RIJSSEN.
Rijssen is een eigenaardig landstadje met origineele bevolking. Als men met den trein aankomt, ziet men de twee groote fabrieken, de jutespinnerijen en -weverijen voor koffiebalen en jutelinnen, benevens ververij van jutegarens, alles van de firma Ter Horst. Uit Noorwegen wordt veel traan aangevoerd, waarmee de jute moet gedrenkt zijn, om te kunnen worden gesponnen. Reeds langer dan een halve eeuw is deze nijverheid de voornaamste bestaansbron voor Rijssens inwoners; nu werken er een 1400 arbeiders en arbeidsters. Tevoren moesten de Rijssenaars zich generen van landbouw, huisweverij, turfgraven en tichelarij. Ook de pottenbakkerij van grof aardewerk was er inheemsch en de “pöttekaerels" zwierven uren in den omtrek, hun potten en pannen verkoopende of tegen aardappels, enz. inruilende. Nu ziet men den man aan de draaischijf, die het plastische leem formeert, niet meer.
Afbeelding: Bij de Holterweg, Rijssen
Turf wordt er nog gebaggerd in het laagveen naar den kant van Holten, maar het hoogveen is afgegraven. Een eeuw geleden vond men in de omgeving wel 50 steenbakkerijen; nog zijn er een 9-tal, die in 1911 pl.m. 8 mill. steenen leverden.
Landbouw hebben de meeste inwoners nog bij de hand. Tegenover 't station is de Mors, de ruime stadsweide, verlevendigd door het bonte vee. Aan de andere zij glooit de esch.
Afbeelding (boven en onder): Op het Haareind, Rijssen
Hoe de akkerbouw nog in eere is, ziet men vooral in het antieke schilderachtige Haar-eind; aan weerszijden der eikenlaan, die de straat belommert, is een breede strook achter de huizen, die alle met de groote deeldeur naar de straat liggen; daar ziet men mestvaalten en plaggenhoopen, wagens en landbouwgereedschappen, daar is de gezellige bedrijvigheid van koreninrijden, dorschen, melken, enz. Ook in de Walstraat en de Bouwstraat staan alle huizen met het achtereind en den planken driehoekgevel naar de straat en de schollenhoopjes liggen naast de staldeur, maar de boomen ontbreken en de vrije strook is smaller. Overal ruikt men den turf- en schaddengeur der haardvuren. Bij zomerdag ziet men mannen en vrouwen met bloote beenen. De mannen zijn in blauwe onderbroek bezig met dorschen of stal uitgooien. In dit kostuum gaf een onder-burgemeester, met zijn bloote beenen staande op een mesthoop als op een troon, audiëntie aan een jufje, dat er voor onderwijzeres solliciteerde.
Het jongvolk had er schik in, dat ze eens "platjebaarsch" (barrevoets) naar Almelosche kermis waren geweest en dat je dan "zoo lichtveerdig daansken" kon.
Afbeelding: De Höfte te Rijssen
Een antiek buurtje van oude boerderijtjes is de Höfte aan den straatweg naar Holten, waar men over heide en veen de Sallandsche heuvels ziet blauwen. Dat Rijssensche veen vormde met de Almelosche venen weleer de natuurlijke westgrens van Twente. Een half uurtje verder aan den weg naar Holten is een oude boerenherberg, de Keizer, naar luid der overlevering zoo genoemd naar Karel V, die op zijn reis door Overijsel in 1533 er toefde op een "broedlachte", waar hij danste met de bruid.
Het middelpunt der stad is het Schild, een lommerrijk plein, waaraan de Herv. Kerk, het Stadhuis en een drietal flinke logementen staan. Hier is het druk op de veemarkten, twee maal per maand en vooral op de 4 groote markten van elk seizoen.
De vier straten, die op 't Schild uitkomen, zien er wat steedscher uit.
De Herv. kerk is oud, zooals het vele tufsteen in de muren getuigt. Het bovendeel van den ouden toren is 4 Aug. 1826 neergestort. Daarna is de heele toren geslecht en vervangen door een front in Griekschen stijl, met een nietig torentje gekroond. De onderste helft van den voormaligen toren was heel oud; ze rustte op een fondament van keien en had een dubbelen muur, welks tusschenruimte was volgegoten met keien, tras en kalk (spouwmuren). In 2 gaten ter weerszij van de voordeur kon een dwarsbalk gestoken worden tot versterking bij een stormaanval. Zoo maakten op 3 Sept. 1584 een 50 Spaansche ruiters uit Lochem zich van de kerk meester en pleegden geweld tegen de burgers, omdat ze weigerden hun daar spijs te brengen. Inwendig heeft de kerk met haar ruitjes in lood en donker houtwerk een stemmig aanzien.
Mooi is de graftombe van Vrouwe Frederica van Ittersum van den Oosterhof (1650 - 1729) en merkwaardig het oude doopvont in een hoek.
Afbeelding: Beverfeurde, Huttewal, Rijssen
Afbeelding: Huize den Oosterhoff, Rijssen
Bij de fabrieken is een antiek huis, "de Pol" of Brandlecht, waarin een houten schoorsteenmantel met uitgesneden wapenfiguren is. Achter de Haar, temidden van hofgrond, ziet men een oud gebouwtje in 't geboomte en door een gracht omringd, "de Krans", laatste herinnering aan 't huis Beverfeurde, dat al in de 17e eeuw is verdwenen en de pleisterplaats was van den bisschop, als hij Twente bezocht. Aan den grintweg naar Enter ligt de Oosterhof, een vriendelijk kasteel met mooie bosschen en donkere lanen, bewoond door Jhr. Coenen. Op weg daarheen passeert men het nieuwe Park met parkgebouw (waarin leeszaal, enz.) een geschenk der heeren Ter Horst.
Afbeelding: Volkspark, Rijssen
Voorbij den Oosterhof komt men in het "Tichelveld," een heide met een viertal steenbakkerijen. Zuidwaarts, waar de bodem rijst, verheffen zich op een heuvelrug, te midden van oude leemgroeven en jonge dennenbosschen, een aantal vroolijke landhuisjes, door zomergasten betrokken; men noemt dit "Hollands Schwarzwald".
Afbeelding: Laantje van Schwarzwald naar den Elsenerweg
Men kan dit ook bereiken, als men de "Elsensche poort" uitgaat, een naam, die zegt dat Rijssen vroeger een vesting was. Men stijgt langs den kunstweg naar Markelo tot de kruin van den Haspelt, een heuvelrug in 't verlengde van den Vriezenberg. Mooi is daar 't uitzicht, vooral op de boschrijke buurtschap Elsen, ginds in een dal, waar de hofsteden met rieten daken uit het geboomte gluren, eenig mooi in de Meimaand, als de appelboomen bloeien.
Afbeelding: Villa's Wierdensche weg, Rijssen
Langs aardige villa's aan den Wierdenschen weg bereiken we 't Veerhuis aan de Regge met heerlijk uitzicht, vooral bij dalende zon, op het bochtig rivierke, op den ouden pelmolen en de donkere bosschen van den Oosterhof en naar 't Westen op de zachtgolvende heuvelreeks van Holten. Reeds in 1492 was hier een brug met een tol, die in 1672 door Munstersche troepen was verbrand.
Afbeelding: Regge met Pelmolen, Rijssen
Een kwartier over 't Veer, in Notter (gemt. Wierden), ligt te midden van mooie bosschen de plaats van 't voormalig kasteel de Grimberg, nog herkenbaar aan een gracht, die er om loopt, en een poort. Tusschen 1140 en '45 toog een ridder van dit slot met Dirk VI van Holland ter kruisvaart naar Jeruzalem. In Mei 1584 werd het door Spaansch krijgsvolk verbrand. Later woonde er Jan van Voerst, Drost van Twente, wiens broeder bij Heiligerlee was gesneuveld.
Afbeelding: Boschrand 'Groene Kruis', Rijssen
Afbeelding: Boschgezicht 'Groene Kruis', Rijssen
De heer W. C. J. van Wijngaarden, schoolmeester te Rijsen (1818-1882) vertelt in een zijner historische novellen, hoe Heinrich Nehrkorn, een Duitsch timmergezel, in de West was rijk geworden en toen den Grimberg kocht; hoe hij de zoon van zijn vroegeren baas, G. J. Peddemos, tot predikant te Rijsen benoemde (in 1811). In een ander verhaal heeft hij 't over de "Heidensche rille" (ten Z.O. van R.), waar een bende Zigeuners zich ophouden mocht en 't recht van houtsprokkelen kreeg; een Rijsensche familie raakte er mee vermaagschapt, wat nog aan ‘t uitzicht der nakomelingen te zien is.
Een Sauvegarde, door de Rijsenaars in 1672 van de Munsterschen gekocht, verried de stad; het woedende volk ving hem op en verdronk hem in een kolk, die later de Munsterkolk heette.
Blücher, toen nog luitenant, lag in 1787 met 1300 huzaren op 't Schild te Rijsen en liet den patriottischen dominee halen, die met hem moest klinken op den Prins en voortaan bidden voor Z. H.
Afbeelding: Huize de Nyenhof, Enterweg, Rijssen
Afbeelding: Type te Rijssen
In al deze verhalen toont meester van Wijngaarden zich een goed kenner van lokale geschiedenis. Ook schreef hij geestige stukjes in dialect, over wat er aardigs school in het Rijsensche volksleven (zie "Van de Schelde tot de Weichsel I p. 539 e.v.). Het volk is hier oorspronkelijk geestig, een beetje naar 't ruwe, getuige o.a. de teekenachtige bijnamen, die elk heeft. Toch zijn ze ook dieper aangelegd, godsdienstig met een tintje van mystiek. Men theologiseert er gaarne, wat zich uit in vele "kleine kerkjes" van Gereformeerde sekten. In die gemoedelijke binnenhuizen met hun wijde schoorsteenboezems en bijbelsche haardtegeltjes, met hun antieke kasten, oud-Delftsch en tinnen schotels, verdiept men zich bij Zondag- en avondtijd in den Bijbel, in de werken der Brakels, Smyttegelt, Lodensteyn e.a. Geheel in Rijssenschen geest is dan ook het opschrift op een eikenbalk boven een achterdeur in 't Haar-eind:
"Ferlat di nicht op ersche (aardsche) dinge,
dat titlick got forschwint geringe (verdwijnt snel),
Wat die mensche wieselick dot, (doet).
de dar soc dat efge got (het eeuwig goed),
Anno 1656."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten