ACHTERGRONDINFORMATIE
De Geïllustreerde Gids Noordwesthoek van Overijssel, met de op de titelpagina vermelde titel Een bezoek aan den Noordwesthoek van Overijssel. Gids voor de plaatsen Zwolle met het nabijgelegen Hattem, Kampen, het eiland Urk, Hasselt, Zwartsluis, Genemuiden, Vollenhove en Blokzijl, naar betrouwbare bronnen bewerkt door L. was een van de deeltjes uit de serie Morks Nederlandsche reisgiden, die door uitgeverij Morks tussen 1910 en 1915 werden uitgegeven. De auteur, die zich L. noemt, zou Adriaan Loosjes (Blokzijl 1883-1949) kunnen zijn (zeker is dit niet), die vele publicaties op zijn naam heeft staan en ook redacteur was van het geïllustreerde weekblad Buiten, waarin hij als Mr. A. Loosjes artikelen schreef over onder meer buitenplaatsen en landgoederen.
In de gids, die uitkwam in 1912, wordt regelmatig geschreven over een binnenkort aan te leggen stoomtramlijn van Zwolle, over Hasselt, Zwartsluis en Vollenhove naar Blokzijl. Deze lijn werd inderdaad in 1914 geopend.
L. S.
Waar wij ons voorstellen door dit boeksken ten gids te dienen voor degenen die Overijssels Noordwesthoek willen leeren kennen door eigen aanschouwing, willen we beginnen met mede te deelen dat dit bezoek gevoegelijk in een vijftal dagen kan geschieden, den tijd aldus verdeelende :
1e dag: aankomst te Zwolle voormiddags omstreeks elf ure, bezichtiging van de stad en rijtoer naar den Sint Agnietenberg. 2e dag: voormiddags naar Hattem en bezoek aan het Katerveer en het Nieuwe Werk aan den IJssel, 's namiddags naar Kampen.
3e dag. Voormiddags naar Urk en terug op Kampen, daarna op Zwolle.
4e dag. 's Morgens te 7 ure naar Hasselt, Zwartsluis en Genemuiden, 's avonds terug naar Zwartsluis.
5e dag. Per fiets of met rijtuig naar Vollenhove, en vandaar per rijtuig als anderzins naar Blokzijl, van waar men 's avonds met de stoomboot naar Steenwijk en vandaar met de trein naar zijn verblijfplaats kan vertrekken.
Bijzonderheden van de reis zullen we bij de plaatsen zelve vermelden.
De Provincie Overijssel.
Dit deel van ons goede Nederland behoort niet, zooals b.v. Gelderland, tot de door touristen drukst bezochte gedeelten van ons vaderland. Toch is het in vele opzichten niet van belang ontbloot, en evenmin moeilijk te bereiken. Sporen en stoombooten maken een bezoek zeer gemakkelijk en men gaat nog immer voort, de reisgelegenheden te vermeerderen. Van de hoofdplaats Zwolle, en van eenige der meest belangrijke plaatsen in Overijssel bestaan reeds afzonderlijke boekjes die deze plaatsen beschrijven, maar vele der steden van den derden rang - daarom evenwel niet minder aanspraak hebbende op eene bekendmaking in wijderen kring - wachten nog altijd op een "gids" voor den bezoeker. Daarom besloot de uitgever van dit boekske, die er zich op toelegt, ons land meer districtsgewijze te doen beschrijven - men zie de aankondiging zijner uitgaven op dit gebied achter op den omslag - aan die serie thans toe te voegen een
Gids voor den Noordwesthoek van OverijsseI en Hattem.
De laatstgenoemde plaats wordt opgenomen om hare nabijheid van Zwolle, met welke stad zij een druk verkeer onderhoudt. In dit werkje vindt men, wel in 't kort, daarom toch voor een vluchtigen bezoeker volledig genoeg, beschreven de plaatsen Zwolle, Hattem, Kampen, het eiland Urk, Hasselt, Zwartsluis, Genemuiden, Vollenhove en Blokzijl. Moge het waar zijn dat eenige dezer plaatsen bijvoorbeeld voor Hollanders minder belang hebben, zij leveren toch producten op het gebied der nijverheid of der voeding, die hun weg door het geheele land vinden. Men denke slechts aan de biezen matten, die in de boerenwoningen en zelfs in vele burgerwoonhuizen op het land gereeden aftrek vinden; aan de Zwolsche en Kamper boter; aan de voortbrengselen der Zuiderzee, de ansjovis, bokking en haring, die een zoo gewilde lekkernij vormen voor de burger- en werkmansklasse. Ook zullen de beminnaren van oude Hollandsche bouwkunst nog wel iets van hun gading vinden in de opgenoemde plaatsen.
De provincie 0verijsseI wordt begrensd ten N. door Friesland en Drenthe, ten O. door Duitschland, (Hannover en Pruissen), ten W. door de Zuiderzee en Gelderland, ten Z. door Gelderland. Haar grootte bedraagt 334.492 HA. waarvan 30.7 pct. woeste gronden, 4.2 pct. water en moeras en 5 pct. bosschen. In 't westen, langs den IJssel, vindt men vruchtbare landen, naar het Noorden overgaande in waterrijke veengronden; in 't Oosten hoogveen en diluviale zandheuvels, in het midden een breeden zandrug, die bij veel arbeids den landbouwer nog maar een matig gewas en daardoor een schraal bestaan oplevert. Om die reden moet de nijverheid te hulp komen om voor velen een dragelijk bestaan mogelijk te maken en het is voor de bevolking van Twenthe een zegen te achten dat energieke mannen er fabrieken hebben gesticht, die thans aan duizenden arbeid en brood verschaffen.
Het gewest behoorde van de 10e tot de 15e eeuw onder het sticht van Utrecht, en werd Oversticht geheeten. In 1086 kwam het graafschap "Islagouwe" of de Beneden-IJssel door keizerlijke giftbrieven aan de Utrechtsche kerkvoogden. De veelvuldige oorlogen dezer prelaten hadden hun invloed ook op Overijssel; desniettegenstaande namen de drie voornaamste plaatsen, Kampen, Zwolle en Deventer, snel in bloei en aanzien toe. In 1528 onderwierp zich het gewest, tegelijk met het Nedersticht aan Keizer Karel V; in 1579 voegde het zich bij de Unie van Utrecht. Van 1672 tot 1674 voerde de Bisschop van Munster er den schepter, doch het gewest werd daarna weer als een deel der Zeven Provinciën aangenomen, hoewel Holland er bij de Vergadering der Algemeene Staten op aandrong, de provincie, die zich zonder noemenswaardigen tegenstand aan den vijand had overgegeven, voortaan als een overwonnen gewest te beschouwen.
Het is hoofdzakelijk aan den invloed des Stadhouders Willem III te danken dat Overijssel als lid der Unie werd aangenomen. Na het stadhouderloos bewind voegde het zich (in 1747) onder Prins Willem IV; in 1787 deed het ijverig met de Patriotten mee, doch bij de nadering der Pruisische legerscharen werd het weer spoedig Prinsgezind.
Van vroege tijden af was Overijssel verdeeld in 3 kwartieren, n.l. 1e. Salland (= land der Saliërs) langs IJssel en Zwartewater ; 2e. Twenthe in het midden der provincie; 3e. Vollenhove, aan de zeekust.
Onder de Fransche overheersching was O. verdeeld in 3 arrondissementen, als Deventer, Zwolle en Almelo, maar van 24 November 1815 af gold weer de oude landsindeeling, alleen met dit onderscheid dat het vroegere hoogschoutambt Hasselt in plaats van onder Salland, onder Vollenhove werd gebracht.
De voornaamste waterwegen vormen de IJsseI en het Zwartewater; de eerste mondt voorbij Kampen uit in de Zuiderzee en het laatste doet dit door het Zwolsche diep bij Genemuiden.
De bevolking dezer provincie is in hoofdzaak van Saksische afkomst. Omstreeks het midden der 7de eeuw vond het Christendom onder hen ingang: als ijverige bevorderaars daarvan in deze streken moeten vooral genoemd worden Lebuinus en MarceIIinus. Door hunne bemoeiingen, gesteund door Utrechts bisschop Gregorius, werden Deventer, Oldenzaal en Heemse middelpunten, van waaruit de Christelijke leer zich over het gewest verbreidde, maar het is inzonderheid aan Keizer Karel den Groote te danken dat eindelijk de tegenstand der aanhangers van het Heidendom voor goed gebroken werd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten