ENTER.
Enter was van ouds een land van schippers, ganzendrijvers en klompenmakers. Ook de Enter hoenderkremers waren al in de 17e eeuw bekend. Ze zwierven ver in 't rond en hadden den naam "niet frisch" te zijn. Een oude antiquair vertelde ons eens, dat men nergens zoo veel ouderwetsch vond als in Enter. De schippers, die veel geld verdienden, brachten telkens moois van hun tochten mee voor moeder, de vrouw. Ze voeren met hun zompen, geladen met klompen, houtskolen enz. naar Friesland en Groningen; een oud varensgast vertelde mij, dat hij riet had gehaald van Giethoorn. Sinds onheugelijke tijden was de schipperij hier inheemsch; in 1300 was de Regge al schipbaar tot Almelo. Met de 20e eeuw is de vaart te niet gegaan en de oude havenkolken naar de Regge zijn dichtgegroeid.
Afbeelding: Oud huis met bouwhuis; in den doorgang twee taxussen.
Als men van het station, hoog op den heuveligen esch, af komt, ziet men het lommerrijke dorp tusschen twee windmolens uitgebreid en daarachter het Reggedal als een bosch van populieren en wilgen. Hier vinden de klompenmakers overvloedig materiaal.
Wandelt men langs de hobbelige bochtige dorpsstraat, dan geniet men van de pracht der breedgekruinde, rijzige linden langs den weg, waar bij zoelen zomeravond, als het bloeisel zoo heerlijk geurt, jong en oud zich verzamelt; dan verlustigt men zich in de schilderachtige antieke huizen met de groote achterdeur naar de straat en de hoekkamertjes ter weerszij van het diepe "onderschoer". Die bemoste rieten daken, die grauw verweerde plankengevels, die leemwanden, die muren overdekt met wingerdgroen, die zwaluwnesten onder 't overstekend dak, hoe is alles een samensmelting van natuur en menschenwerk.
Afbeelding: Oude Lindeboomen voor de Kerk, Enter
Vooral in het midden, rondom de Herv. kerk aan den Hoogen Brink, is het zoo gemoedelijk. Hoe vredig ligt daar het witte kerkje met een torentje, dat maar even boven de boomen uitsteekt, in het lommer van oude iepen en linden. Het oude kerkhof in een hekwerk omgeeft het en daarachter is de nette pastorie. En rondom staan droomend die oude huizen. Men denkt aan de oude dorpskerk uit "Nelly" van Dickens, het plekje waar de arme zwerfster rust vond. Ter weerszij van den ingang naar de torendeur (met het jaartal 1709 er boven) staan twee reusachtige linden als wachters. De stam is hol, maar scheuten als jonge boomen zijn uit de ingewanden opgerezen. Naar luid der overlevering droeg het tweetal eens de klokken, die later door de Munsterschen zijn geroofd. De groote klok, wellicht met een kanon uit dezelfde klokspijs gegoten, vertelde in haar opschrift:
"Ik heete de Groote Greete
Enter heef mij laoten geeten,
Had ik mijn zuster Katriene bij de hand,
Dan kon ik scheeten deur 't gansche land."
't Is er bedrijvig langs de straat, want overal zie je, in een hoekkamertje naast het onderschoer, in een hokje voor 't huis of bij mooi weer buiten de klompenmakers bezig met het stukzagen der boomen, het klooven der blokken, het vormen in 't ruwe, het uithollen met de boren, het afwerken en gladmaken der klompen. Zoo'n ambachtsman kan een kunstenaar in zijn vak zijn. Hier en daar stijgt een blauw wolkje op, waar men in een hokje de klompen laat drogen en tanen in den rook van natte doppen (boorsel).
Afbeelding: Stapels peppelenhout voor de klompenmakers
Afbeelding: Klompenmakers aan het werk
In 't voorjaar ziet men heele driften jonge ganzen, die van uit de broeklanden langs de Regge zachtkens worden voortgedreven naar den Enter koopman of ganzenkremer, die ze in kooien sluit en per spoor verzendt naar Engeland en Duitschland. Van Sint Maarten tot Midwinter is het transport van gemeste ganzen voor den Engelschen Kerstdisch. Vroeger, toen 't spoor er nog niet was, dreef men die ganzen, al wandelende en weidende langs de groote wegen naar Arnhem.
Afbeelding: Op den Hoogen Brink, de ganzen poseren
Achter de huizen, (aan den ingang der hoven), in 't lommer van linden en vruchtboomen, ziet men rondom den waterput allerlei gebouwtjes: een klompenhok, een ijmenschuur, een bakhuis en altijd ook een houten huisje, dat men in de stad W. C. zou noemen. 't Is een schilderachtig dorp met vriendelijke menschen, knap en flink gebouwd. Mooi is 't er vooral op een zonnigen Meidag met vogelzang en bloemenpracht, maar niet minder mooi op een stillen najaarsdag, als de zon weemoedig glanst over de gelende popeldreven. Dan droomen wij dien ouden droom van een liefelijk oord van rust en vrede, van een stil dorpje in 't lommer van eeuwenoude boomen, ver van de onrust en zonde der steden, waar bij
aartsvaderlijke zeden in stemmig gemoedelijke binnenhuizen nog de vrede woont, die elders ontvlucht is.
Afbeelding: Ouderwetsch Enter binnenhuis
We dwalen af naar de grazige Regge-vallei, waar elzengroen met lange rijen van popels en wilgen malsche weidjes omsluiten. In die zalen van smaragd, waar een stil beekje vloeit, is het een gewemel en getril, een blikkeren en glinsteren dier eeuwig bewegelijke popelbladen. Hoor ze suizelen en ruischen bij dagen en nachten! Wat fluisteren en zingen ze immer door? O, als het najaar komt en de avond daalt over deze dreven, dan maken ze ons angstig te moede, dan zouden we kunnen schreien van onrust en heimwee.
Afbeelding: Aan den Entergraven
Daar verder komen we in 't Enterbroek, een rijk bewaterd land, waar Entergraven, Regge en Twickelervaart stroomen en waar bij winterdag soms uren ver alles blank staat. Stokkumer Vlier, Elsener-, Enter-, Deldener-, Bornerbroek, het waren langen tijd moerassige groenlanden, waar 't beter was voor ganzen als voor koeien. Groote troepen ganzen zag
en ziet men er nog bij de verstrooide hoeven en in 't vroege voorjaar de aardige gele kuikens. De ganzen worden telkens geplukt om het dons en de pennen. Wanneer een jong paar aan trouwen dacht, toog de vader der bruid naar deze broeklanden, om veeren voor 't bruidsbed te koopen.
Sinds enkele jaren is de Regge verdiept, verbreed en gereguleerd. Zoo werd de waterafvoer beter; de zomervloeden blijven uit. Het wilde moerasland wordt allengs herschapen in tamme weiden, waar volop van het echte zoete gras is voor de koeien. Zoo zullen op den duur de ganzen moeten wijken voor het meer opbrengend rundvee.
Afbeelding: Enter. In den hof voor 't huis.
Afbeelding: In de Hoven, Enter
Menig aardig plekje vindt men in het Enterbroek. We wandelen den Kattelersdijk, het begin van den grooten weg naar Delden. Daar ligt, nabij de Regge, een antiek huis, de Plas, het bouwhuis van 't voormalig kasteel de Cattelaer, dat pl.m. 1830 in zeer ruineuzen staat geslecht is. De deuren en raampjes van dit huis hebben zandsteenen kozijnen; de schoorsteenboezem loopt dwars door de keuken; 't kapiteel van een oude poort ligt buiten tegen den muur; grachten loopen rondom en geboomte omgeeft dit historisch plekje. Mooi is hier 't uitzicht op de Regge, waaraan bij de ophaalbrug een boerenherbergje staat, Binnengaits genoemd, weleer een logies voor veedrijvers, "hozzenfoskers", enz.
Verder komt men langs een dennenbosch, waar een paar zware tweelingbeuken aan den weg staan, bij de bosschen van 't Seerdam en aan de Twickelervaart, door eikenrijen overwelfd en met mooie hofsteden van Twickel aan den oever, o.a. de Kaote, waarbij een zandhoogte met mooie wilde dennen en gaspeldoorn.
Aan de andere zij van Enter, aan den weg naar Rijsen, komt men langs het huis van Rohaan, mooi in 't geboomte; hierbij was sinds 1803 een tichelarij, nu alleen nog een cementpannenfabriek. Nabij het hoogste punt van den Enteresch, de Hamberg, ziet men de leemgroeven. Over de hoogte is het Enterveen, dat nu ontgonnen wordt tot weiland.
In de omgeving van Enter zijn nog enkele losse huizen. Dichtbij het dorp moet het huis Berghorst hebben gestaan, welks bezitter in 1328 heer van Enter was.
In Jan. 1724 woedde een hevige brand, die 49 huizen (meest van 2 woningen) en veel schuren in asch legde. De koster-schoolmeester en nog één ingezetene werden gecommiteerd om in Amsterdam e.a. Hollandsche steden giften te verzamelen voor het noodlijdende dorp.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten