HATTEM.
Hattem is een oude plaats: dat kan men trouwens wel zien wanneer men door de straten wandelt, want heel veel moderns op het gebied der bouwkunst vindt men er niet, maar vele huizen enz. herinneren ons aan vroegere eeuwen. Het heette vroeger Hatto-heim of Hatheim, wat langzamerhand tot Hattem is verbasterd. Reeds in de 10e eeuw was Hatheim bekend. 't Ligt dan ook op een plek op de grens der provincie Gelderland, vroeger hertogdom Gelre en dicht bij de rivier de IJssel, die de natuurlijke grens van Overijssel vormt en veel verkeer teweeg bracht. Het bezat reeds vroeg gemeenschap met deze provincie door het veer, thans nog als Katerveer bekend. Het had dat veer zelfs in bezit, tenminste de Gelderschen veroverden het in 1522 op die van Zwolle en onder de vele dingen die Karel V als heer dezer landen te doen had, behoorde ook een einde te maken aan die immer opnieuw opkomende twisten tusschen Gelderland en het Oversticht en 't was in 1528 dat hij in zijn verdrag met hertog Karel van Gelder ook de bepaling deed opnemen dat het "Coter- of Caterveer" aan de stad Zwolle zou behooren. Nadat Karel in 1543 al de Nederlanden onder zijn schepter vereenigd had, bevestigde hij opnieuw de rechten van Zwolle op het veer (1545).
Gaat men van Zwolle over dit veer naar Hattem, dan moet men den z.g.n. Gelderschen dijk volgen tot aan de Dijkpoort, een fraai bouwwerk, tot welks restauratie het Rijk in 1909 een som van f 3500.- toestond. Van hieruit is men spoedig op het MarktpIein, het centrum der stad. Op den hoek van de Kruisstraat staat het Stadhuis, dat met zijn aardige gevels op den beschouwer een aangenamen indruk maakt. In den voorgevel staat het jaartal 1770, en daar boven het stedelijk wapen: een schild van azuur met een klimmenden leeuw, een zespuntige ster onder den staart; de ster gekroond met een hertogelijke kroon. In de buurt bevindt zich de Hervormde Kerk met toren, een gebouw voor een gedeelte uit de 13de eeuw, en gedeeltelijk van lateren tijd. In de laatste jaren zijn vele herstellingen en verbeteringen aangebracht naar de plannen van den bekenden bouwkundige Cuypers. Dicht bij de kerk is het Post- en Telegraafkantoor, benevens de woning des burgemeesters, Baron van Heemstra, te vinden. Ook op een nieuwe en zeer nette Gereformeerde Kerk mag de stad roemen.
Het is evenwel niet om de stad zelve dat Hattem vele vreemdelingen trekt en als zomerverblijf voor vele familiën uit Zwolle gezocht wordt, maar om haar fraaie omstreken en zuivere lucht. De stad ligt op slechts kleinen afstand van den IJssel, van welke rivier zij door een breede strook vlak land gescheiden is, dat de Hoenwaard heet, maar in haar onmidellijke nabijheid liggen uitgestrekte bosschen, vooral van denneboomen, die gelegenheid tot heerlijke wandelingen en, door de overal verrijzende villa's daartusschen in, ook tot woning bieden.
Maar, eer wij verder in bijzonderheden afdalen, willen wij eerst iets mededeelen omtrent de geschiedenis der plaats. In oude tijden werd de naam Godsberg (in 't Latijn Mont Dei) gebruikt ter aanduiding van de plaats. Aan dezen naam, ook wel Gaedsberg geschreven, herinnert de Gaasberg, een heuvel ten Westen der stad gelegen, waarin men bij in 1893 gedane opgravingen de bewijzen vond dat op die plek eene oude parochiekerk heeft gestaan; ook vond men er de grondslagen van een gebouw van lateren datum, de Sint-Anthoniuskapel, behoorende bij het St. Anthoniusgasthuis zijnde eene stichting uit de eerste hellt der 15de eeuw, welke opgeheven werd in 1723.
Het kasteel van Hattem, om zijn zware muren bekend onder den naam "Dikke Tinne", werd in 1404 gebouwd door Reinald I, hertog van Gelder. De plek waar het kasteel, dat in 1777 afgebroken werd, stond, heet thans nog het Tinnegat.
In 1505 nam Filips van Oostenrijk Hattem bij verrassing in; bleef er evenwel niet lang meester, want zes jaren later heroverde hertog Karel het, die daarop de stad aan 't versterken ging, doch niet verhinderen kon dat zij, hoewel na hardnekkige verdediging, in 1528 ingenomen werd door Floris van Egmond en Jurriën Schenk. Hertog Karel, op nieuw meester geworden, versterkte in 1532 de stad opnieuw.
In den Spaanschen tijd hield Hattem de zijde der Staatschen en toen de drost Lodewijk van Montfoort verraderlijk Spaansch krijgsvolk toeliet in de stad, wist de burgerij de Spanjolen er weer uit te werpen; zij leverde den verrader met zijn zoon aan de bevoegde macht uit, die hen, naar de gewoonte dier tijden, deed onthoofden en vierendeelen. Nog menigmaal poogden de Spanjaarden vasten voet in de stad te krijgen: aan een dier pogingen knoopt zich een overlevering vast, die wij bij de beschrijving van het landgoed Molecaten zullen mededeelen.
In 1672 werd Hattem belegerd door den bisschop van Munster, welke belegering veel schade toebracht aan de vestingmuren. Hij nam de stad wel in maar moest in het volgende jaar weer den aftocht blazen. Als een herinnering aan dat gelukkig feit, beitelde men in een steen in de Hoenwaardsche poort de navolgende regels:
Der Francen overmoed
Heeft alles omgevroet,
Casteel en poort en muer
Door 't sweevelachtig vuer.
Maer d' Oppervooght van al
Versterck' dees stadt en wal.
De steen is na het sloopen van de poort overgebracht in den voorgevel van een huis op de Markt.
Toch vierde men ruim een eeuw later weer met de “Francen" feest en huldigde men hunne beginselen op regeeringsgebied. De Patriotten roerden zich nog al in 1786 en wilden van den Prins maar niet weten. Toen nu de Staten van Gelderland eenig krijgsvolk onder Generaal van Spengler zonden om de rust te herstellen, deden de Hattemers een beroep op de hulp hunner gelijkdenkende broeders in de naburige plaatsen, met dit gevolg dat uit Zwolle, Wijhe en Kampen een 500 man uit de vrijcorpsen naar de bedreigde stad werden gezonden, voorzien zelfs van geschut, doch dezen konden de soldaten van Van Spengler niet keeren en Hattem moest het hoofd in den schoot leggen. Daar de "verdedigers" der stad door eene overhaaste vlucht den "vijand" vrij spel lieten, werd er door de soldaten nog al wat geplunderd, maar gelukkig geene menschenlevens op het "altaar des vaderlands" geofferd. Onder de vluchtelingen was ook de vermaarde advocaat H. W. Daendels, Hattemer van geboorte, die als aanvoerder der weerstrevigen, bij sententie van het hof van Gelderland van het burgerrecht vervallen verklaard en tot "eeuwigdurende" verbanning werd veroordeeld. Dit vonnis heeft echter zijne latere benoeming tot Gouverneur-Generaal van Ned.-Indië niet verhinderd. Maar toen waren de toestanden ook weer veranderd. Gelukkig dat heden ten dage de inwoners van hetzelfde land nog wel eens onderling ruzie kunnen hebben, maar althans met geen soldaten en geschut meer op elkander lostrekken.
Hield men in vroegere tijden de toegangen tot zijn woonplaats zooveel mogelijk voor anderen gesloten, heden is men er op uit om dien toegang zoo wijd mogelijk open te zetten of m. a. w. de middelen van verkeer te doen toenemen. Behalve de reeds bestaande verbindingswegen van Hattem met het groote spoorwegnet des lands, en ook met haar genabuurde plaatsen door de tram, is de Kon. Ned. Locaalspoorweg-maatschappij te Apeldoorn bezig een lijn aan te leggen van Hattem naar Kampen. Ook is er des zomers van Zwolle uit nog een aardige gelegenheid om naar Hattem te gaan, n.l. per tram en stoombootje gecombineerd en wel voor den prijs van vijftien cents de enkele reis. Men stapt in Zwolle op de Groote Markt op de tram, vraagt een kaartje naar Hattem, rijdt tot aan 't Katerveer, waar de stoomboot "Paul Krüger" klaar ligt om de reizigers over den IJssel te brengen naar Hattem. Ten dienste van hen die ook eens een kijkje van eenigszins langeren duur in de stad willen nemen, geven we hier nog eene nadere beschrijving van het kerkgebouw der Ned. Hervormde Gemeente.
Dat deze kerk onder de fraaiste en indrukwekkendste kerkgebouwen moet gerekend worden, ware alleen reeds te bewijzen uit het feit dat onze beroemde kerkschilder Bosboom een aquarel van haar gemaakt heeft. Het is een gebouw van zeer hoogen ouderdom; men wil zelfs dat het onderste gedeelte van den toren, zijnde uit tufsteen vervaardigd, meer dan acht eeuwen oud is. Het moet aan den ijver van den Hattemschen archivaris Hoefer gedankt worden dat de restauratie van dit oude gebouw met kracht en beleid is tot stand gebracht. Deze heer heeft de kerk en den toren grondig onderzocht en beschreven, en zoo weten wij dat op het tufsteenen ondergedeelte van den toren een baksteenen stuk is opgetrokken in de 14de eeuw, dat de oudste klok dateert van 1455; dat er in de kerk en tegen den toren aan nog sporen te zien zijn van het dak van het Romaansche kerkje, dat op deze plek tusschen de jaren 1000 en 1100 moet gebouwd zijn. In het kerkgebouw zelf is het zichtbaar dat telkens naar de opvatting van de verschillende tijdperken waarin aan de kerk is gebouwd of verbouwd, de hand des bouwers heeft gewerkt. Zoo werd het jongste gedeelte, het hoofdkoor in de zuidelijke kapel, gebouwd na den brand van 1425, terwijl het oudste gedeelte dagteekent uit de 14de eeuw. Het orgel moet ook al zeer oud zijn daar er een "aanstelling" van een organist is gevonden uit 1423. De kast is van 1677, in dat jaar werd het orgel goed nagezien en voor zoover noodig hersteld, hetgeen blijkt uit de versregels die op de kast voorkomen:
Door Godts Lof uit te meten
Was ik soo heesch gekreten,
Dat mijne keel schier stom
In hoogen ouderdom
Nauwlijcks geluit kon geven:
Tot dat het jaar van zeven
En seventigh die quaal
Genas en d' suivere taal
(Die 'k nu na maat en regel
Door d' Orgelkonst van Slegel
Hier spreke:) weder schonck.
Gemeent', nu ben ik jonck :
Psalmsingt met mij den Heer,
En geeft ook roem aan hem,
Die mijn oudt Lichaam weer
Inblies soo'n nieuwe stem.
Nog leest men beneden op de orgelkast:
Met mont-gebeen, Noch Sangh alleen
Is Godt tevreen. 't Geen 't herte singht
Door d' wolken dringht
Wij noemden straks de Hoenwaardsche poort, zoo geheeten naar de Hoenwaard of Homoet, zijnde een uiterwaard langs den IJssel, ongeveer 300 H.A. groot, welke in 1401 aan de overheid der stad gschonken werd door Willem, hertog van Gelre, graaf van Zutphen, met de bepaling dat zij verdeeld zou worden in wharen of scharen, gevestigd op de huizen der binnen de stad wonende burgers. Over die bepaling is in den loop der tijden nog al eens wat te doen geweest; thans berust de verdeeling der scharen bij eene Commissie van Administratie, onder voorzitterschap van den burgemeester. De grasverpachtingen brengen ruim f 6000.- per jaar op en de totaal ontvangsten loopen over de 20 mille. Als men van Zwolle over het Kleine Veer naar Hattem gaat, passeert men de Hoenwaard, die als weidegrond aan eene menigte van runderen voedsel verschaft en dan een echt gezellig landelijk tafereel aanbiedt, vooral als op een vroegen zomermorgen, terwijl de zon nog maar even boven de kim is gerezen, de dauw aan 't optrekken is en de melkers en melksters in de weer zijn om de volle uiers te ledigen.
Hattem is ruim 1200 Hectaren groot en telt bijna 3600 inwoners. In 1820 was dit getal nog maar 2000 en twintig jaren later 2430: er was dus ook toen al vooruitgang op dit gebied, en deze heeft zich steeds gehandhaafd, bijzonder in de laatste jaren. In 1904 bijv. telde de plaats nog maar 3250 bewoners; de gemeenteraad is er dan ook op bedacht de stad geleidelijk uitbreiding te geven, inzonderheid dáár waar het hooge boschachtige terrein gezonde lucht voor de bewoners aanbiedt. Dit terrein is gelegen in de nabijheid van het omstreeks 150 H.A. groote landgoed genaamd "Flip Hul", op ongeveer 25 minuten afstands van Hattem, aan den grintweg Hattem-Apeldoorn; dit landgoed is in October 1911, bij openbare verkoop, in hoofdzaak overgegaan in het bezit van de heeren C. J. van Tienhoven te Bloemendaal en Mr. P. O. van Tienhoven te Heemstede. Wandelende is het te bereiken als men van het station der Locaalspoor Willem III de stadslaan volgt, langs het heerenhuis "Beek-en-Berg" en de uitspanning Dennenheuvel (van den heer H. F. Schenk Sr.) steeds in opwaartsche richting voortgaande.
Het station van de N. Centraalspoor ligt op een half uur afstands van de stad. Als men den Stationsweg afloopt die naar de stad voert, komt men den straks genoemden Gaasberg voorbij, liggende in de nabijheid van de Wade, een water dat door velen gehouden wordt voor het overblijfsel van een ouden tak van den IJssel.
Als woonplaats onderging Hattem in 1907 een belangrijke verbetering door de oprichting eener gasfabriek, die vooral de straatverlichting aanmerkelijk verbeterde. Onder de middelen van bestaan treden het meest naar voren landbouw, veeteelt, boomkweekerij, steenbakkerij, maar in de laatste acht jaren is ook op industrieel gebied vooruitgang te bespeuren. Zoo werd in 1903 opgericht een filiaal van de N. V. Textiel-industrie-Maatschappij, gevestigd te Apeldoorn; in 1909 een Emaillefabriek van de firma A. en M. Levy te Amsterdam; ook vindt men op 20 minuten afstand van de stad een cementwaren- en terrazzofabriek, genaamd de Hezenberg, die niet alleen allerlei terrazzowerken levert, maar ook putten, trottoirtegels, riolen en buizen, uitsluitend vervaardigd van Dijckerhoff-cement, alle welke fabrieken aan tal van arbeiders en arbeidsters werk en brood verschaffen. Het directie-kantoor van laatstgenoemde fabriek is te Zwolle gevestigd.
Nog vindt men in de nabijheid van Hattem, maar onder de aangrenzende gemeente Wapenveld behoorend, de Berghuizer Papierfabriek van de N. V. voorheen B. Cramer, die den 12en Augustus 1911 haar tweede eeuwfeest mocht herdenken, en iets verder in de nabijheid van de terreinen, vroeger behoord hebbende tot en nog steeds den naam dragende van het klooster HuIsbergen, eene inrichting tot het bereiden van zuigelingenmelk, opgericht door den heer D. H. Koker.
Beide fabrieken liggen aan het riviertje de Grift, dat hare verlenging vindt in het Apeldoorn-Dierensche kanaal. De natuur is ook hier, als in de gansche boschrijke omgeving van Hattem, door heidevelden afgewisseld, schoon en liefelijk.
De kroon spant echter in dit opzicht
het bekende landgoed Molecaten,
een oude havezathe, niet in deze buurt, maar slechts op een kwartier afstand van de stad gelegen. Vanaf het station van den locaal-spoorweg moeten we rechts afslaan om er te komen. Elk Hattemsch kind kan U den te volgen weg aanduiden. Uit eene korte beschrijving van het goed, in 1910 door den eigenaar ter hand gesteld aan eenige bezoekers, nemen wij de volgende historische mededeelingen over.
"Joachim van Keppel tot Molecaten, Scholtus van Hattem, gehuwd met Johanna de Canter en overleden in 1632, is de eerste drager van den naam Molecaten. Onder zijn zoon Johan, Scholtus van Hattem, begint het landgoed zich uit te breiden, mede door aankoop van de in 1597 gestichte papiermolens, terwijl de Trijsselbergh reeds in zijn bezit was. Na den dood van Johan van Keppel in 1677 werd diens weduwe beleend met: Het huis ende de hofstad Muelecaten, twee pampiermolens, één coornmeule enz. Haar kleindochter Anna Wilhelmina Cecilia huwde met Robert v. Heeckeren, Heer van Enghuizen en Barlham. De zoon van dezen, Evert van Heeckeren, Heer van Nettelhorst, wordt als erfgenaam van zijn oom, Johan van Welevelde - een halfbroer van zijne moeder - in 1718 met Molecaten be[eend.
Het kasteel Molecaten, dateerende uit de 17e eeuw, was rijk versierd met Bentheimer steen en werd in het begin der 19e eeuw herbouwd. De sluitsteenen boven de bandeuren, voorzijde boerderij, en de leeuwen bij het begin van den vijver zijn nog van het kasteel en de poort afkomstig". Het landgoed is groot 200 H.A., waaronder ruim 53 H.A. dennenbosch, 4 H.A. opgaand loofhout en 60 H.A. hakhout. De eigenaar heeft sinds 1908 de behartiging van den bosch- en landbouw toevertrouwd aan de Nederl. Heidemaatschappij, die in de exploitatie van het landgoed nog al verandering heeft aangebracht, doch er tevens op bedacht is, de mooiste punten niet in haar schoon aan te tasten, integendeel, oordeelkundig te verfraaien. De oudste dennenbosschen vindt men op den z.g.n. Trijsenberg, door den volksmond meest - en juister! - uitgesproken als Triezelenberg: de naam toch is blijkbaar afkomstig van "berg bij den lJssel" of Ter - IJsselenberg. Deze vormt den hoogsten top in het bij Molecaten behoorende bosch, waarin de wandeling tegenwoordig alleen vergund is, wanneer men in de uitspanning aan den voet des bergs of liever bij den ingang van het goed, zich van een vergunningsbewijs heeft voorzien. Deze maatregel is genomen om dezulken te weren waarvan men beschadiging van het hout of de bouwlanden vermoedt, want er wordt soms door onachtzaamheid of euvelmoed veel op openbare wandelplaatsen beschadigd, waaraan het te wijten is dat menige fraaie buitenplaats, zoo hier als op vele andere plaatsen in ons land, niet meer voor het publiek toegankelijk is. En er zijn toch zoovele bekoorlijke plekjes op Molecaten. Eerstens willen wij den bezoeker wijzen op het watervalletje, dat, op de genoemde uitspanning (gepacht door den eigenaar Van Dennenheuvel, die in Hattem ook een hotel heeft,) een korenmolen in beweging brengt, verborgen in een witgepleisterd huisje. In vroegere tijden stond hier een papiermolen, die onder de oudsten op de Veluwe mag gerekend worden. Misschien heeft deze molen, vereenigd met het oude woord cathe wat zooveel als hut beteekent, en waarvan de benaming Katerveer afkomstig is, wel den oorsprong aan den naam Molecaten gegeven.
Op het ruime veld voor de uitspanning staan vele met riet gedekte koepeltjes, stoelen en tafeltjes, die tot rusten en genieten noodigen. Maar er zijn voor kinderen ook ter verpoozing en uitspanning voorhanden schommels, hobbelpaarden, wipplank, enz. Een middag of zelfs een geheelen dag door te brengen op Molecaten is voor de jeugd dan ook een begeerlijke zaak, waarvan in de vacantie ruim gebruik wordt gemaakt. Maar ook door dezulken die niet meer met den naam van kinderen kunnen aangeduid worden, en wel van beiderlei geslacht, wordt met veel geestdrift gebruik gemaakt van de gelegenheden die Molecaten en de in de nabijheid liggende uitspanning Dennenheuvel bieden, in 't bijzonder op Hemelvaartsdag, 2de Paasch- en 2de Pinksterdag. Dan is 't er soms zoo vol dat slechts met veel moeite en na lang wachten zitplaatsen of consumptie kunnen worden verkregen. En dat niet door lakschheid van degenen die met de verschaffing van een en ander belast zijn, want de bediening laat niets te wenschen over.
Verzuim vooral niet als ge eenmaal in het bosch zijt aangekomen, de Belvedère (een uitzichttoren op den hoogsten heuveltop aangebracht door de vereeniging Hatto-heim) te bezoeken. De torens van Elburg, van Kampen, van Hasselt en Zwolle vertoonen zich aan ons oog; die van Hattem natuurlijk ook met de omgeving, terwijl de IJssel zich als een zilveren lint door het landschap slingert, ja zelfs de Zuiderzee valt, bij eenigzins helder weer, nog binnen het bereik van onzen blik.
Zijn we in staat langer dan een dag in Hattems omgeving te vertoeven, dan kunnen we op Dennenheuvel tegenwoordig ook logies en pension bekomen, en onze wandelingen wat verder uitstrekken, dan tot de naaste omgeving. Nog op een eigenaardig gebouw in de buurt van de uitspanning Molecaten moeten we den bezoeker opmerkzaam maken en wel op het z.g.n. “Olde Spiekertien" in welks nabijheid zich een kleine, vierkante hooge kamp bevindt, die door met struikgewas begroeide wallen van het omringende landschap is afgesloten en den eigenaardigen naam draagt van het Spaansche Kerkhof of de Spaansche graven. De naam van deze plek herinnert ons aan den tijd der overheersching onzer gewesten door de Spanjaarden. Het was evenwel, naar luid der overlevering, reeds op een tijdstip dat die overheersching gebroken en zelfs haar officieel einde in 't verschiet begon te komen dat een afdeeling Spaansch krijgsvolk de stad Hattem wilde innemen en zich daartoe in de bosschen rondom de stad had gelegerd. Fier sloeg de oude heer van Molecaten, tevens Scholtus van Hattem, den eisch tot overgave van zijn erfslot en de aan zijn zorg toevertrouwde stad af, hopende dat de Prins hem hulp tot ontzet zal doen toekomen. Na een tweetal weken daagt die hulp op en wel in den persoon van 's barons eigen zoon, die in het leger diende, vergezeld van een aantal soldaten, die de Spanjaards bij nacht in hun kamp overvallen en, na korten doch hevigen strijd overwinnen. De plek waar dit gevecht plaats vond en dus ook de dooden wel begraven zullen zijn, draagt sinds dien tijd den bovengenoemden naam. WIJ moeten er evenwel bijvoegen dat gedane opgravingen op deze plek geene bijzonderheden aan het licht hebben gebracht, die het verhaal bevestigen, dat daarom nog met geheel verdichting behoeft te zijn. Overvloedige oogsten, die nu rustiger jaar op jaar konden gedijen en binnen gehaald worden, bewoog den heer van Molecaten tot het bouwen van een nieuwe voorraadschuur of bergplaats, die in de buurt van het Spaansche kerkhof werd gebouwd. Zulk een bergplaats werd een "spijker" genoemd, een woord dat is afgeleid van het latijnsche spicarium, dat de beteekenis heeft van een bergplaats voor koren. In Gelderland, vooral in de omstreken van Arnhem, komt deze benaming veelvuldig voor; men verstaat er ook wel eens een buitenwoning onder. De bouwheer bracht boven de deur van het spijker een ronde lichtopening aan en kon daar met voldoening de spreuk om heen laten beitelen: "Die sait, die mait. Anno 1643".
Geen opmerkingen:
Een reactie posten