Ik zou niet graag
Alleen, vandaag
Door hoven gaan van loveren schoone.
Als ik niet kon
De lucht, de zon
En waar zij op schijnt, aan U toonen.
(F. Bastiaanse)
LANGS DE DINKEL.
Als het ons om de Natuur te doen is, mijden wij zooveel mogelijk de groote wandelwegen. Wij willen naar de Dinkel en op 'n vijftal manieren kan dit geschieden. Vandaag volgen wij de liefhebbers van Geschiedenis en nemen de oude weg, welke voor honderd jaren ‘de postweg’ was, en leidde van Lingen-Nordhorn over Denekamp naar Oldenzaal. Die weg heet nog altijd: ‘den Olden Diek’, en de brug, die over de Dinkel leidt: ‘de olde brug’.
Als ge bij de kerk te Denekamp de Wilhelminastraat inslaat en deze volgt tot waar zich even buiten het dorp de zandweg in tweeën splitst, dan ligt rechts de Olde Diek. Langs een hoogen roggeakker - de Klokkenberg, omdat er in 1518 -1536 klokken voor onzen toren gegoten zijn - waar in de steil afgegraven helling een zestigtal oeverzwaluwen hun gangen hebben uitgegraven, komt ge over een slingerend fietspad door een laag gedeelte, waardoor een beekje stroomt. Links ligt een moeras (oude Dinkelbedding), waar Karekiet, Rietgors en Blauwborstje huizen. Aan de rechterhand grenst aan een weide nog een klein hoekje Bosch, het overblijfsel van een veel grooter stuk, waarin Zanglijster, Merel, Zwartkop en Nachtegaal in de Meimaand fluiten.
Aan den rand van het lage hout zit menige Boompieper en Geelgors en op het roggeland er naast woont de Gele Kwikstaart. Ons pad vervolgend, staan we weer voor een wegsplitsing. De handwijzer zegt ons, dat we weer rechts moeten houden. Het erve Grondboer voorbij, komen we over een beekje en daarachter ligt rechts, als op een terp gebouwd, een groote boerenwoning met schuren, roggehoopen en oude eiken. In één daarvan, buiten het bereik van de schooljeugd, zat in 1911 het nest van de Groote Lijster. Een zeldzame verschijning in Twente. Laat ik hier even bijvoegen, dat hij in 1915 te Vasse achter Ootmarsum en in 1921 op meerdere plaatsen broedde.
In April ziet ge hier altijd de Zwartgrauwe Vliegenvangers en ik wed, dat wanneer hier een paar nestkastjes werden opgehangen, ze heel licht te verleiden zouden zijn, er te broeden. Ook een paar Boomklevers klimmen hier geregeld rond en in 1916 zat hun nest twee meter hoog in een eik. Nog een paar passen en we staan aan de Dinkel. Het heldere water vloeit, stroomt en kronkelt onder de oude brug door, noordwaarts. Steile wanden bloemgetooid ; - hooge boomen en kreupelhout; - dat zien we, zoover de Dinkel slingert naar Dinkeloord en Singraven. Het blinkende, levende water, dat komt en gaat, het heeft een groote aantrekkingskracht op jong en oud. Vanaf de brug overzien wij eerst het landschap met het gezicht naar het Zuiden gekeerd. Links een breede vlakte met het daarachter hoog oprijzend bouwland. Tot zoover strekte zich het voormalige Dinkelbed uit. Rechts over het dijkje is het dal nog breeder en daarachter weer een esch: hoog bouwland.
De Dinkel is dus hier wel een honderd meter breed. Bij winterdag is er alles onder water. Het komt tot aan de brug, gaat er wel eens over heen, vult het wijde Dinkeldal als van ouds en gindsche dennengroep staat midden in 't water. Als de Dinkelsluizen bij de watermolens goed hun werk doen, is met een acht dagen alles weer in zijn gewone doen.
Massa’s zand, tot rivierduinen opgespoeld, liggen dan langs de oevers. Diepe gaten zijn gespoeld in de uiterwaarden en steile kanten zijn afgebrokkeld en in de rivier gesmakt. Nu is het Juli en is het rivierke de kalmte zelve. Groote Zuring bladeren (Rumex) als pisangplanten; slanke, vinvormig gedeelde bladeren van Watereppe (Sium latifolium) steken rustig hun spitsen naar boven. De forsche Zwanebloem (Butomus) staat daar man aan man. De bladeren zijn hun zwaarden en de bloemstengels prijken met gesteelde druppels purperbloed. Butomus, de Latijnsche naam. beteekent : Ossenslachter. Dan is de Hollendsche naam toch veel mooier: Zwanebloem. Vlak er naast staat het Pijlkruid met pijlvormige bladen en kogelvormige vruchthoopjes. Die lange, smalle, met het water meedrijvende bladen zijn ook van Pijlkruid.
Op dien ouden tronk, het lijkt wel een rizophoor, heeft zich het blauwe Glidkruid weten te vestigen. Bij paren gluren de bloempjes uit hare schuilhoekjes langs den vierkanten stengel, allen één kant uit. Hooger verheft zich de paarse Lythrum (Kattestaart), wier fijne kelk en bloemblaadjes volstrekt niet in harmonie zijn met de krachtige houding der plant. Over Thijm, overblijvende Hardbloem, Muurpeper en Havergrasjes hollen we den dijk af naar de Dinkelvlakte. Het weinigje gras wordt er nooit gemaaid. In het losse zand, zwakjes aaneengehouden door wat beekbezinking, groeien kruiden van droge, zonnige standplaats:
Berg-Zandklokje, Knautia, Tripmadam, Zilverganzerik, Steenbreek – Bevernel, Vroege-zegge, Viltkruid, Grijs Buntgras, Zandzegge, Avena preecox en A. caryophyllea.
Een van de mooiste bloempjes, die hier bij duizenden groeien. is de Steen-Anjelier (Dianthus deltoides). - Op sommige plaatsen is de grond er rood van.
Ik wete een spegel, een spegel zo klaar
noch is hij van glas, of van ijzer of staal
niets anders en is hij dan helder kristaal.
Hij rust op het zand, op het goudene zand
en rond hem van blinkende blàren
en blinkende keien, zoo loop er een rand,
van kunstenaars niet te evenaren.
(G. Gezelle: De Waterspiegel)
Voorzichtig, je dringt te veel naar den oever. Die hangt hier over. De bovenste laag, ondermijnd door het water, wordt door plantenwortels aaneengehouden. Je wou die lange tros blauwe bloemen plukken, dat zie ik. Als gij ze niet persé wilt drogen, laat ze staan. 't Is de zeldzame, langbladige Veronica, die hier alleen langs de Dinkeloevers voorkomt en veel te veel afgerukt wordt. Zoek liever hier op ietwat vochtige plekken langs den zoom van oude rivierkolken naar Cicendia, Centunculus, Sagina nodosa en Littorella lacustris.
Wat ligt daar voor nat goedje? Kijk, visschers hebben hun net leeggeschud. Een lang vertakt mos: Bronmos; dan een lange, onvertakte plant met kransen van fijn verdeelde blaadjes: Vederkruid, en daar nog een flinke plant met breed-eironde bladen en een korte, groene aar: Fonteinkruid. Hier op het blinkende, barre zand, dat de rivier bij hoogen stand heeft uitgeworpen, liggen vele plantjes met roze stengel en kransen van witte bloempjes: Hardkelk. Vlak er bij kunt ge vinden: Duizendgraan (Herniaria glabra), groen met gele knopjes. Zij legeren zich op den grond, om de huidmondjes in eigen schaduw te houden. Ze scheiden noode van het vocht, dat ze toch reeds zoo schaars vinden. Wat boren ze met hun wortels diep in 't zand! Graaf er eens een uit! Wat een moeite voor die kinderen der Natuur om aan den kost te komen! Al de viltige planten, die we zooeven zagen, dragen dien mantel van grijze baren, ook al om het vocht langer te kunnen behouden. De Sedums stapelen het op in tijden van overvloed in hun tonvormige bladen en bewaren zoo een appeltje voor den dorst.
Zoek nu nog even naar de knoldragende Boterbloem en de rose Ononis spinosa, naar Arenaria en Cerastium arvense, naar Borstelgras en Kamgras, naar Leeuwetand en Biggekruid en ge zult me toegeven, dat hier voor een liefhebber heel wat moois te vinden is.
Ook de natuurbeschouwers ‘en gros’ vinden het hier in ‘de Riest’ verrukkelijk. Die kronkelende Dinkel met Gele plompen, Phalaris- en Iriszoomen, die dennebosschen er langs met een vloer van gras, dat parkachtige van het landschap, ginds met vijvers en verspreid staande boomgroepen, deed een Amsterdammer de opmerking maken, dat dit een der typisch-eigenaardige plekjes van Nederland was. Het geheel moet ge zien, bewandelen, om er enthousiast over te worden.
Ge moet nog verder wandelen over het smalle voetpad langs het steil afgebroken roggeland, waar Kardinaalsmuts, Hop en Cuscuta Europaea groeit; over een wal, waar ‘Verboden toegang’ staat, dat echter alleen geldt voor hen, die bij wintertijd dezen rivierdijk mochten willen doorsteken. Links ligt een oude rivierarm, thans één bloemenweelde; vergeet vooral niet daarop te letten en zoek den ouden, steilen oever. Voor u Hassinkhof en rechts de aan verrassingen rijke Dinkel, Oenothera's groeien daar bij honderden. Sedums, Lelietjes van dalen en roode Anjers. Al maar verder ga je. Over een wal glijdt je naar beneden en je staat op Dinkeluiterwaarden. Het eerste wat je daar opvalt, is het mooie Duizendguldenkruid en verder al dat fijne grut van vochtige heide: Cicendia, Juncus capitatus, Gentiaan. Radiola, Thrincia.
Wat hooger Sedum reflexum en S. acrum, Galium verum, Corynephorus en Scleranthus perennis. Loop even naar de plek, waar de Dinkel zich rechthoekig ombuigt. Zie nu naar de overkant boven de waterlijn. Een steil afgebrokkelde oever, van boven geel-bruin zand en daar onder: blauwe, vetachtige zeeklei. Dit is het eenigste plekje aan de Dinkel, waar het Tertiair te zien is. Op een zomersche maannacht hoorden wij er een vreemd getik. Het was het lekken van water dat over de kleilaag kroop en dan in het water druppelde. Nu weer terug. Stroomopwaarts. Ge klimt of springt er over een waterloopje, juist op het punt, waar het zich in de Dinkel stort, sluipt langs een dennenboschje en ge staat op een groote vlakte. waar de kronkelende Dinkelslang een canon heeft uitgeslepen. Op den achtergrond een landelijk bruggetje, waar links en rechts de zandwegen droomen. Daar zijt ge bij Kampbrug.
Komt ge hier in October, dan bloeit er nog schaars een blauwe Succisa, een Klokje en wat Thijm. En hoort ge de Boomleeuwerik. Grooter en kleuriger zijn nu de gele en bruine Paddestoelen: Boletus bovinus, B. versipellis, flavus, variegatus, subtomentosus in groepen de Polyporus perennis, Russula's, Lactarius rufus. L. piperatus, L. deliciosus, Tricholoma sapoinvolutus, Thelephora laciniata, Lycoperdons en vooral niet te vergeten de keurige Vogelnestzwammen.
Dan roept de kleurenpracht van den herfst menige schilder en schoonheidminnaar herwaarts. Als ge er de vogels wilt hooren, behalve meerkol, merel en ekster, moet ge natuurlijk in Mei komen. Dan zingen daar de Boompiepers, de Grasmusschen, de Braamsluipers en de Zwartkopjes. De Zwarte Specht, die zeldzame sinjeur, kun je er zien en hooren. Daar zijn de Kuifmeezen en de Boomklevers ook. In Hassinkhof bloeien dan de Lelietjes van Dalen, Dalkruid en Salomonszegel. Primula's misschien nog en Muskuskruid, Geelster, Gele Doovenetel, Gulden Boterbloem en Boschviooltjes. 't Is net zoo' n wild hoekje als de Achterhof op Singraven.
Het mooist zag ik het landschap langs de Dinkel op ’n zomeravond, als ik aan zijn oevers lag onder lage dennen. De zon was ondergaan. Nog gloeide de lucht in helle kleuren van opaal en karneool, van paars en purper. Wijd open lag het land, het leeggehaalde, gele stoppelland. Traag vloeide het glinsterende Dinkelwater, waarover zwarte schaduwen gleden.
Zacht suist er de forsche Phalaris bij d'effen slag van d 'Oeverlisch. Droomend van haar dartel spel, in gouden zonneschijn, rust onder een blauw gazen sprei Calopteryx, de blauwe Beekjuffer, op het zachte blad van Lysimachia.
Wij leggen ons hoofd in het dauwpersend gras en de verhitte slapen laven zich aan de druppels, die de koele atmospheer niet meer tot zich nemen kan. En als de maan boven 't bosch is gerezen en haar stralen werpt over dit schoone landschap, dan trilt in ons binnenste een teedere snaar, die zingt van vrede, van geluk, van liefde. Alle haat en nijd, elke woestheid en elke wanklank, zij zijn verzonken in diepe Dinkelkolken. Wij vergeten alle verdrietelijkheden des levens; wij smaken een genot, dat is zoet, edel, onbeschrijfelijk!
Men vreest, dat bij meerdere bekendheid van dit wondere land, door talrijker bezoek de bezielende wijding verloren gaat. En ik moet eerlijk bekennen, dat drukker menschenbezoek de stemming storen zal. Maar de Dinkeloevers bieden zoovele mooie punten, dat er vooreerst nog wel een stil plekje voor den droomer te vinden blijft. Wij rekenen er op, alleen ernstige gasten te ontvangen in het ver van de wereld, en, - ook in geestelijken zin - ver liggende Dinkelschoon.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten