woensdag 1 april 2015
Gids voor Ommen en Omstreken (1913)
L. S.!
Dit boekje is bedoeld als gids voor hen, die kennis wenschen te maken met het schoons, dat de omgeving van Ommen hun in ruime mate aanbiedt.
Ommen, vroeger zeer afgelegen, is tegenwoordig per spoor te bereiken, vanuit Zwolle, Coevorden en Deventer, terwijl het plan, om het in verbinding te stellen met Hoogeveen, spoedig werkelijkheid zal worden.
We stappen uit aan het station van de N. O. L. S. Van Ommen heeft men dan zoo goed als niets gezien, daar het station ongeveer tien minuten gaans ten Zuiden der stad ligt. Den Stationsweg gaande zien we spoedig het bevallige torentje van de Hervormde kerk boven het geboomte oprijzen en, na de eerste huizen, de Voorbrug, te zijn gepasseerd, staan we voor de Vecht, waarover een ophaalbrug ligt. Hoewel de rivier voor het vervoer van reizigers en goederen bijna niets meer beteekent, geeft zij aan het landschap een niet geringe bekoorlijkheid, en volgen overal langs hare oevers vruchtbare wei- en bouwlanden.
Aan de overzijde der brug betreden we de eigenlijke stad. Als zoodanig bestaat Ommen sedert 1248, toen Bisschop Otto III haar met stadsrechten begiftigde. Van de grachten en wallen, die de vesting vroeger omringden, is niets meer te zien; alleen in namen als "de Burggraven" leeft de herinnering onder de bewoners voort.
Het eerste gebouw links is het tegenwoordige Stadhuis, een eenvoudig gebouw met een aardig koepeltje. Het dateert van 1828 en vervangt het oude, dat meer in het centrum gelegen was, doch geen voldoende ruimte bood. Voorbij het Stadhuis zien we een plein, waarop Dinsdags markt wordt gehouden. Het verschaft voldoende ruimte; vroeger was het nog grooter, daar toen de huizen tusschen de Markt en de Vecht nog niet bestonden. Het groote gebouw, dat het plein aan de Westzijde afsluit, is het Kantongerecht, rechts daarvan staat het Postkantoor.
Brugstraat
Nog verder de Brugstraat in komen we bij de Hervormde kerk. De gevel van het laatste huis rechts bevat een fraaie steen met opschrift, naar men zegt een uiting van concurrentie. De kerk is een eenvoudig gebouw, opgetrokken in Gothischen stijl. Aan den voorkant is een uitbouwsel, waarin de groote en kleine klok zijn opgehangen.
Ommen bevat verder een Katholieke en een Gereformeerde kerk, benevens een Synagoge. Het Noordelijk gedeelte van het oude kerkhof wordt tegenwoordig als boter- en eierenmarkt gebruikt. Verderop maakt de straat twee scherpe bochten. Bij de laatste zien we het Vrijthof, waaraan de openbare school ligt. Hier begint de Bouwstraat, waarop verschillende straatjes uitkomen, alles samengevat het Bouwende geheeten.
Het plaatsje levert overigens weinig bezienswaardigheden op, maar het is ook niet daarom, dat jaarlijks tal van vreemdelingen er een bezoek komen brengen, zij zoeken en vinden er een schoone natuur.
Vechtbrug
Laten we enkele wandelingen ondernemen.
We verlaten de stad over de Vechtbrug en slaan rechts af, we betreden de Zwolsche weg. Na enkele huizen en den molen te zijn gepasseerd, zien we voor ons een dicht bosch oprijzen. 't Is het Laarsche Bosch, dat we ingaan door het witte hek. De hoofdweg, beschaduwd door kastanjeboomen, brengt ons voor het Laar, tegenwoordig een druk bezocht pension. Het ligt op geruimen afstand van den weg, daarvan gescheiden door een grooten tuin en een gracht, waarover een steenen brug ligt.
Familiehotel ‘Het Laar’
Door zijn kloeken bouw, zijn lichte kleur, die prachtig afsteekt tegen het hooge geboomte ter weerszijden, levert het huis een schoonen aanblik op. Er achter strekt zich een gezellig wandelbosch uit. Het is grootendeels rechtlijnig aangelegd, maar door de afwisseling van hooge boomen en laag struikgewas, mist het alle stijfheid. Enkele boomen van hoogen ouderdom treft men er aan, zoo bij het schilderachtige bruggetje "de dikke eik" en nog dieper het bosch in "de dikke den". Bij deze laatste staat op 't eind van een breede sloot een eenvoudige houten gedenknaald, dragende het jaartal 1901.
Bruggetje Laarsche Bosch
Hier hebben we tevens gelegenheid onze wandeling voort te zetten. Bij den dikken den slaan we links af, we volgen een dijkje aan beide zijden begroeid met dicht struikgewas, de Giethemer Hooiweg. Spoedig verwisselen we de lage weilanden aan weerszijden tegen de hooger gelegen heidevelden en wordt het hakhout vervangen door naaldhout. Even over de spoorlijn buigt het pad linksom en we bevinden ons in een streek, die sterk aan de duinen herinnert. Heuveltjes, beplant met jonge dennen, wisselen af met diepe inzinkingen. Van deze laatste noemen we de Wolfskuil, een laagte van verscheidene meters diepte en grooten omvang, van welks rand men een schoon vergezicht geniet op de Lemelerberg, die stijl oprijst uit de lage weilanden van Giethmen. Links steekt het roode dak van Huize Henan boven de donkere dennen uit. Daarheen voert een zandweg, die uitkomt op den Hammerweg, waarlangs we Ommen weer in twintig minuten bereiken.
Een ander maal geldt ons bezoek de Besthemerberg. Deze ligt op ongeveer een half uur afstand ten Z. O. van de Stad. De Stationsweg is weer het begin van den tocht. We volgen dien over de spoorlijn, langs de villa Hei en Dennen tot de Zuivelfabriek. Daarvóór buigt links een smalle zandweg af, die we inslaan, doch spoedig betreden we een steviger pad, dat zich langs rogge akkers slingert door de buurtschap Besthmen. Hier krijgen we het doel van de wandeling in 't oog, den berg. Zacht glooiend verheft hij zich tot een hoogte van ongeveer 40 meter. Van den top overzien we het liefelijk panorama, dat zich voor onze oogen ontrolt. Over de Saksische boerenhoeven, alle verscholen tusschen loofboomen en omringd door rogge- en aardappelenvelden, zien we in de verte de torentjes van Ommen. Treffen we het, dat de rogge nog niet is gemaaid, zoodat de wind de arenzee doet golven, dan is door dien aanblik de moeite van ons klimmen reeds beloond. Naar het Zuiden verheft zich de Lemelerberg; van hier vallen duidelijk de witte plekken zand, scherp afgeteekend tegen de donkere heide, en het diepe ravijn in 't oog. Aan de achterzijde dalen we weer af. We banen ons een pad door het naaldhout, dat hier zeer dicht opeen staat en houden weldra verrast stil aan den rand van een watervlakte, het bekende meertje. Te midden van het dichte bosch, waar geen geluid ons oor treft, gaat er van de stille plas een zeldzame bekoring uit. Aan den overkant, waar de oever hooger is en ijler geboomte het uitzicht minder belemmert, heeft men het mooiste gezicht over de omgeving en meteen de gelegenheid om eenigen tijd te rusten.
Zooveel mogelijk rechts aanhoudend (naar het Westen) bereiken we na eenigen tijd een grintweg. We bevinden ons op het grondgebied van het landgoed Eerde, dat van deze plaats ongeveer een kwartier loopens verwijderd ligt. We volgen den weg links af; een dubbele rij beuken aan beide zijden bieden bij zonneschijn koele schaduw. Het kasteel ligt te midden van een uitgestrekt bosch, een breede oprijlaan leidt er naar toe. In 1380 schijnt op deze plek een kasteel gesticht te zijn, dat tweemaal geheel verwoest en herbouwd werd. In 1706 kwam het aan de familie Van Pallandt, waaraan het nog behoort. Het is een rechthoekig gebouw, omgeven door een dubbele gracht en geflankeerd door bijgebouwen. De voorgevel, bevattende het jaartal 1715, wordt bekroond door een boog, waarin éen uurwerk is geplaatst; een weinig lager vertoonen zich de wapens van den stichter en diens echtgenoote.
Kasteel ‘Eerde’
We keeren op onze schreden geheel terug en bemerken dan weldra dat de weg sterk klimt. Als we de grootste hoogte hebben bereikt, gaan we door de draaibare afsluiting van een zijpaadje en staan aan den rand van een breed en diep dal. 't Is hier de Steile Oever, naar beweerd wordt, één van de schoonste plekjes in ons vaderland. Het uitzicht is schilderachtig.
De steile over
De hooge oever, waarop we staan, is een uitlooper van den Besthemerberg, die hier met een hoogte van ongeveer 15 meter in het dal van de Regge bijna loodrecht naar beneden gaat. Aan de overzijde wordt het dal afgesloten door den Lemelerberg. Tusschen deze twee heuvels slingert de rivier zich door, terwijl zij zich in de verte in de bosschen van Eerde verliest. De enkele huisjes, weggedoken in 't groen, de groene boorden waarvan het eentonige wordt weggenomen door hier en daar een alleen staanden boom, alles gevat in een rand van donkere bosschen (aan de overzijde de bosschen van Archem) geven aan het landschap een verrassende schoonheid.
Berkenlaan Eerde
We dalen den hoofdweg af langs twee witte grenspalen, die het gebied van Eerde afsluiten. Onze weg is thans een fraaie berkenlaan, die in volle schoonheid prijkt in 't voorjaar, als de helder witte stammen getooid zijn met het fijne, lichtgroene loover. Weldra hebben we nu den weg bereikt, waar we onze wandeling aanvingen en zijn we in een half uur weer thuis.
Waar de berkenlaan ten einde loopt, hadden we linksaf kunnen gaan naar den Lemelerberg. (Het spreekt vanzelf, dat men deze niet op dezelfde wandeling kan bezoeken.) Na eenige minuten bereiken we een brug over de Regge, die aan de omringende huizen, waaronder een school, den naam van Nieuwebrug verleend. Deze plek was vroeger van meer belang dan tegenwoordig. Hier kruisten elkaar een druk bevaren rivier en een voorname weg van van het Zuiden des lands naar het Noorden. Zoo lezen we, dat bij een belegering van het kasteel Eerde in 1521 de ter verdediging opgeroepen edelen hier bijeen kwamen. Waar op korten afstand van de brug de weg een bocht maakt, slaan we rechts een zandpad in, dat ons spoedig aan den voet van den berg voert. Hier aan den Noordkant rijst hij steil uit de vlakte op, tot een hoogte van ruim 80 meter. Na een flinke klimpartij bereiken we den top, uit de verte reeds kenbaar aan den steenen paal van de Rijks Driehoeksmeting. We staan in 't eerst verbijsterd stil over het reusachtig gezichtsveld, dat we overzien. Vóór ons strekt zich de vlakte uit, waar we de torens van Ommen, Vilsteren en Dalfsen gemakkelijk onderscheiden en na eenig zoeken spoedig die van Zwolle en Hattem. Naar het Zuiden daalt de berg zeer langzaam af over een lengte van meer dan een half uur. Daar wijzen ons de fabrieksschoorsteenen de ligging van Lemelerveld, Nijverdal en Almelo. Iemand, die in de provincie Overijssel goed bekend was, schreef: "Bij stil en helder weder ziet men vandaar met het bloote oog de torens van Zutphen en het Zwolsche diep bij Genemuiden; met een telescoop of goeden kijker kan men aan de ééne zijde de schepen op de Zuiderzee zien zeilen en aan de andere de vensters in het kasteel Bentheim tellen, en de toppen van een honderdtal torens rondom zich heen onderscheiden."
Een bijzonderheid zijn de bronnen en "de groote steen". Deze laatste ligt aan de Westzijde van den berg. Hij is langwerpig van vorm, de grootste lengte is 22 voet. In de buurt van den steen liggen twee bronnen, die 's winters nooit bevriezen. Aan de Noordzijde is de oppervlakte met diepe zandkloven doorsneden, meest veroorzaakt door zware stortregens; zoo ontstond de grootste voor ongeveer 150 jaar door een wolkbreuk.
Op het Zuidelijk gedeelte van den berg, tegenover de buurtschap Lemele, wordt door de Oranjebond van Orde een gedenkteeken opgericht, voorstellende een leeuw, als herinnering van de viering van het 100-jarig bestaan van Nederlands onafhankelijkheid.
De tochtjes boven omschreven, zijn alle gemakkelijk te voet te doen. Voor hen, die zich van één of ander voertuig bedienen, valt er nog veel te zien.
Huize ‘Vilsteren’
We noemen allereerst Vilsteren, een dorpje ongeveer 5 KM. ten Westen van Ommen, aan den Zwolschen weg. Voorbij het Laarsche bosch en over de Laarbrug (over de Regge), waaraan een tol is verbonden, bereiken we spoedig de uitspanning bij Huize Vilsteren. De uitgestrekte bosschen hieronder behoorende zijn voor het publiek opengesteld. Links van den weg strekt zich het grootste bosch uit, meest beuken, waartusschen keurig onderhouden paden doorslingeren. Een warnet van kronkelpaden, omzoomd door struikgewas, vormen den doolhof. Aan den Noordrand van het bosch, waar het grenst aan de weilanden, is een punt, vanwaar men in zeven laantjes kijkt, "de zeven alleetjes". Ze loopen alle lijnrecht van ons af, op het eind van één ziet men den achterkant van het fraaie buiten.
Foto Zeven Alleetjes
Het bosch, rechts van den weg, is minder grootsch in aanleg. Toch zijn hier ook aardige plekjes. Zoo het "heremietenhuisje", opgetrokken van leem en zoden, en, meer naar het Westen de witte koepel. Deze is halfrond van vorm, helder wit gepleisterd en biedt gelegenheid om te rusten. Een dikke kastanjeboom breidt zijn takken er over uit, maar belemmert niet weinig het uitzicht op de bosschen aan de overzijde der bouwlanden, waar de toren van de R. K. kerk bovenuitsteekt en een molen, benevens het heerenhuis aardig uitkomen tegen den groenen achtergrond.
Heeft men alles in oogenschouw genomen, dan is het zeer aan te raden nog een paar kilometers verder te rijden. Waar de boomen het gezichtsveld niet beperken zien we een toren boven zwaar boomgewas uitsteken. Daar is het kasteel Rechteren. Het ligt rechts van den weg, omgeven door een breede gracht en aan weerszijden van de lage oevers een tuin. Statig verheft zich het gebouw op het eiland, waarheen een fraaie steenen brug voert. Vooral het oudste gedeelte met de sierlijke trapgevels en de hooge, ronde toren, die geheel vrij staat, maakt een grootschen indruk op den beschouwer. Na het kasteel aan de verschillende kanten te hebben bekeken, keeren we weer naar Ommen terug.
Ook aan de Oostzijde van de stad is nog veel, wat waard is bezocht te worden. Zoo Junne en Beerze, respectievelijk 5 en 8 KM. van hier verwijderd. Beide gehuchten zijn te bereiken langs den weg, die in de Voorbrug linksaf gaat. Spoedig vormt de weg een paar bochten om een afgesneden arm van de Vecht. Voor ongeveer 15 jaar is de rivier gecorrigeerd, talrijke kronkelingen zijn toen tot doode rivierarmen gemaakt. Eigenaardige veranderingen waren daarvan het gevolg. Zoo ligt het buiten vóór ons tegenwoordig aan den Zuidoever, terwijl het vroeger alleen van den Noordkant te bereiken was. Deze plek is bekend onder den naam van Zeesseroever. De enkele boerderijen, die we verder voorbij gaan, vormen het gehucht Zeesse. Dan gaat onze weg tusschen uitgestrekte dennenbosschen door, rechts loopt evenwijdig er mee de spoorlijn naar Coevorden. Het eerste station is Junne; van het gehucht zien we niets, het ligt links, geheel verscholen in de bosschen.
Eenige kilometers verder bereiken we de school van Beerze en nu zien we ook een wit hek, dat toegang geeft tot "het wilde bosch". Dit is particulier eigendom, doch het publiek heeft er vrije wandeling. Het strekt zich uit over een heuvelachtig terrein, zoodat de paden op verschillende hoogte liggen en onophoudelijk rijzen en dalen. Middenin ligt een houten villa (de Woudhoeve), waar de eigenaar en zijn familie 's zomers eenige weken vertoeven. Aan den Noordkant verheft zich "de hooge belt" stijl uit de vlakte. De wand bestaat geheel uit blinkend wit zand. Hierdoor levert de heuvel, die verder heelemaal met groen getooid is, een verrassend mooi gezicht op. Van zijn top geniet men een schoon vergezicht over de buurtschap Beerze met de uitgestrekte bouw- en weilanden, waar de Vecht met bevallige bochten doorslingert.
Junne en Beerze, evenals Vilsteren en Rechteren hebben alle stations aan de spoorlijn.
Waterpartij in het Laarsche bosch
We hebben tot dusver onze wandelingen alleen aan de Zuidzijde van de Vecht uitgestrekt en hier is de omgeving van Ommen ook het mooist. Dit neemt niet weg, dat ook aan de Noordzijde aardige plekjes zijn. Hier loopen een drietal wegen in verschillende richtingen. Naar het Noordoosten gaat een weg door Arriën, voorbij de school van Hoogengraven en de herberg de Hongerige Wolf naar Hardenberg. "De Hongerige Wolf" dankt zijn naam volgens de overlevering aan het feit, dat op deze plaats de freule van Collendoorn werd aangevallen door een Wolf, waartegen de jonker van Eerde haar met succes verdedigde.
Recht naar het Noorden gaat de van ouds bekende weg naar de Noordelijke provinciën. Deze werden beschermd tegen aanvallen uit het Zuiden door de Ommerschans, die in 1628 werd opgeworpen. In het begin van de negentiende eeuw behoorde Ommerschans tot de koloniën van weldadigheid. Nog later werd zij een straf- of bedelaarskolonie. Thans is zij als zoodanig ook niet meer in gebruik. Een breede gracht, die de hooge stammen langs haar oevers weerspiegelt en eenige gebouwen, verscholen in lommerrijk geboomte, herinneren nog aan haar vroegere beteekenis. Het is een stukje natuurschoon temidden van een eentonige dorre vlakte. Toch komt hier langzamerhand meer leven en beweging, wat de vele nieuwe boerderijen bewijzen, die overal in 't veld verspreid liggen. Een weinig Noordelijker ligt het opvoedingsgesticht "Veldzicht" in de gemeente Avereest. Talrijke nieuwe en groote gebouwen zijn hier in den laatsten tijd verrezen. In sommige wordt het boerenbedrijf uitgeoefend, andere zijn ingericht tot smederij, boekbinderij, enz. Terzijde van den weg liggen de woningen van den directeur en van de vele ambtenaars en beambten. Het een en ander zet aan deze streek een levendigheid bij, die men hier niet zou verwachten.
Ommen beeft ook een waterweg naar de Dedemsvaart. Kalm ligt het kanaal tusschen zijn oevers, die overal dicht begroeid zijn met waterplanten. De zooeven genoemde weg naar het Noorden nadert het kanaal bij de "de Rotbrink", eenige boerderijen aan weerszijden, verbonden door een draaibrug. Aan de overzijde hiervan voeren twee wegen naar het 0mmerbosch, één langs het kanaal en een ander (ook een rijwielpad) door de weilanden. Dit bosch is niet als wandelbosch bedoeld, doch de stad trekt er jaarlijks inkomsten van.
Naar het Westen loopt een weg over den dijk van de Vecht. Dit is thans nog een breede zandweg, doch zal spoedig veranderd zijn in een harde weg. Reeds in 't begin wordt ons oog getroffen door eenige kolossale linden, die den weg als met een boog overspannen. Spoedig verandert hij van richting, deze wordt meer Noordelijker. Voorbij de boerderijen van Varsen, beschaduwd door hooge populieren en eiken, komt hij weldra uit op een weg, die in de richting 0.- W. loopt. Een vreemdeling ziet aan dit breede pad weinig bijzonders, alleen toont het juist door zijn breedte en de lage ligging, dat het in de Middeleeuwen reeds als heirweg diende. 't Is de Oude Hessenweg, een deel van den weg van Holland over Zwolle naar Duitschland. Talrijke herbergen (o.a. het Zwarte Paard, tegenwoordig alleen nog een boerderij) waar zware lindeboomen schaduw boden, verschaften den reizigers gelegenheid de reis te onderbreken. Hij liep recht naar het Oosten tot hij ongeveer bij "de Hongerige Wolf" op den tegenwoordigen weg naar Hardenberg uitkwam. Later verloor de Hessenweg zijn beteekenis, de reizigers gingen vanaf Dalfsen zuidwaarts van de Vecht naar Ommen. Zelfs ontnam het Kanaal van het Oostelijk gedeelte tot aan "de Hongerige Wolf" alle beteekenis. Langen tijd lag er de weg eenzaam en verlaten, totdat hij nu in eer wordt hersteld. Hij zal namelijk een deel worden van den nieuwen weg van Ommen door Varsen en Nieuw Leuzen naar Dalfsen en verder naar Zwolle. We mogen verwachten dat Ommen, door het verbeteren van de wegen, hetgeen men in den laatsten tijd krachtig ter hand neemt, een goede toekomst tegemoet gaat.
In de voorgaande bladzijden hebben we in 't kort de schoone plekjes van Ommen's omgeving besproken. We hopen, dat vele vreemdelingen er door worden opgewekt hun vacantietijd hier door te brengen. Wie er komt om verstrooiende vermaken te vinden, hij zal stellig worden teleurgesteld, maar wie in een rustige omgeving, in een ongerepte natuur, zuiver genot zoekt, het zal hem hier in ruime mate te beurt vallen.
Kijk hier voor een originele weergave van de gids.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten