OLDENZAAL.
Aldensala (oude zaal) werd de plaats in later tijd genoemd, waar ze tevoren Salacheme heette naar den vorstelijken zaalhof der Franken. In 420 werd daar de beroemde Salische wet gegeven, kort voordat koning Pharamond zuidwaarts toog om Gallië te veroveren. Marcellianus en Plechelmus, uit Schotland herwaarts gekomen, predikten er de blijde boodschap, waar in den tijd der Tubanten, hoog op den Tankenberg, de tempel van Tanfana stond, door Germanicus verwoest. Baldewinus van Cleve, de eerste graaf van Twente, vestigde er zijn zetel en omringde het met een gracht en met houten palissaden, want de ridders waren roofgierig en in 't Voltherbroek dreigden de Magyaren uit hun geduchten Hunenborg. Hij stichtte er in 954 de tegenwoordige R. K. kerk, later aan den H. Plechelmus gewijd, wiens reliquieën men er nog in zijn zilveren borstbeeld bewaart. In 1043 zijn schip en kruisarmen in Romaanschen stijl gebouwd; na den grooten brand van 1492, toen de heele stad in asch werd gelegd, is de kerk herbouwd in 1525 en zijn rechter zijbeuk en koor in Gothischen stijl bijgevoegd. De klok, die bij de invallen der Gelderschen (1505 en 1509) was stukgeslagen, werd in 1513 hergoten.
Welk een indrukwekkend gebouw, die grijze Plechelmuskerk! Ze is bijna geheel opgetrokken van Bentheimersteen uit groeven, die nog zijn aan te wijzen. De overlevering verhaalt, dat men tijdens den bouw in 9 jaren geen veulen mocht aanlokken, om ongehinderd steenen te kunnen aanrijden en dat de "vaarweg" naar de groeven zoo onbruikbaar was, dat hij verlegd moest worden.
In de muren der kerk zitten nog kanonskogels uit den Spaanschen tijd, toen het viermaal werd ingenomen (1580, 1597, 1605 en 1626). Na de laatste verovering door Ernst Casimir zijn de sterke vestingwerken geslecht en de groote kerk aan de Protestanten gegeven (tot 1809). Eens had het driedubbele muren met evenveel grachten.
In 1794 hebben de af trekkende Engelschen onder den hertog van York er schandelijk huisgehouden. Ze gebruikten de kerk als lazareth en paardenstal; ze verstookten in dien kouden winter de banken, den preekstoel, wapenschilden en mooie orgeldeuren in hun vuren.
Achter de kerk ligt op een voetstuk van keien een reusachtig zwerfblok, dat in 't begin der 18de eeuw met 40 paarden van den Tankenberg was gehaald, waar het wellicht voor eeuwen als offertafel werd gebruikt. Daarbij is het Stadhuis, 't welk uitziet op het ruime marktplein. In een zijstraatje rechtsaf is de Oudheidkamer in een antiek huis met rococo-gevel en een stal er naast, eertijds van dokter Michgorius. Aan de overzij der straat is nog zoo'n mooie gevel aan het woonhuis der dames Palthe. Geschikter museum dan zoo'n oud patriciërshuis kon men niet licht vinden. Als we de kamers, de keuken, het opkamertje met de oude apotheek, de stal met het slaapkamertje van den knecht al kijkend doorwandelen en uitzien in den groenen tuin; als we hooren vertellen van een knecht, die hier 80 jaren diende en in zijn 90e jaar op zijn stoel stierf, terwijl zijn zoon er nog 40 en zijn kleinzoon nog 10 jaar een hulp was, dan voelen we a.h.w. de geest van den goeden ouden tijd. Veel merkwaardigs is hier te zien: antieke meubels, munten, heel oude boeken, urnen en wapens uit het steenen en bronzen tijdvak, in den omtrek gevonden, alsook een walvischrib uit de voorwereld (gev. 1595), een midwintershoren en de zware houten stoel, waarin de moordenaar Hutten-Klaos was gebonden en waarmee hij vóór zijn terechtstelling soms naar de markt gebracht werd, om door 't publiek gesard en bespot te worden (1776).
In de bestuurskamer ziet men een portret, dat, naar men meent, Mr. J. W. Racer (1736-1816) voorstelt. Hij was eerst advocaat te Ootmarsurn, later gemeensman en burgemeester van Oldenzaal en heeft zich een blijvend gedenkteeken gesticht door zijn historisch standaardwerk Overijselsche gedenkstukken, 8 dln. (1781-1797). Hij was een vurig patriot en vriend van Joh. D. van der Capellen. Bekend is zijn tocht met het Oldenzaalsche vrijkorps, om Hattem en Elburg te hulp te komen tegen prins Willem V. Bij de Rinkelaar, achter Holten, gekomen, vernamen ze, dat de steden gebukt hadden en hulp dus te laat kwam; nadat de officieren daar de schutters op stokvisch onthaald hadden, keerde de troep vroolijk huiswaarts (1786). Bij de tegenomwenteling in 1799 werd Racer, toen Drost van Twente, door Lonneker boeren gevangen genomen en naar 't kamp der Orangisten in Munsterland gevoerd.
Afbeelding: 't Museum in Oldenzaal (rechts)
In de Oudheidkamer is ook een afbeelding van de oude Bisschopspoort, die in 1865 moest geamoveerd worden terwille van de opkomende industrie. Want Oldenzaal is niet alleen de hoofdplaats van kerkelijk Twente, maar ook een fabrieksstad van beteekenis (de vierde in rang) en de namen Gelderman en Palthe hebben hier denzelfden wichtigen klank als elders die der Van Heeks, Storks, Ledeboers. Daar is vooreerst de groote katoenspinnerij en -weverij met 37000 spillen en 2200 getouwen, waar 1500 werklieden op gaan, de fraaiste van dien aard in ons land; in 1910 voerde ze voor meer dan f 4 m.ll. uit naar Indië. Verder de Koninkl. Oldenz. Stoomweverij van katoenen, halflinnen en linnen stoffen (210 w.l.); 3 fabrieken van poetskatoen; 1 handweverij van stoffen uit linnen- en jutegarens; 1 stoomhoutzagerij en 1 stoomsteenbakkerij.
Oldenzaals omstreken zijn vruchtbaar en waren van ouds bekend om hun "boeskool" (kabuiskool). We zijn hier op het zuidelijk hoogterras met oudere kern (tertiair) dat ten Z.O. van Enschede begint en zich over den Lonnekerberg (60 M.) en den Tankenberg voortzet tot halverwege Denekamp. Het kanaal Almelo-Nordhorn is gegraven door de laagte, die dit hoogterras van het noordelijke (Ootmarsum tot Wilsum in Duitschland) scheidt. Ook hier weer de vruchtbare esschen van den Twentschen korenbouw en de steenbakkerijen van tertiaire leem, zoowel aan den straatweg Oldenzaal-Denekamp als ten
Zuiden onder Lonneker.
Gaat men den kunstweg naar Denekamp, dan komt men in een 10 minuten op het hoogste punt - de Bult - waar men Twente, van Hengelo af tot Vasse's korenesch toe als een kleurige schilderij ziet uitgestrekt tot den wazigen horizon; de straatweg daalt af in een vallei, waar rechts twee steenbakkerijen liggen, en klimt weer op tegen een heuvelrug, boven welken Denekamp's toren verschijnt; zoo zijn er nog een paar lagere ruggen, alle als de plooien van een kleed evenwijdig en ieder volgende wat lager. We zouden willen weten welke reuzenhand dat kleed zoo geplooid heeft voor God weet hoeveel millioenen jaren. Rechts van ons is de Tankenberg en daar gaan we de beroemde Lutte in.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten