Geheel door het Ambt Vollenhove omgeven ligt de zelfstandige gemeente
BLOKZIJL,
ongeveer een uur gaans van Vollenhove, met een zeer goede haven aan de Zuiderzee, met vuurtoren in de zee en een schutsluis bij de stad, over welker verbetering thans nog onderhandelingen gaande zijn met Ged. Staten van Overijssel. Er bestaat eene goede verbinding per stoomboot met het nabijgelegen Steenwijk, zoodat men over deze aan den spoorweg gelegen plaats het best de reis naar Blokzijl maken of dit verlaten kan. Wanneer binnen niet al te langen tijd dit kleine maar nette stadje door den spoorweg in gemakkelijke verbinding is gebracht met de stad Zwolle, zal een bezoek er aan met meer comfort kunnen geschieden. En die gelegenheid zal reizigers en toeristenbezoek doen toenemen, terwijl de welvaart er bij winnen zal. Niet om de grootte noch om de groot- of grootschheid zal men Blokzijl behoeven te gaan zien: het is misschien de kleinste gemeente van ons land, nauwelijks 16 Hectaren groot, maar er worden pogingen aangewend het gebied der stad te vergrooten door er de noordelijk gelegen buurtschap Baarlo, thans tot Ambt Vollenhove behoorende, bij te voegen.
Het stadje telt thans een 1500 inwoners, die voor 't grootste gedeelte hun bestaan vinden in matten en biezenvlechting, ook houthandel met daaraan verbonden werkzaamheden en vischvangst. De plaats is zeer geregeld gebouwd en heeft haar ontstaan te danken aan de zijl (meest uitgesproken als ziel) of sluis, die den afvoer van het water der Steenwijker A (of Diep) naar de Zuiderzee moet regelen.
Nu vertelt de volksmond dat eertijds bij de sluis of zijl een man woonde, die "Block" heette en dat naar dezen de plaats Blokzijl genoemd werd, doch hoewel er wel voorbeelden zijn bij te brengen dat zoo iets mogelijk is (in Zwolle b.v.b. werd en wordt nog de kleine sluis, die de Nieuwe Vecht met de Wetering verbindt, Mennistesluisje geheeten naar een sluiswachter die van het Doopsgezinde geloof was), zoo wordt toch met meer grond door de wetenschappelijke onderzoekers aangenomen dat Blokzijl niet anders beteekent dan houten sluis. In deze beteekenis komt het woord zelfs meer voor in onze noordelijke gewesten.
Reeds in 1571 komt in oude stukken de naam "Bluckzijl" voor en in dien tijd omgaven nog aarden wallen de stad, die, hoe klein zij dan ook wezen mocht, nochtans belangrijk genoeg werd geacht om ze te doen versterken en in een staat te brengen dat zij zich tegen den vijand kon verweren. Aan de Noord-, Zuid- en Oostzijde had het een poort, die den vrijen toegang kon afsluiten. Den 3en Januari 1581 ontscheepte Diederik Sonoy, door de Staten van Noord-Holland naar Overijssel gezonden om hulp te verleenen aan het door de Spanjaarden belegerde Steenwijk, aan de Groote Zijl zijne soldaten en legde daar de grondslagen voor de schans. Niettegenstaande of misschien juister door den oorlog ging Blokzijl gestadig vooruit en in Januari 1590 gaf Prins Manrits aan de afgevaardigden der BlokzijIer schans, die jaarlijks verkozen werden, de bevoegdheid om administratief en besturend op te treden en verleende hun een zegel of wapen, te weten "een zilveren schild, het hoofd azuur, een gouden blok en een zwarte zijl." In 1609 ontving de schans van Prins Maurits het recht een waag daar te stellen, en zóó ontbrak er maar weinig meer om de oorspronkelijke vestiging van woningen en pakhuizen, die slechts van belang waren voor de schipperij, allengskens tot een "stad" te maken. Officieel verkreeg het dien titel eerst in 1672, het jaar waarvan de geschiedschrijver zegt dat "de regeering was radeloos, het volk redeloos en het land reddeloos". Moge het over het algemeen zóó geweest zijn, in Blokzijl betoonde men zich verre van "redeloos en reddeloos", toen er kans was om van de overheersching der Munsterschen onder commandant Twikkelo bevrijd te raken.
Zeer in 't geheim hield men voeling met verschillende Friesche plaatsen en toen dit ten slotte leidde tot een poging om de stad te ontzetten, weerden de BlokzijIers zich dapper, en verdreven den overweldiger; Twikkelo vond in het gevecht den dood en werd in het portaal der Herv. kerk begraven. Van Blokzijl begon toen de victorie! Zij was de eerste vesting die het vreemde juk afwierp. Jammer dat na dien tijd het plaatsje begon te kwijnen! De vrachtschipperij verminderde en al hielden vele kooplieden in matten en tapijten nog lang vol - tot in de vorige eeuw toe - met hunne scheepkens de wateren af te zakken en tot zelfs in Holland hunne waren aan den man te brengen, toch kon men het op den duur niet bolwerken tegen de concurrentie in de grootere plaatsen die van gemakkelijke en snelle vervoermiddelen konden profiteeren om hunne magazijnen en winkels met allerlei waar te vullen. Moge de weldra te verwachten stoomtram aan Blokzijl's welvaart ten goede komen!
Wanneer we de plaats doorwandelen, treffen ons, bijzonder op de Bierkade en in de Kerkstraat, de gevels der flinke en meestal van rooden baksteen opgetrokken huizen, goeddeels dateerende van het 2e en 3e vierde deel der zeventiende eeuw. De Hervormde kerk dateert van het jaar 1609, als blijkt uit een opschrift boven den ingang:
"Als men schreef duysent ses hondert neehen recht:
Is aan dees kerck en thorn d'eerste steen gheleght."
Uit een dergelijk opschrift leert men dat de toren in 1630 is gebouwd. De kerk heeft den vorm van een kruis, is gedekt door een houten kap met een gewelf van kraaldeel en in 1902 vernieuwd door de "ijverige bemoeiingen van Ds. M. G. Blauw". De preekstoel, van eikenhout vervaardigd, dateert van 1663 en is met keurig snijwerk in barokstijl versierd. Een houten oorlogscheepje, in de kerk opgehangen, herinnert de kerkgangers aan zijn voorganger, dat van zilver was vervaardigd, maar in 1672 door de Munsterschen werd geroofd.
En nu, veel genoegen bij een bezoek aan Blokzijl! Wij zijn aan het einde van onze tournée gekomen en zoeken onze huisgoden weer op. Die er langer vertoeven wil, al ware het slechts om van het echte HolIandsche vischvermaak te genieten, kan uitstekend logies met pension bekomen in het "Hotel Weide" van H. P. Fleur.
Wij vertrouwen dat geen enkele bezoeker, al zag hij ook de grootste plaatsen van ons land en misschien van naburige rijken, zich beklagen zal dat hij ook eens een kijkje genomen heeft in een echt Oud-Hollandsche omgeving.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten