naar Oele. Rechts van ons is de gezichtseinder afgebroken door de laan naar Borne, welks toren wij daar over het hout heen zien steken. Al spoedig bereiken wij den spoorweg Almeloo-Salsbergen, die van hier met eene groote ombuiging naar het Station voert en zien links van ons de huisjes van bet Onland en den reeds vroeger genoemden Christjan in het geboomte. Volgen wij den straatweg, dan wordt weldra den weg ter zijde met hout omzoomd, waartusschen hier en daar vriendelijke huisjes aan den weg verrijzen.
Links van ons gaat een weg af met boomen aan de eene zijde bezet, die door boerderijen heen slingert, onder welke de groote van Olink, (Vunderink), de aandacht trekt. Een eindweegs verder voert eene fraaie laan door een hek naar het Wilderink en nu begint het landschap meer boschrijk te worden en terwijl wij ‘het Sterretje’ links laten liggen, zien wij voor ons reeds het zware eikenhout, waaraan Woolde terecht zijn naam ontleent. Daar juist in de bocht van den weg staat de school met de vriendelijke en nette onderwijzerswoning, achter wiens tuin een mooi eikenboschje gelegen is. Even te voren zien wij rechts over een weide eene groote boerderij, door de Wed. ten Zeldam bewoond, geheel in 't hout liggen en daarachter een tweede, eveneens met hare weiden in 't zware geboomte verscholen. Beide zijn Twickelsche boerderijen, zooals bijna allen, die we verder ontmoeten. Nu wordt de weg recht en min of meer eentonig. Even voorbij de school voert een mooie laan van zware eikenboomen naar de genoemde 2e boerderij. De jonge boomen van weerskanten bieden nog weinig schaduw en alleen hier en daar zien wij enkele fraaie eiken. Ongeveer tegenover de school gaat weder een weg naar links. Alle die wegen naar links brengen ons over den spoorweg Hengeloo-Delden en voeren naar het gedeelte van Woolde, over dien weg gelegen, de wegen naar rechts naar den weg, langs den esch en achter de boerderijen om, dien wij straks zullen wandelen. Waar de rechte weg ophoudt, zien wij het geboomte rechts en links zwaarder worden. Onderweg hebben wij links, even voorbij de school, eene boerderij met groote lindeboom en er voor en verder rechts nog een herberg, het Hof van Holland, waar een dwarsweg van rechts naar links door den weg komt, juist voor de beek, waarover een duiker ons voert. Even verder, links achter een dennenbosch, dat zich een eind langs den weg opstrekt, eene boerderij, die nog 't ABC heet, omdat daar vroeger een school was, die rondom in 't eikenhout is gelegen en waarheen een vriendelijk paadje voert, aan 't begin van het dennenhout. Welhaast weder een kruisweg, in welks hoek eene boerderij met een groote schuur aan den weg, geheel wegschuilend in 't hout en als wij de bocht hebben bereikt, zien wij de brug dra voor ons, waarover de straatweg doorloopt naar Delden. Dadelijk achter die brug ligt Carelshaven.
Boven: Fragment van bijbehorende wandelkaart (1897). Klik er op voor vergroting.
Onder: Chromotopografische kaart des Rijks, verkend in 1881-'82, herzien in 1903.
Dat is de kortste weg, dien wij beschreven; wij willen echter op een half uur niet zien en kiezen een eenigzins langeren. Wij slaan dan dadelijk over den overweg van den spoorweg, rechts, langs een boschje, een pad in, dat ons over den esch voert en weldra blijkt een rijweg te zijn. Ter rechter zijde houden wij de laan naar Borne. De esch is hoog gelegen en daarachter in de laagte zien wij in de Hengeler Weide het vee, dat altijd aan een landschap zulk een levendigheid bijzet, grazen. Nu lager dan hooger door het golvend terrein gaande, met slechts een enkel huisje links in 't begin, slingert de weg zich tusschen korenvelden en bouwakkers door. Op een hoog punt er van zien wij Borne's torens en schoorsteenen rechts voor ons. Van de hoogte afdalend, draait de weg naar links en buigt zich om naar den straatweg bij een driesprong.
Op dat punt zien wij links van ons de laan van het Wilderink in de verte en langs een weitje gaande, houden wij steeds rechts eschgronden en naderen nu het zware geboomte der straks genoemde boerderijen. De weg draait eerst naar links naar de huizen. Wij krijgen laag hout en reeds enkele fraaie eiken boomen en als wij wederom linksom buigen, daar gaat rechts af een weg naar eene in de verte gelegen boerderij (Grobben), waar langs wij den Bornschen straatweg kunnen bereiken. Den weg volgend, houden wij rechts de golvende eschgronden, links groote eikenboomen. Weldra krijgen wij links een weide en zien een boerderij en een 2e en 3e in de verte, wegschuilend in 't geboomte. Straks komen wij langs eene boerderij en gaan een loofpoort door, gevormd door 4 zware eiken, 3 ter linker en 1 ter rechter zijde. Juist daarvoor gaat een eikenlaan naar links, langs eene weide. De boomen, onder welke wij doorgaan, staan juist achter de schuur van het erve Olthof. Voorbij het huis ligt weder eene weide. De weg gaat door, nu omzoomd met laag hout, waartusschen enkele wilgenknooten hun grijs gebladerte liefelijk doen afsteken tegen het donkere eikenhout. Weldra krijgen we rechts eene boerderij van Twickel, vervolgen den weg door een eikenlaantje en krijgen een kruisweg. De weg naar links brengt ons op den Deldenschen straatweg. Dadelijk voorbij den kruisweg begint er heide te komen, waarachter in de verte eene boerderij opdoemt. Door de heide slingert de weg zich heen; links een eikenlaantje, met eenen veelstammigen den op den voorgrond, daar is een driesprong. Rechts afgaande zouden wij op Buren loopen en vlak langs het Schild naar Borne; links afgaande bij het Hof van Holland op den straatweg komen. Wij gaan den weg een eind op, want recht doorgaande, loopen wij vast en krijgen eene boerderij van Wienks aan de linkerhand, een mooie laan rechts met een dennensingel, links met een eikensingel, halfweg die laan zien wij schuinsrechts voor ons de beide torens van Delden naast elkaar.
We hebben weldra even voorbij Wienks weer een weg, die van links komt en dien wij ook hadden kunnen volgen, als wij dadelijk achter de Woolder school den weg langs het boschje hadden ingeslagen. Dien weg houdende naar rechts, krijgen we eene brug over de Woolderbeek, welke onder de boomen daar doorloopt en krijgen links eene boerderij. Daar zien wij het Twickelsche bosch recht vooruit en in de verte komt het helder roode dak eener boerderij, met zijn witte windveeren scherp afstekend tegen het donkere hout, prachtig uit. 't Is een mooi landschap, waar heel in de verte Delden's toren ons meldt, dat wij naderen.
Daar komt een 5 sprong. Het is gemakkelijk dezen te kennen daar juist op dit punt het 1e bordje van Twickel op onzen weg, staat, meldende dat het verboden is die gronden te betreden. 't Is jammer, want de weg links zou ons door de Riet rechts op Carelshaven hebben gebracht, maar de heer van Twickel heeft dien weg moeten afsluiten voor het publiek ter wille zijner faisanten, die daar vooral telen. De onbescheidenheid van wandelaars, die de nesten stoorden en zelfs de eieren meenamen, gaf tot dien maatregel aanleiding. Links voert de weg op Buren. Juist op dat punt komt van links nog een weg die in dezelfde richting voortgaat als wij. Deze komt ook van de Woolder school en voert langs den nieuwen aanleg naar dit kruispunt. Wij gaan den weg nog een kort eindje, hij draait naar rechts en met enkele schreden krijgen wij links een breede laan met hooge dennen. Terwijl wij den weg vervolgend naar Buren zoude zijn gegaan, slaan wij deze laan in en zijn in 't bosch van Twickel. De weg gaat rechtuit, wij krijgen een hekje en hebben links en rechts nu de prachtigste boschpartijen, weldra komt links een heg langs een boomgaard en rechts een huis waarachter de timmerwinkel van Twickel en waarvoor de veranda begroeid is met een klimroos, die in den bloeitijd met duizende bloemen prijkt. Daar houden de hooge dennen, ware woudreuzen, die langs dezen weg stonden op en begint het beuken en eikenhout overwicht te krijgen. Daar begint ook de straatweg.
Al zeer spoedig hebben wij nu links een huisje met koepelvoorsprong en een hoog dak van stroo, dat geheel omplant is met klimop. Het was er vroeger geheel mede begroeid, maar 't was noodig, om het afsterven te voorkomen het mes er in te zetten. 't Zal trouwens weldra wel weder begroeid zijn. Daar woont de Jagermeester en daartegenover zijn de hokken der jachthonden in en achter de groote schuur. Daar wordt ook een groote uil onderhouden, die voor jachtdoeleinden gebezigd wordt, vroeger werd dat dier door de bezoekers van het bosch vaak een bezoek gebracht, maar ook dit gaf aanleiding tot een ‘verboden toegang.’ Nog enkele schreden en wij krijgen een hek, dat den toegang geeft tot den parkaanleg. 4 groote keisteenen links en rechts van onzen weg staan er als dorpelwachters. De weg buigt zich even af en voor ons verschijnt het Kasteel.
Aan weerszijden rijzen de hooge eiken en beuken en sparren de lucht in, kolossale boomen en overal met onderhout, waaronder vele rododendra, die in 't voorjaar prijken met duizende bloemen. Tal van reuzenboomen zien wij omgroeid met klimop, die in den winter met haar rood blad het bosch verlevendigt en met name als de sneeuw de takken der sparren neerbuigt een prachtig gezicht oplevert. Daar hoort men van alle zijden de vogels kweelen, nu en dan in de verte den roep van de specht, den vriend van den boschbaas en 's avonds laat zich het weemoedig schoone roekoe van de boschduif hooren en soms de schrille kreet van den reiger of een roofvogel - Een reiger! Is er dan water in de buurt, vraagt ge. Ja, juist voor de brug, die wij aanstonds zullen overgaan, na er even op te hebben stil gestaan om de schoone partijen links en rechts te zien, waar de beek door 't hout loopt, is een afweg naar rechts, die ons bij de waterpartij brengt, waar een bank onder 't hooge geboomte tot toeven noodt. Daar hebben wij wel eens een reiger, door onze komst verschrikt, zien opslaan.
Waar de laan ophoudt krijgen wij een open terrein voor het Kasteel. Daar wij later nog een tocht naar Twickel hopen te maken, slaan wij nu links af. In de weide staan overal prachtige houtgroepen en aan ons pad staan gelijk overal in dit gedeelte van 't grootsche park, banken om te rusten. Wij vervolgen den weg, een beek die er onder door vloeit brengt nog meer afwisseling in 't pad, dat welhaast meer geheel door 't bosch loopt. Wij krijgen rechts een brug waarover de weg leidt die gewoonlijk van Carelshaven naar 't Kasteel gevolgd wordt, nog enkele schreden en wij hebben den straatweg en links van ons zien wij dan het groote koetshuis van Carelshaven, waar wij onder de veranda willen uitrusten.
Wij konden nu langs den straatweg terugkeeren, doch willen liever in het gedeelte van Woolde, dat over den spoorweg ligt, een kijkje nemen. Als wij dan de brug overgaan in de richting naar Hengeloo en den hoek omslaan, daar waar de weg rechtuit begint door te loopen op de Woolder school, hebben wij rechts van ons een boerderij, reeds vroeger genoemd, met zwaar eikenhout, een groote schuur strekt zich op langs den weg. Daar slaan wij rechtsom den zandweg in. Daarachter ligt het Morsegoor, vroeger genaamd toen wij in Oele wandelden. 't Is een mooie weg met zwaar eikenhout, ter zijde een weide met een achtergrond van Bosch; tusschen twee groote beuken gaan wij door en krijgen een vork in den weg. De weg daar rechts voert bij een nieuw wachthuisje over den spoorweg, die naar links loopt een eind evenwijdig met dezen weg. Wij volgen het groote spoor, dus links, dat ons weldra bij een anderen overweg over 't spoor brengt, tusschen de twee wachthuisjes in, het reeds genoemde en een ander vlak bij de Woolderbeek. Daar komt een weg van den straatweg uit en wij gaan den overweg over en kunnen dan dadelijk links afslaan en zouden dan in den Inval uitkomen en vervolgen bij Cristjan. Volgen wij echter den weg nog een eind langs een huisje met een heg van juniperus, over een duiker, dan krijgen wij een fraaien, grooten rechten weg voor ons. Deze voert op Oele en komt uit op den kruisweg bij Fokker en verder naar Meyer.
Ter rechter zijde vinden wij mooie boschwegen en als wij een heel eind geloopen hebben, krijgen wij een weg links, die Woolde weer ingaat. Houden wij er van om door de heide te dwalen, dan kunnen wij dadelijk over den duiker links een karspoor volgen, dat door een schoon woest landschap voert. Wij moeten dan oostelijk aanhouden op een dennenboschje, rechts vooruit, om daar den weg weder te bereiken. 't Is echter niet raadzaam dit bij nat weder te doen, daar het laatste gedeelte - het daar groeiende elzenhout waarschuwt u - laag is en drassig en wij vast konden loopen.
Den weg (links van den weg naar Oele) houdend, komen we aan een brug, daar treffen wij weder den weg, die op Kaatjen en de Waarbeek aangaat en van Delden komt. Daar komt ook de weg uit, die van de Woolder school over de Horst voert. Wij zien voor ons
een dennengroep, schijnbaar in de verte een enkele breede den, die van verschillende zijden ver kan gezien worden en een zeer goeden wegwijzer is, om niet te dwalen. Daar slaan wij rechts af, krijgen links een huis met een weide, spoedig, na eenig weiland en bouwland gehad te hebben, vermenigvuldigen zich de huizen. Wij zijn langs den omweg weder aan den Inval gekomen en zien dra de glazen deuren van Christjan voor ons, van waar we in enkele minuten langs een der vele reeds beschreven wegen Hengeloo bereiken.