OOTMARSUM
I. Het stadje Ootmarsum.
Ootmarsum is een typisch, ouderwetsch Provinciestadje. De platte grond van 1570, op last van Koning Filips II gemaakt, kan ons thans nog tot gids en geleide strekken. Gesnoerd in de vestingwallen en -muren van voorheen, bleef het in zijn beknelling berusten en de huizen groepten zich om de oude moederkerk als de kiekens om de klokhen.
Treden we 't stadje binnen, komend uit de richting van Almelo, dan hebben we aan de linkerhand de zuivelfabriek, een inrichting in miniatuur, passend bij het kleine stedeken. Even verder de Wal, die in een cirkel om 't stadje loopt en denken doet aan vroegere vestingwerken, aan Houten- of Zuiderpoort. Bijna in 't midden der Groote straat ligt rechts de pastorie der Hervormde Gemeente en even een zijstraat in, de Ned. Hervormde Kerk met het opschrift MDCCCX. Binnentredend, valt ons oog op een eikenhouten predikstoel van 1615, overgebracht uit de R.K. oude kerk. Tegen den noordelijken muur is een grafzerk opgesteld van Bentheimersteen met twee wapens, omgeven door dertien kwartieren en draagt tot opschrift: ‘Ao. 1669, den 29 Augustii is seer godtsaligh in hun Heere ontslapen den Welgeboorne Johan Diderick Baron von Heijden tot Schoenradt, Bruchboeck en Rhede Heere des Huijses Oetmarssen. Het orgel dateert uit 1781, uit de oude kerk daarheen gebracht.
Aan 't einde der Groote Straat staat de R.K. Pastorie. Hier wordt bewaard een verguld zilveren monstrans, afkomsteg van 't klooster Frenswegen. Deze monstrans, in 1404 door Bernard van Bentheim aan genoemd klooster geschonken, wordt geschat op een waarde van 60.000 gulden. Bij de Pastorie maakt de straat een scherpen bocht en de Schildstraat doorgaande, staan we plots op 't intieme marktpleintje. Klein-deftig staat daar 't stadhuis (uit de 18e eeuw). Het bevat een waardevol archief, een paar zilveren bekers (1676), een drinkhoorn (1663) en een portret op doek van koning Odemaris. Er naast staat een hardsteenen pomp uit denzelfden tijd als 't stadhuis. Onmiddellijk in de nabijheid - hier zijn geen afstanden - staat te midden van hoog opgaande iepen de R.K. kerk, gewijd aan den Heiligen Simon en Judas. Het oudste gedeelte (12e eeuw) was oorspronkelijk Romaansch en omvat het schip, bestaande uit drie beuken en een dwarspand. In het tweede tijdperk van bouw is de Byzantijnsche stijl overwegend en in het derde tijdperk, begin 15e eeuw is in verheven Gothische stijl het gebouw voltooid. De kerk heeft drie ingangen, één aan den westgevel en één aan elk der zijbeuken. Die aan de zuidzijde is oorspronkelijk en rijk yersierd met staven en pilaren met kapiteelen. De toren is nog van jonge dagteekening; in 1842 werd de oude kolossus, wegens voorgewende bouwvalligheid helaas afgebroken. Onderstaand tijdvers boven den ingang, waarin de vette letters den tijd, het jaartal 1843 aangeven, vermeldt de wijziging, welke plaats had, aldus:
Tribus et Sex Secu
Lis detrita turris et
Frontis tecta
fides et pietas
donis gloriose
renovarunt.
Vrij vertaald beteekenen deze regels: Het uiterlijk van toren en voorgevel, dat door negen eeuwen geschonden was, is door vrome geloovigen met hun giften roemrijk vernieuwd.
Gaan we de Marktstraat door, dan treft ons oog ter linkerzijde een huis met ouden baksteenen gevel en zandsteenen versieringen, waarin een uitgehouwen huismerk met het jaartal 1656. Een weinig verder passeeren we rechts weer een ouden, maar minder grootschen gevel met het jaartal MDCCXXXXVII in top. In de Marktstraat staan tevens de beide hotels, elk met aardigen tuin, n.l. ‘de la Poste’ en ‘Tubantia’. Het stadje hebben we reeds in zijn geheele lengte doorgewandeld en we staan weer aan den Wal en wel op de plaats, waar vroeger de Steenen Poort stond. In de onmiddellijke nabijheid staat het postkantoor ter eener zijde, de O.L. School ter andere zijde der straat. Nemen we thans een kijkje in een der zijstraten. Uitgaande van 't marktpleintje gaan we in Oostelijke richting langs het kerkplein. Links staat 't Gasthuis der Zusters Franciscanessen, wat verder rechts ‘t Vincentius-gebouw en voor ons 't Klooster der Zusters van O.L. Vrouw, 't St.-Radbotusgesticht en de R.K. Meisjesschool.
Op landbouwgebied wijzen die groote deuren met hun ‘stipels’ in 't midden, waar op de beide Paaschdagen om heen gevlögeld wordt. In de achterstraten, waar van geen rooilijn sprake is, staan op 't punt van samenkomst van meerdere hobbelende keistraatjes de typische bergputten van blokken Bentheimersteen, met puttenpost, roode en zwengel.
II. De omgeving.
Ootmarsum is als 't slot van Doornroosje, waarin alles slaapt, maar het leven der omgeving, der natuur is weelderig en rijk. Het had voor eenige jaren allen schijn, dat het uit zijn eeuwenslaap zou gewekt worden, toen men schatten ontdekte in zijn schoot, maar 't ontwaken was van korten duur en toen men een buitenlandsch product weer inhaalde en den eigen fosforietknol een voetschop gaf, droomde het weer zijn rustige rust. Bewegingloos staan de machines der fosfaatfabriek, den nijveren arbeider ten spijt.
De natuur staat in feestdos! Zie die onafzienbare golvende korenvelden, afglooiend van den hoogen Zonneberg naar den diepen, mullen zandweg, waarlangs straks de krakende en piepende wagens hun zwikkende last zullen vervoeren naar de schilderachtig-gelegen boerderijen, waar de hoogopgaande eikenstammen als wachters staan bij de hoogstakige kapbergen en eikenhouten schuren, waarin het gewas zal worden opgetast. Wilt ge een ander tafereel? Richt dan uw schreden naar de Hezinger bergen. Welk een horizon. Wat zijn die bruin-paarse heidevelden eindeloos wijd? Wat een gezoem van de talrijke insecten, welke den honig puren uit de kleine kelken. Hoe duidelijk steekt de scheper af met zijn kudde tegen den achtergrond van die zwart-groene dennenbosschen. Treed nader en zijn breikous oprollend zal hij U verhalen van de ‘witte wive’, die in de belten huizen en van Tipis, den jager, die met zijn bassende honden tegen de hooge feesten het luchtruim doorhollen. Ja, 't is hier het land der geheimzinnigheden! Dwalen hier in den avond niet de zielen der afgestorvenen rond, welke geen rust hebben in den schijn van dwaallichten? En staat de Waschholder, de cypres dezer vlakten, niet als een geheimzinnig waker in 't zilveren licht der maan? Schijnen die witgevlekte berken geen nimphen, die zich rijen ten dans? Dan waagt de schuwe ree en 't schichtig hert de sprengen te naderen, waar het kristal-heldere water uit den grond opborrelt, om den dorst te lesschen of zich te vergasten aan 't malsche gras en geurige kruiden dezer oase der miniatuur-woestijn. Kabbelend vervolgt het beekje zijn weg, tot het een kolk vormt, met kleinen, klaterenden waterval het scheprad van den bemasten watermolen in beweging brengt, om daarna weer schuil te gaan onder een dak van overbuigende takken en ranken van lijsterbes en kamperfoelie.
Oord van afwisseling en tegenstellingen! Hier golvende korenvelden, daar de ongerepte heide, ginder de rimpelende watervlakten. Opgeworpen weggetjes, smalle bruggetjes brengen U te midden dezer waterpartijen, waar wilde eend en tamme gans zusterlijk bijeen zijn, te midden van waterlelies, wit en geel.
En wilt ge alles in vogelvlucht, met één blik overzien, zoo voere uw weg naar den Kuiperberg.
‘0, wat is 't gezicht betoovrend op dit plekje bovenal,
Glad van 't fijne dennenstrooisel, als men neerziet in het dal!
Zie hoe stout van hier de heuvel glooit en afgolft naar beneen!
De avondwind blaast distelvlokken langs zijn ruige kloven heen.
Zie, hoe rustig gindsche molen d'eens gevormden kring beschrijft,
En met strak gespannen vleuglen zwierend op den luchtstroom drijft.
Zie, hoe hij langs struik en velden telkens donkre schimmen jaagt,
En bij 't opslaan van zijn wieken half vergulde toppen draagt!
Zie hoe statig zich de toren opheft uit de roode kom,
En op 't stadje vriendlijk neerziet, dat zich aansluit van rondom,
Als een herder, die zijn kudden aan zijn voeten ziet geschaard,
Als een priester, wiens gemeente biddend nederknielt op de aard’.
Hier, waar H.M. de Koningin op 11 Juni 1914 geruimen tijd van het verrukkelijk uitzicht genoot, verklaarde Zij, zelden zoo'n mooi vergezicht te hebben aanschouwd. Op dit mooiste punt van Twente heeft de A.N.W.B. een oriënteertafel geplaatst en haar pijlen wijzen U de steden en dorpen van meer dan drie kwart Twente, van een groot deel van Duitschland.
Is Ootmarsum voor dagjesmenschen het oord van zuiver natuurgenot, voor personen, wier beurs het toelaat eenige weken te profiteeren van de schoonheid van eigen land, is Ootmarsum met zijn omgeving de streek bij uitstek. Vraag bij de Vereeniging tot bevordering van Vreemdelingenverkeer slechts een gids en een wandelkaart en uw besluit is genomen! Naar hartelust kunt ge wandelen op zonnige en beschaduwde wegen en geen hatelijke bordjes van ‘verboden toegang’ versperren den weg. Met uw rijwiel kunt ge langs schilderachtige kronkelwegen de heerlijkste uitstapjes maken, waarna de maaltijd in goede hotels en pensions U dubbel zal smaken. En gij, amateur-geologen, beminnaars van fauna en flora, uw terrein zij deze streek met diluviale en alluviale grondsoorten, waar de grootste verscheidenheid in dier- en plantenwereld te vinden is. Het ontbreken van tram en spoor is geen beletsel uwe tenten hier tijdelijk op te slaan, want een geregelde autobusdienst brengt U drie tot vier maal daags naar de nabije plaatsen Oldenzaal en Almelo.
Ootmarsum, waar het wereldverkeer geen invloed kon uitoefenen op volksaard en zeden, moest uit den aard der zaak blijven hechten aan voorvaderlijke gebruiken en gewoonten. Hier hoort men in 't avonddonker van den Adventstijd het melancholisch geluid van den Midwintershoorn over de velden weerklinken. Hier wenscht de burgerij in den Nieuwjaarsnacht na den klokkeslag van twaalf met den nachtwacht elkaar veel heil en zegen in een toepasselijk lied. Hier wordt 't Paaschfeest gevierd op een wijze, eenig in het land en in de dagen der Pinksterbruid deelt de landbouwer als dank voor vrijwaring van vorst en hagelslag zijn brooden aan den voet van den Zonneberg den arme uit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten