In het Rijk van den Tankenberg
Oldenzaal en de Lutte.
Oldenzaal, vroeger de voornaamste van de kleine Twentsche steden, ligt op de helling van den Tankenberg, het hoogste punt van Twente (85 Meter). Het ruim 10.000 inwoners tellend stadje, waar de textielindustrie de voornaamste bron van bestaan vormt, bezit een prachtig monument uit het verleden, de massale kerk, gewijd aan St. Plechelmus. Wij aarzelen niet de Plechelmuskerk van Oldenzaal, een der mooiste oude bedehuizen van ons land te noemen. De bouwstijl toch is zeer merkwaardig en is deels Romaansch, deels Gothisch. Zoowel de kerk als de vierkante toren, welke wijd in den omtrek zichtbaar is, maakt een machtigen indruk. Het geheel is opgetrokken van blokken Bentheimer zandsteen, waarvan nu, na meer dan 7 eeuwen, de groeven in het naburig Duitschland nog worden aangewezen. Meer kerken in Twente, o.a. die van Enschede, zijn uit Bentheimer zandsteen gebouwd. In de sacristie vindt men zeldzame werkstukken van edelsmeedkunst uit een grijs verleden, waaronder een zilveren borstbeeld van den H. Plechelmus. Vele stormen zijn over de kathedraal van Twente heengegaan; kanonskogels in zijn muren herinneren aan den Spaanschen tijd toen de vesting Oldenzaal vier malen veroverd en heroverd werd op de Spanjaarden. Het carillon in den toren is een geschenk van een der leden der familie Gelderman; het bestaat uit 42 klokken. De oudste van de groote torenklokken dateert uit 1493; het is een kunstwerk van den beroemden klokkengieter Gerard van Wou uit Kampen.
Wie Twente bezoekt moet even, al is het slechts kort, naar Oldenzaal gaan, al was het alleen maar om een indruk te krijgen van die machtige kerk, gebouwd uit zandsteen. De aandacht valt vanzelf op den reusachtigen steen, welke zich aan de achterzijde van de kerk bevindt op een voetstuk van keien. Naar alle waarschijnlijkheid heeft men hier te doen met een offersteen, welke in de vorige eeuw door 40 paarden vanaf den Tankenberg naar de stad werd getrokken.
Wij memoreeren nog even het bestaan van de belangwekkende Oldenzaalsche Oudheidskamer, gevestigd in een gebouw met een prachtigen ouden gevel en op de zeer moderne overdekte zweminrichting, een der beste van geheel Overijsel.
Hebben we Oldenzaal voldoende bekeken, dan naar buiten. Want de omstreken van dit oude stedeke zijn de moeite waard. Meer nog: ze genieten in den lande terecht een groote vermaardheid. Want we gaan naar de Lutte, de streek, welke buiten Twente misschien het meest bekend is om zijn heuvels en dalen, zijn dichte bosschen en zijn korenvelden, die zich tegen de hellingen vleien. Bijna nergens in Twente treft zoo de verscheidenheid van het landschap als juist in de Lutte. Het is heerlijk te dwalen in de dichte bosschen rond Oldenzaal, waar men steeds weer verrassende doorkijkjes heeft, waar men getroffen wordt door de liefelijkheid en de rust van het landschap. Hoe treffend passen daarin de oude boerenhoeven met de donkerroode daken. Hier ziet men een esch met een zee van graan, daar nooden de lommerrijke boschlanen. Eiken, beuken, dennen en vele andere boomsoorten wisselen elkaar af; van de toppen der heuvels wordt men getroffen door een machtig vergezicht. Hier en daar staan de buitenverblijven der Twentsche grootindustrieelen tegen de plooiïngen van de heuvels; groote gebieden zijn gespaard gebleven voor versnippering en vernietiging. Vlak bij de meest moderne villa kan men antieke boerenwoningen vinden. De Lutte is een dier plekken van Twente waar nog een enkel “los hoes" is overgebleven.
Met welk een liefde beschrijft Bernink in zijn boekje Ons Dinkelland, dat den minnaars van natuurstudie veel genot zal verschaffen, van den geologischen- en plantenrijkdom van de Lutte. Hier zijn zoovele plekjes, welke nog nimmer door een menschenvoet werden betreden. Bernink schrijft: "Het is daar zoo'n wereld-vergeten slenteren en zoeken en dwalen, genietend van bosch-reuken, van vogelstemmen en weelderigen plantengroei.
De gele keileem, die de gletschers over de oude blauwe zeekleibergen hebben neergestrooid, roepen een flora te voorschijn, die voor de rijkste plekken van Zuid-Limburg niet hoeft onder te doen. Ik weet een hoekje, waar, onder de kleine dennen, met hun voeten staande in hoog opbollend slaapmos, de spitse wolfsklauw zijn fijne ranken slingert. Wat lager op de helling, waar het nog vochtiger is en de dennen verdwenen zijn, groeit het zeldzame Breukkruid, ook een oude boschplant. Heele vlakten zijn er begroeid met de kleine gele Boschwederik, terwijl onder de heggen de Gele Doovenetel bij duizenden groeit. In den herfst zie ik hier geregeld onder de paddestoelen de fijnbeschubde Boletopsis cavipes, de holvoet-Boleet. Maar al zie je ook heelemaal niet om naar de bloemen en luister je niet naar de Fluiter die huist in de beuken of naar de Zwartkop-grasmusch, die hoog uit de eiken zijn reine klanken uitjubelt, wijd over de bosschen en de bergen, het landschap op zich zelf is weergaloos schoon. De rijk beboschte hellingen, de weelderige plantengroei, o.a. van Maagdepalm, brengen ieder natuurliefhebber in verrukking."
Het is niet doenlijk een opsomming te geven van de vele schitterende wandelingen welke in dit zoo rijk met natuurschoon gezegend gebied te maken zijn. Wij willen alleen iets aanstippen van het allervoornaamste. Wie de Lutte bezoekt, moet in de allereerste plaats den tocht maken naar den Tankenberg, welken men vanaf het hotel "Het Zwaantje" aan den straatweg naar Bentheim gemakkelijk kan bereiken. De weg voert over prachtige boschpaden, langs de villa Egheria naar den ouden koepel, waar een Latijnsch opschrift mededeelt, met een aanhaling uit Tacitus, dat op deze plek de beroemde tempel van Tanfana stond, welke in het begin onzer jaartelling door de Romeinen werd verwoest. Op de stoep is een gedicht ingebeiteld van J. Weeling, die een eeuw geleden rector te Oldenzaal was:
't Is alles wisseling waar we ook onze oogen wenden;
De tijd bouwt weder op, terwijl zijn hand verstoort.
Hier golfde eens de zee, waar nu de akkers tieren.
En uit vermolmd gebeent' kwam nieuwe groeikracht voort.
Vanaf dit hoogste punt van Twente boeit vooral het uitzicht op de heuvels van Noord-Twente. We dalen af en bereiken nu een andere merkwaardige plek in de Lutte, de hel genaamd, een beboscht dal tusschen twee heuvelruggen. In het midden liggen bergweiden en in het diepst van het dal hoort men het water van een beekje ruischen. Ook de Hemel vindt men in deze omgeving.
Zeer de moeite waard is ook het Kruusselerbosch, waar de stammen der statige beuken rijzen als in een tempel der natuur. Vele andere landgoederen - zooals de Boerskotten - vragen onze aandacht. En vergeet vooral niet een bezoek te brengen aan de omgeving van het aardige, een weinig terzijde van den grooten weg liggend dorpskerkje, waar nog de echte landelijke rust heerscht en menig plekje het motief schijnt te zijn dat zoo vele schilders bij voorkeur gebruiken. Nog staat hier de typische oude standaardmolen, maar voor hoe lang?
Afbeelding: Standaardmolen te De Lutte
De oude "stenderkast" zooals de Twentenaar zegt, is zeer bouwvallig en wij vreezen, dat de tijd niet ver meer is, dat dit sieraad van het landschap het lot van zoovele andere Twentsche molens zal moeten deelen. Hier niet ver vandaan is ook het befaamde Arboretum, maar daarvan spraken wij U reeds bij onze beschrijving van het Dinkelland. De Lutte is trouwens zeer goed te combineeren met een tocht langs de Dinkel, maar wij vermelden het apart, omdat het een landschap is, dat zoo in bijzondere mate de aandacht waard is. Steeds weer, wanneer we schrijven over hetgeen Twente biedt, moeten we gewagen van het prachtige landelijk schoon. Maar de Lutte spant toch in veel opzichten de kroon. Hier, op historischen bodem, in het gebied van de eertijds voornaamste en hoofdmarke van Twente, waar de oppermarkenrichter zetelde, hebben velen genoten van het steeds wisselend schoon, dat het oog boeit, van den rijkdom, welken de natuur hier ontvouwt. Vanaf de heuvels ziet men bij helder weer duidelijk de torens van het slot van het oude Hannoveraansche stadje Bentheim, dat vanaf Oldenzaal spoedig is te bereiken.
Bij Bentheim breidt zich het geweldig groote bosch uit, dat bij de Duitschers een bijzonderen naam bezit, maar dat toch niet vergeleken kan worden met de Lutte. Want het Bentheimer woud mist één ding: de groote afwisseling, de rijkdom aan verscheidenheid van het onvolprezen de Lutte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten