Een panorama van Twente.
Wanneer iemand op reis gaat, om een bepaalde streek van zijn eigen land of van het buitenland te bezoeken, is het zeker geen overbodigheid, ja - is het m. i. een eerste eisch, dat hij zich door het lezen van een beschrijving dier landstreek eenigszins een voorstelling verschaft van het door hem te bezoeken landschap. Hoe menigeen gaat, helaas, nog op reis, zonder ook maar het minste idee te hebben van het doel zijner tocht!
Helaas! - Zeker, want pas dàn zullen onze zintuigen (in dit geval dus vooral de oogen) zich het gemakkelijkst aanpassen aan en zullen we het meest genieten van het te aanschouwene, wanneer we er een, zij het dan ook een onvolledige, voorstelling van bezitten.
Dit belangrijk feit heeft mij dan ook doen besluiten, den gids te doen aanvangen met een eerste kennismaking met het betreffende gebied in zijn geheel, waarom ik dit hoofdstuk aanduidde met den gekozen titel.
We beschouwen Twente dus in vogelvlucht; als Westelijke grens koos ik de lijn Diepenheim-Goor-Enter-Almelo-Friezenveen-N.-O.-waarts naar de grens.
Wanneer we een grondsoortenkaart voor ons leggen, zien we, dat dit gedeelte van de provincie bijna uitsluitend bestaat uit zand- en grintgrond en wel van het z. g. n. "gemengd diluvium". In 't Westen vindt men van Diepenheim over Goor en Enter tot Almelo een nu eens smalle, dan weer breedere strook beekklei of beekbezinking langs de Regge. Ten Noorden van Almelo ligt eerst een strook moerasveen, waarop een hoogveengebied volgt. - Slechts hier en daar wordt het groote zandgebied onderbroken door smalle randjes beekbezinking langs de vele kronkelende beekjes, die Twente van 't Oosten naar 't Westen doorsnijden, want de helling van 't landschap - al is die ook gering - is naar 't Westen, zooals bijgaande doorsnede van dit deel van Overijsel duidelijk aantoont.
En hoe Twente er in vogelvlucht uitziet?
Moge de volgende schets u een antwoord op die vraag geven. Twente is een groot heideveld, dat een bezoek overwaard is en dat door veel schoons onderbroken wordt, wat uit de volgende bladzijde moge blijken. Wie dat heideveld in den zomer bezoekt, zal versteld staan van den schoonen aanblik: hoe indrukwekkend stil ligt het landschap voor hem; hoe onovertroffen mooi is door de bloeiende heidebloemekens een schijnbaar zijden, beeldig paars gekleurd kleed geschapen. Op dit fraaie tapijt steken de groene dennen zoo prachtig mooi af, terwijl een sparrenboschje, geholpen door hoogpgeschoten struikgewas, gedeeltelijk voor omzooming zorgt. En om het geheel te voltooien, vertoont een snel kronkelende beek zich als een lint van zuiver zilver.
Wie van ronddolen houdt, steke dwars de heide over, tot hij na eenige uren op een hollen zandweg komt, die hem dikwijls ter eener zijde naar één der vele en groote Twentsche bosschen voert, die door hun hooge boomen gewoonlijk al van verre de aandacht trekken, Tusschen de zeer hooge, prachtige zuilenrijen der grijze stammen welft zich een groen koepeldak hoog boven onze hoofden, waardoor de lieve zon slechts hier en daar een gouden sprank kan werpen op de oude stammen of op het groene mostapijt. Het is overheerlijk hier even te toeven op het zachte, groene mos. Dan gaat het weer verder, nu eens door kromme of rechte eiken- en beukenlanen, dan weer over kronkelpaden, die zich dikwijls in 't diepste van 't bosch verliezen. Overal treft ons het statig geboomte en den prachtigen plantengroei! Voortdurend wordt ons oor gestreeld door het uitgebreid veelstemmig zangkoor der gevederde zangers!
Wie zoo'n wandeltocht gemaakt heeft, zal met hart en ziel instemmen met 't geen onze dichter Tollens schreef, n.l.:
De velden in! Naar bosch en gaard!
't Is wel het zien en 't luistren waard!
Verjongd en frisch lacht al 't geschapen;
Geschal en zang klinkt wijd en zijd ...
Gedoold, gekruist of neergevlijd!
O, zalig, die der steden rook
Zijn leven lang in 't veld ontdook
En al haar zonden, al haar zorgen;
Die, onbenauwd door wal en muur,
In d'open tempel der natuur
Mogt danken ieder avonduur,
Mogt bidden eIken morgen!
Ook kan hij dan inzien, dat diezelfde dichter niet overdreef, toen hij op een zomerochtend uitbundig uitriep:
Ontwaakt, ontwaakt, wie slaapt en droomt!
Het goud heeft reeds de kim gezoomd;
Het licht beschildert woud en akker;
De dauwdrop glanst op bloem en kruid;
De velden in! de veeren uit!
Het schaatrend bosch is wakker.
Bovenstaande schets geeft zeker te kennen, dat een deel van Twente nog doet denken aan het landschap van voor twintig eeuwen. Het andere deel evenwel is moderner, zoodat de schrijver van de volgende aanhaling zeer juist was, toen hij zei: "Twente is de vereeniging van den ouden en den nieuwen tijd".
Bedoelde schrijver schreef n. l.: "Een merkwaardig land is Twente met zijn prachtig eikenhout en zijn uitgestrekte esschen naast op paleizen gelijkende villa's en vorstelijke parken, zijn eenzame heide en dreunende en gonzende fabrieken, de vereeniging van den ouden en den nieuwen tijd".
Zeker, dreunende en gonzende fabrieken bezit Twente en geen klein aantal ook. Het mag met recht "hèt Nederlandsche industriegebied" genoemd worden. In 't centrum ligt de moderne fabrieksstad Hengelo, terwijl Enschede den eeretitel "NederIands Manchester" draagt. Geen plaatsje in dit gebied, of het heeft zijn fabrieken en 't is interessant, te zien, hoe uit de verschillende grondstoffen de producten gefabriceerd worden.
Afbeelding: Twentsch binnenhuisje
Door afgelegenheid en gebrek aan goede verkeersmiddelen bleef de streek jaren lang onbekend voor landgenoot en vreemdeling. Door algemeene verbeteringen is dit langzamerhand beter geworden en het land, waar de hooge fabrieksschoorsteenen, hun zwarte rookpluimen uitbrakende, van een bloeiende industrie vertellen, kan zich thans in een nog voortdurend toenemende belangstelling verheugen. Twente is meer en meer één der aantrekkelijke gedeelten van ons landje geworden. Nu, de welvarende steden en dorpen met hun talrijke fabrieken, moderne winkels, flinke burgerhuizen en aardige villa's maken ook geen ongunstigen indruk, al zijn het natuurlijk geenszins luxe steden. Ze dragen alle het karakter van echte fabrieksplaatsen, Delden uitgezonderd.
En hiermede loopt dit hoofdstuk ten einde. Moge het zijn doel bereikt hebben, n. I. dat het een voorstelling heeft aangebracht van het te bezoeken gebied. Tot slot volgt dan nog een twaalfregelig vers, dat één onzer dichters op Twente maakte.
AAN TWENTE.
Vergeten oord, door slag noch strijd
Der faam gewijd
In 't grijs verleden;
Gewest,
Waar 't oud Gemeenebest (= de Republiek)
Te schaars den blik op hield gevest
Hoe schoon is, Twente! uw krachtig heden !
Al deelt ge ook in de weelde niet.
Die stroom of zee uw zustren biedt,
Die Salland streelt en Vollenhoven,
Van welvaart krimpt uw bruin verschiet:
Uw hof gaat vast uw hei te boven!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten