In het land van katoen en heide
"Twente, het land van Katoen en Heide! Twente het land van het nieuw en het oud! Zou er wel ergens in ons vaderland een landstreek zijn, waar het oude zoo merkwaardig is blijven voortbestaan naast het nieuwe als juist in Twente?" zoo vraagt de bekende Twentsche oudheidkenner J. J. van Deinse in het begin van zijn bekende boek "Het land van Katoen en Heide". Toen Van Deinse het bovenstaande schreef, zal hij wel in de eerste plaats hebben gedacht aan zijn woonplaats, aan Enschede, met zijn bijna 90.000 inwoners, dat is meer dan twee maal zooveel als andere belangrijke steden van Overijsel. Enschede, zal menigeen denken, dat is geen gebied voor den natuurminnaar.
De bedoeling van dit boekje is niet - we schreven het al eerder - om lang stil te staan bij de steden. Ons lokken de bosschen en de heide. Maar desondanks moeten we bij Enschede even uitvoerig toeven, niet in het minst omdat deze gemeente nog een groote schat van over 't algemeen weinig bekend landschapsschoon bevat. Velen zullen glimlachen, wanneer ze dit lezen. Hoe is dat mogelijk? zullen ze vragen. Landschapsschoon in een industriestad? Wij willen hen even uit den droom helpen. Na een van beide zijden heftig gevoerden strijd is op 1 Mei 1934 de samenvoeging van Enschede en de omringende, grootendeels landelijke gemeente Lonneker, een feit geworden. Enschede behoort thans tot de meest uitgestrekte gemeenten der provincie. In Enschede wordt zelfs op dit oogenblik nog veel ongerepte natuur gevonden.
Oud-Lonneker is een belangwekkend gebied voer den trekker. Hier vindt men naast prachtige esschen dichte bosschen; hoe schilderachtig liggen overal de boerenhuizen terzijde van den weg. Maar voor we u naar dat rijke gebied voeren, moeten we toch eerst nog even bij de stad Enschede zelf stilstaan. Enschede toch, met zijn tientallen textielfabrieken, is in de laatste jaren een stad geworden, welke veel bezit, dat de moeite van aandachtige beschouwing waard is.
Beziet eens de nieuwe woonwijken. Toen in 1862 het oude landstadje door een enormen brand geheel werd vernield, werd het spoedig in den ouden vorm weer opgebouwd. Maar daaromheen groepeerden zich de nieuwe wijken; een breede singel loopt rondom de oude stad. Men staat verbaasd wanneer men ziet wat er is bereikt op het gebied van den arbeiderswoningbouw. Feitelijk is Enschede voor het grootste deel een zeer uitgestrekt tuindorp, met fraaie parken en mooi beplante hoofdwegen. Uit alles blijkt hoe zeer ook de arbeidersbevolking van bloemen en planten houdt. Zeer fraai zijn ook de villawijken Stadsweide en Marthalaan.
Afbeelding: Volkswoningbouw in Enschede
Veel interessants is hier voor den bezoeker te zien. De gelegenheid om eens een textielfabriek te bezichtigen, is momenteel grooter dan vroeger, vooral wanneer men in vereenigingsverband komt. Het loont werkelijk de moeite een dergelijk groot bedrijf eens in werking te zien. De Hoogere Textielschool, welke opleidt voor fabrikant, directeur en bedrijfsleider in de textielindustrie, is mede een bezienswaardigheid.
Van het oude herinnert in Enschede alleen de Hervormde Groote Kerk op de Markt, welker toren in 1929 werd verrijkt met een zeer fraai carillon, een geschenk van leden der familie Van Heek. Een bezienswaardigheid van den eersten rang is het grootsche moderne stadhuis, dat in 1933 werd geopend, een der weinige groote regeeringsgebouwen in Nederland van den nieuwen tijd. Men kan verschillend oordeelen over den indruk, welken het gebouw van buiten bezien maakt, maar allen zijn eenstemmig in hun oordeel over het zoo smaakvolle, practische en in hoofdlijnen sobere interieur. Het imposante gebouw is een ontwerp van den heer Ir. G. Friedhoff, architect te Amsterdam. Uit alle kringen der bevolking werden geschenken voor dit stadhuis aangeboden, waaronder zeer kostbare. In de schitterende Raadszaal hangt het door W. van Konijnenburg geschilderde portret van oud-burgemeester Edo Bergsma, den man, die zoo buitengewoon veel heeft gedaan voor den bloei van Enschede en die door de geheele bevolking hoog werd geëerd, hetgeen bij zijn afscheid treffend tot uiting kwam. Vooral mag een bezoek aan het zeer belangrijke Rijksmuseum "Twenthe" aan den Lasondersingel niet achterwege blijven. Dit groote nieuwe museum zal den trekker door Twente zeker belang inboezemen. Als in een oud klooster is het gebouw rondom een binnenplaats opgetrokken. Dit museum bewijst weer eens welk een belangrijke rol de familie Van Heek speelt in het cultureele leven van Twente. Het was een lievelingsgedachte van wijlen den heer J. B. van Heek om dit museum in Enschede te doen verrijzen. Op 17 Juni 1930 werd het met een groot aantal reeds door hem verzamelde schilderijen door zijn echtgenoote, zusters en broers aan het Rijk overgedragen, dat door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen was vertegenwoordigd. Het museum bevat een zeer kostbare collectie schilderijen, w.o. van Holbein, Brueghel en Jan Steen. Tevens is er de voor den bezoeker van Twente zoo interessante Oudheidkamer "Twenthe" in ondergebracht. Men ziet er een collectie voorwerpen over den bodem van Twente, oudheden, een Romaansch-Gothische zaal, een oud-Twentsche boerenkeuken en een vroegere Twentsche handspinnerij en -weverij. Directeur van het museum is de heer J. H. van Heek: conservator de heer J. J. van Deinse.
Ook wijzen wij op het in wording zijnde Natuurhistorische museum van den heer M. J. van Sambeek. Veel is er nog, dat wij van Enschede zouden kunnen noemen, zooals b.v. de nieuwe Synagoge, het fraaiste moderne Joodsche bedehuis in den lande. Maar genoeg over de stad. Wij gaan de natuur in, naar oud-Lonneker, dat voor zoovelen nog "terra incognita" is.
Afbeelding: Markt Enschede
Groot is het aantal fraaie buitenverblijven en landgoederen in de gemeente, waarvan de meeste voor bezitters van wandelkaarten zijn opengesteld. Overal rondom de eigenlijke stadskern vindt men ze. Naar den kant van Hengelo het fraaie Wageler met zijn hooge boomen, verder in Oostelijke richting het Roessingh en de Kotten, waaraan zich een prachtig stuk wilde natuur aansluit, dat wijlen de heer Ludwig van Heek indertijd aan de gemeente Lonneker als een park heeft geschonken. Schitterend zijn vooral ook de buitenplaatsen aan den Oldenzaalschweg, zooals het Stokhorst, het Bouwhuis en niet te vergeten het Amelink. Ten Zuid-Oosten van de stad treft men groote loofbosschen op den vruchtbaren keileembodem, zooals het Heutink en de Haverkamp, waar zelfs nog een wilde flora wordt gevonden.
En dan de buurtschappen van het oude Lonneker. Veel is hier ontgonnen, want de landbouwers zijn reeds lang met denzelfden modernen geest bezield als de fabrikanten uit de stad. De Lonneker Landbouwcoöperaties behooren tot de krachtigste van geheel het land. Veel is hier ook gedaan voor de verbetering van den veestapel. Men staat verbaasd, wanneer men de kwaliteit van het vee ziet, dat voor de zandgronden werkelijk buitengewoon is. Overal is het Friesche ras ingevoerd; het rood-bonte vee is in oud-Lonneker vrijwel geheel verdrongen. In het Oosten, naar den kant van Hengelo, ligt de rijke, vruchtbare buurtschap Twekkelo met prachtige oude boerderijen en veel landelijk schoon. Aan den provincialen binnenweg naar Hengelo bevindt zich het groote buiten het Stroot, waarvan de oprijlaan wordt afgesloten door een der poorten van het oude slot te Hengelo.
Twekkelo wordt doorsneden door het in aanleg zijnde TwenteRijnkanaal, dat met uitzondering van den zijtak naar Almelo nagenoeg gereed is. In deze buurtschap ligt ook de op groote schaal aangelegde haven van Enschede. In Noord-Oostelijke richting, meer naar den kant van Hengelo, ligt Driene met zijn vele landgoederen, waarvan een deel nog oorspronkelijk natuurschoon bevat. De donkere dennen overheerschen hier; welk een plantenrijkdom vindt men in de lagere terreinen. Naar den kant van de spoorlijn Hengelo-Oldenzaal ligt het Lonnekermeer met zijn rijk vogel- en plantenleven. Nu komen wij in den Hof Espelo, die groote bezitting met zijn machtig geboomte. Het is de oude Meijerhof van Lonneker met vele hofhoorige erven; het is voor een ieder zonder meer toegankelijk.
Wij naderen Dorp Lonneker, welks torentje reeds boven het geboomte uitsteekt. Maar eerst brengen wij nog een bezoek aan het te midden van een zeer fraaie omgeving gelegen vliegveld "Twenthe", dat te bereiken is over den Deurningerweg en den Oldenzaalscheweg.
Ook voor den liefhebber van natuurschoon is deze mooiste luchthaven van Nederland, welke een uitgestrektheid heeft van 800 bij 800 Meter, de moeite waard. Zet u op een mooien, zonnigen dag eens neer op het terras voor het restaurant en laat uw blik dwalen over deze groote groene vlakte, aan alle kanten omzoomd met bosch. Aan alle zijden rijzen de torens op: ginds het massief van de St. Plechelmus, naar het Westen de slanke toren van Hengelo, vlak bij Dorp Lonneker en verder naar het Zuiden de vele schoorsteenen van Enschede. Hier landde voor het eerst de zeppelin op Nederlandschen bodem; hier vond zoo menige vlieger bij slecht weer een gelegenheid tot landen. Het zeer modern uitgeruste Twentsche vliegveld heeft een vaste verbinding met Amsterdam. De Aero-club met haar vele leden behoort tot de belangrijkste van Nederland.
Afbeelding: Boerenschuur te Lonneker
Verder gaat onze rondtocht. Het Dorp Lonneker maakt een welvarenden indruk; op een hoogte ziet men den korenmolen staan, welke nog altijd in werking is. Vergeet vooral den Lonnekerberg niet, waar onder een monument van veldkeien het graf ligt van den heer J. Blijdenstein Sr., die wenschte te rusten temidden der natuur, die hij zoo lief had.
Wij steken den weg tusschen Enschede en Losser over en komen in het rijke gebied van den Hoogen Boekel, dat zich uitstrekt tot aan de spoorlijn Enschede-Gronau. Groote gebieden heeft wijlen de heer Herman van Heek hier samengevoegd tot een landgoed, dat tevens een natuurreservaat is. Het is hier een zeer boschrijk gebied met afwisselend hoog en laag en een zeer rijken plantengroei.
Van het Hooge Boekel komt men vanzelf in het dorp aan de grens Glanerbrug, thans een soort voorstad van Enschede. Het overgroote deel van de bewoners van dit flinke, eerst voor een halve eeuw opgekomen dorp aan de Glanerbeek, vindt zijn bestaan in de textielindustrie. De groote verkeersweg van Enschede naar Gronau loopt er dwars door heen. Hier vindt men de meest gebruikte internationale route in dit deel des lands, waar de douanekantoren dag en nacht geopend zijn. De grens ligt midden in het bebouwde gedeelte en het is voor velen interessant hier eens een poosje te toeven. Gaat men de grens over naar de Duitsche fabrieksstad Gronau, dan frappeert onmiddellijk het duidelijke verschil in karakter. Enschede met Glanerbrug is specifiek Hollandsch, Gronau specifiek Duitsch. Wij behoeven u niet te zeggen, dat een vergelijking ver en ver in het voordeel van Holland uitvalt.
Ten Zuiden van Glanerbrug langs de grens ligt het Aamsveen, dat hoewel het grootendeels ontgonnen is, nog veel oorspronkelijk schoon behouden heeft. Dit is een der gebieden, waar de natuurkenner zeer veel kan vinden, dat hem treft en boeit. Goede fietspaden leiden door dit gebied, dat gelegen is in de buurtschap Zuid-Eschmarke.
Op onzen tocht rond Enschede zijn we onopgemerkt aan de Zuidzijde der stad gekomen; het fietspad door het Aamsveen eindigt bij den grensovergang in den weg van Enschede naar het Duitsche stadje Ahaus, waar de oude merkwaardige boerenherberg Sanders-Kuper aan gene zijde van den paal staat.
Afbeelding: In het Aamsveen
Van de Knalhutte, zooals de grensovergang ook wordt genoemd, leidt de z.g. tweede Lonneker Rondweg naar den straatweg, welke Enschede met het aardige dorpje Buurse in de gemeente Haaksbergen verbindt. De weg voert langs het groote buiten het Smalenbroek, dat de planten- en vogelkenner beslist niet mag overslaan, zoo mooi is dat gebied. We zijn nu in de boerschap Broekheurne, welke zeer rijk is aan natuurschoon. Hier vlak bij is het stationnetje Broekheurne in een heel aardige omgeving; het veen wordt daar nog geregeld afgegraven, waarop de nabije turfstrooiselfabriek duidt. Van hier loopt een prachtige zandweg, welke voor fietsrijders goed berijdbaar is, naar Buurse. De weg leidt vlak langs de grens; overal ziet men de oude grenspalen. In de heide liggen nog plassen met een rijken plantengroei; overal hoort men de watervogels. Diep snijdt de Hegebeek met zijn hooge oevers zich door het land. Vooral bij den vallenden avond waant men zich in deze eenzame streek ver, ver van de menschen en toch is men hier in de onmiddellijke nabijheid van een groote industriestad.
Broekheurne bergt veel schoons. Met een weinig weemoed denken wij aan het Usselerveen, eens een woest gebied van heide en plassen, nu in gebruik als stortplaats van het stadsvuil van Enschede, dat in treintjes er heen wordt gereden. Dat vuil, dat in lagen wordt uitgestort, maakt het land vruchtbaar. Groene weiden en velden met suikerbieten ziet men nu op het eertijds onbruikbare land. Maar hoeveel oorspronkelijk schoon is hier niet verloren gegaan. Opnieuw zijn de watervogels verdwenen en nog slechts een klein brokje, dat de Heidemaatschappij, die voor de egalisatie zorgde, in stand hield, herinnert aan den vroegeren toestand. Vlak bij de school te Broekheurne ligt het Erve Brunink, ook een landgoed, dat de bezichtiging waard is.
Op onzen cirkelgang rond Enschede komen we nu in de buurt van de Helmer met vele mooie paadjes en doorkijkjes. Het aardige kerkdorpje Usselo is nu niet ver meer. Het ligt aan den weg van Enschede naar Haaksbergen, in de onmiddellijke nabijheid van een esch, welke tot de mooiste van Twente mag worden gerekend. De vroegere bondswandelweg van den A.N.W.B. van Delden naar Gronau voerde er dwars doorheen, langs een paadje, dat herinnert aan het gedicht van Aug. Peaux:
Daar loopt een wegje door 't korenland
't Is maar zoo breed als een menschenhand,
't Is overbogen
Door aren, hooge,
Twee wijde velden aan iederen kant.
't Loopt zoo verborgen de wereld door
't Gaat in de weelde van 't graan teloor
't Kruipt onder de aren,
Ik zie het zoo garen,
'k Geef al de wijde wegen er voor.
Afbeelding: Bij ‘t korenland
Prachtig loopt dit wegje door de wijde, wijde korenvelden. Plotseling ziet men op het hoogste punt van den esch Usselo: boven het groen der boomen steekt het torenspitsje zoo aardig uit. Voorbij Usselo, vlak bij den weg naar Haaksbergen, ziet men de boortorens van de Kon. Nederl. Zoutindustrie in de heide staan. Verderop strekt zich de prachtige boerschap Rutbeke met het natuur-reservaat het Buurserzand uit, waarop wij later terug komen. Want daar zijn plekjes, welke tot het mooiste behooren, dat ons land aan natuurschoon biedt.
In de boortorens bevindt zich een dubbele buis, welke tot pl.m. 400 Meter diepte den grond ingaat. Door de eene buis wordt water naar beneden geperst, dat tot pekel wordt vervormd. Door de andere buis wordt die pekel opgezogen en naar de op 2 K.M. afstand aan de spoorlijn naar Haaksbergen gelegen ziederij gevoerd, waar zij in groote open pannen wordt ingedampt. In de fabriek, welke onder Boekelo is gelegen, wordt tenslotte het fijne zout gewonnen, dat in heel Nederland bekend is. De Nederlandsche Zoutindustrie is een krachtig, uitstekend geoutilleerd bedrijf, dat sinds 1918 onder leiding van ir. Geurt de Haas in werking is. In den Twentschen bodem bevindt zich een enorme hoeveelheid zout, genoeg om voor duizenden jaren in de behoefte van ons land te voorzien. De fabriek zal in verband met den aanleg van het Twente-Rijnkanaal grootendeels naar Hengelo worden verplaatst. Teneinde Boekelo niet van een belangrijke bestaansbron te berooven, is in 1934 het zoutwaterbad Boekelo van de Kon. Nederl. Zoutindustrie geopend. Het ligt in de onmiddellijke nabijheid van de fabriek. Het zeer modern ingerichte bad met hotel, restaurant enz. bezit o.m. een golfslaginrichting. Op mooie dagen heerscht hier, in de "Zee op de heide", een mondaine bedrijvigheid. Het plaatsje Boekelo zelf biedt weinig bijzonders. Maar schoon zijn de landgoederen De Weele en het Teesink. In Noord-Westelijke richting voert de weg naar het Hof te Boekelo met prachtige lanen beplant met dubbele rijen eeuwenoude boomen.
We besluiten dit hoofdstuk met hetgeen de heer M. J. van Sambeek schrijft over het natuurschoon van de groote gemeente Enschede: "Binnen het gebied van Enschede groeien lelietjes van dalen en maagdepalm, de rijsbes en parnassia, de groote wolfsklauw en de koningsvaren. In een klein boschje groeit nog zeldzame Paris. In den herfst bloeit in de bosschen het geheimzinnige zwammenleven op: honderden gewone paddenstoelensoorten, maar ook de beide stinkzwammen, de hertentruffels met de zeldzame dingen, die erop groeien: de aardtongen, de holvoet-boleet en de hoorn des overvloeds.
Door de eenzame randgebieden sluipt nog de vos; de schichtige reeën dwalen door de bosschen; tegen den avond tippelt de stekelige egel over uw wandelweg en daar sluipen nog de felle bunzing en het slanke wezeltje. Groote lijster en zwartgrauwe vliegenvanger zijn gewone verschijningen. Hier broeden de zwarte specht, het vuurgoudhaantje en de appelvink; hier huizen boomklevers en kuifmeeren en de wilde kanarie. Midden in de stad zingen de nachtegalen. Op een paar uitzonderingen na komen hier al de Nederlandsche reptielen en amphibieën voor. De vlinderwereld is rijk en veelzijdig. Nagenoeg ieder jaar ziet men de gevlamde vlinder, de ijsvogel, de rouwmantel en de doodshoofd. Alle andere groepen van insecten zijn goed vertegenwoordigd en geen enkele groep, of er schuilen zeldzaamheden onder.
En de geologie: Door Enschede loopt een krijtgrens; de scheidingslijn van de oude gronden van het tertiair en de nog veel oudere krijtperiode. In beide gebieden liggen in de omgeving verschillende ontsluitingen en velerlei fossielen zijn er te verzamelen.
Trekt men een cirkel met een straal van 30 K.M. rondom de stad, dan mag men zeggen, dat (Maastricht niet te na gesproken) geen enkele Nederlandsche plaats zich zoo uitstekend leent als uitgangspunt voor velerlei geologische excursies als juist Enschede."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten